Methoden en technieken van onderzoek - Onderzoeksvaardigheden
Inhoud
Hoofdstuk 1: De betekenis van onderzoek .............................................................................................................. 2
Hoofdstuk 2: Het formuleren van een onderzoeksdoelstelling en een vraagstelling ............................................... 4
Hoofdstuk 3: Een literatuurstudie ............................................................................................................................ 7
Hoofdstuk 4: Een onderzoeksontwerp bepalen: uitgangspunten van je onderzoek gekoppeld aan de methoden
en technieken .......................................................................................................................................................... 9
Hoofdstuk 5: Toegang tot respondenten, data en onderzoeksethiek .................................................................... 12
Hoofdstuk 6: Secundaire data gebruiken .............................................................................................................. 13
Hoofdstuk 7: Steekproeven trekken ...................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 8: Primaire kwantitatieve data verzamelen........................................................................................... 16
Hoofdstuk 9: Primaire kwalitatieve data verzamelen ............................................................................................. 19
Hoofdstuk 10: Kwantitatieve data analyseren ....................................................................................................... 22
Hoofdstuk 11: Kwalitatieve data analyseren ......................................................................................................... 25
Hoofdstuk 12: Je verslag schrijven en presenteren............................................................................................... 27
,Hoofdstuk 1: De betekenis van onderzoek
1.1 Inleiding
Methode: Een systematische en doelgerichte werkwijze (van een onderzoeker) om gegevens te verza-
melen, te analyseren en te interpreteren.
Binnen een methode kunnen één of meer technieken gebruikt worden.
Techniek: Een activiteit (van een onderzoeker) om gegevens te verzamelen, bijvoorbeeld een enquête,
interview, observatie, test of simulatie.
1.2 Wat is onderzoek
Onderzoek: Een doelbewust en methodisch zoeken naar nieuwe kennis in de vorm van antwoorden op
vooraf gestelde vragen volgens een vooraf opgesteld plan.
Onderzoek heeft drie kenmerken:
1. Er is een duidelijk doel: er moet iets worden uitgezocht.
2. Gegevens worden systematisch verzameld.
3. Gegevens worden systematisch geïnterpreteerd.
1.3 Het doel van onderzoek in organisaties
Alle onderzoeksprojecten in organisaties, afhankelijk van het doel en context, opgedeeld worden in
twee typen onderzoek: Fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek.
Fundamenteel onderzoek: Onderzoek dat uitsluitend wordt uitgevoerd om processen en uitkomsten
daarvan te begrijpen met een wetenschappelijk doel. Het is er niet op gericht om een probleem in de
praktijk of in een organisatie op te lossen. Dit onderzoek vindt vooral plaats op universiteiten met als
belangrijkste consument de wetenschappelijke gemeenschap.
Toegepast onderzoek: Onderzoek dat uitgevoerd wordt naar aanleiding van een specifiek probleem in
de praktijk, dat resulteert in de oplossing van het probleem of nieuwe kennis beperkt tot het probleem.
Fundamenteel onderzoek Toegepast onderzoek
Doel Doel
Kennis van processen in het bedrijfsleven en het ma- Een bepaald probleem in het bedrijfsleven of het ma-
nagement vergroten. nagement beter begrijpen.
Resulteert in universele principes, die te maken heb- Resulteert in de oplossing van het probleem of
ben met het proces en met de betrekking daarvan tot nieuwe kennis beperkt tot het probleem.
de uitkomst.
Resultaten die belangrijk en waardevol zijn voor de Resultaten van praktisch belang voor managers in or-
maatschappij in het algemeen ganisaties.
Context Context
Uitgevoerd door mensen op universiteiten. Uitgevoerd door mensen in verschillende situaties,
waaronder bedrijven en universiteiten.
Keuze van onderwerp en doel bepaald door de on- Onderhandelen met de initiator over doeleinden.
derzoeker.
Flexibel tijdsschema. Strak tijdsschema.
1.4 Het onderzoeksproces
Het onderzoeksproces:
1. Oriëntatie op het probleem en context: Leidt tot een beschrijving van de aanleiding van het
onderzoek.
2. Formuleren onderzoeksdoelstelling en vraagstelling: Leidt tot een beschrijving van wat de on-
derzoeker wil bereiken.
3. Kritische literatuurstudie: Leidt tot een beschrijving van reeds bestaande inzichten.
4. Methodologische verantwoording: Leidt tot een beschrijving van keuzes en aanpak van het
onderzoek.
5. Dataverzameling: Verzamelen van primaire en secundaire gegevens.
6. Data-analyse: Verwerven van (nieuwe) inzichten uit de verkregen data.
7. Rapportage en presentatie: Presenteren van conclusies en aanbevelingen.
1.5 Kwaliteit in onderzoek
De eisen van goed onderzoek:
- Controleerbaarheid: De mate waarin beoordeeld kan worden wat er tijdens een onderzoek is
gedaan, hoe iets is uitgevoerd en welke gegevens dat heeft opgeleverd.
2
,- Betrouwbaarheid en validiteit
- Objectiviteit: Het vermijden van (bewuste) vooroordelen en subjectieve selectie tijdens het uit-
voeren en beschrijven van onderzoek.
- Ethisch verantwoord: Onderzoek waarbij de onderzoeker in alle fasen van het onderzoek waar-
borgt dat de mensen die betrokken zijn bij het onderzoek of deelnemen aan het onderzoek
en/of waarop resultaten van toepassing zijn, op een correcte manier behandeld worden. Hun
belangen worden in acht genomen voor, tijdens en na het uitvoeren van het onderzoek.
3
, Hoofdstuk 2: Het formuleren van een onderzoeksdoelstelling en een vraag-
stelling
2.2 Kenmerken van een goed onderzoeksonderwerp
Kenmerken van een goed onderzoeksonderwerp:
- Haalbaarheid: De mate waarin je over de vereiste vaardigheden beschikt voor het onderzoeken
van je onderwerp. Het hangt af van de tijd en de financiële middelen die je tot je beschikking
hebt. Zekerheid van toegang tot gegevens die je nodig hebt voor je onderzoek.
- Relevante bijdrage leveren aan beslissingsprocessen en dus de moeite waard zijn.
- Duidelijk definiëren van vragen en doelstellingen. Dit heeft als doel te bepalen op welke wijze
en in welke maat je onderzoek een bijdrage kan leveren.
2.3 Het ontwerpen van een onderzoeksvoorstel
Onderzoeksvoorstel: Een document waarin je beschrijft wat de aanleiding, het doel en het onderwerp
van het onderzoek zijn. Daarnaast staat in het onderzoeksvoorstel hoe het onderzoek uitgevoerd wordt,
welke middelen nodig zijn voor de uitvoering van het onderzoek en de tijdsplanning.
Het opstellen van een onderzoeksvoorstel kent grofweg drie fasen:
1. Het oriënteren op het probleem en de context.
2. Het formuleren van de opdracht, de onderzoeksdoelstelling en de vraagstelling.
3. Het schrijven van het onderzoeksvoorstel.
2.3.1 Oriëntatie op het probleem en op de context
Om bekend te raken met de opdrachtgever is het aan te bevelen informatie te verzamelen over o.a.:
- De producten/diensten die de organisatie levert.
- De markten en marktsegmenten die de organisatie bewerkt; bijvoorbeeld business-to-business
of business-to-consumer.
- De organisatiestructuur, bijvoorbeeld een organogram. Het kan zijn dat de opdracht uitgevoerd
wordt voor een bepaalde divisie of afdeling.
- Doelstellingen, missie, visie en andere uitingen van ambities en interesses, bijvoorbeeld maat-
schappelijk verantwoord ondernemen.
- Kengetallen als grootte van de organisatie, marktaandeel, maar ook financiële kengetallen.
Hoe beter het beeld is van de organisatie, hoe beter de opdracht af te stemmen zal zijn op de opdracht-
gever zelf.
Probleem: Een onwenselijke of onzekere situatie. Onwenselijk wanneer de feitelijke situatie niet over-
eenkomt met de gewenste situatie, onzeker wanneer een manager door een cruciale situatie gedwon-
gen is een bepaalde keuze te maken en over onvoldoende informatie beschikt om dit te doen.
Organisatiedoelstelling: Het is de verantwoordelijkheid van de organisatie of de opdrachtgever in per-
soon om deze doelstelling te behalen, maar niet de verantwoordelijkheid van de onderzoeker. De on-
derzoeker heeft alleen de taak om informatie of advies te geven.
2.3.2 Formuleren van de onderzoeksdoelstelling en vraagstelling
Wanneer de onderzoeker het probleem en de opdracht voor zichzelf helder heeft uiteengezet, dient de
onderzoeker dit te formuleren in een onderzoeksdoelstelling en in een of meerdere vragen.
De centrale vraag bakent het onderzoek af. Daarnaast is de centrale vraag altijd een open vraag, die
ondubbelzinnig, nauwkeurig en bondig is geformuleerd en die begint met een vragend voornaamwoord
zoals ‘wat’, ‘hoe’, ‘wanneer’, ‘waardoor’, ‘welke’ of ‘hoeveel’.
Onderzoeksdoelstelling: Exacte weergave van wat de onderzoeker binnen een gegeven tijdsbestek
gaat opleveren (duidelijke en specifieke uitspraken die aangeven wat de onderzoeker wil bereiken met
het uitvoeren van het onderzoek). Deze dient ook geheel te passen bij de centrale vraag. Het is aan te
bevelen deze in SMART te formuleren.
Onderzoeksvraag: Een van de kernvragen waarop het onderzoeksproces zich zal richten. Er zijn 3
soorten vragen: Beschrijvend, verkennend en verklarend.
Beschrijvend onderzoek: Onderzoek waarvan het doel is om een nauwkeurig verslag te geven van
personen, gebeurtenissen of situaties. Bv: Hoeveel hbo-studenten hebben een bijbaan?
Verkennend onderzoek: Onderzoek waarbij ernaar gestreefd wordt om nieuwe inzichten in verschijn-
selen te verkrijgen, vragen te stellen en de verschijnselen in een nieuw licht te beoordelen. Verken-
nende vragen worden niet gesteld om tot definitieve antwoorden te komen. Omdat verkennend onder-
zoek zich niet richt op precieze metingen, maar juist op zoek gaat naar welke factoren een rol spelen
in een situatie, zijn de data die verkennend onderzoek oplevert vaak kwalitatief van aard.
De 3 belangrijkste manieren waarop je verkennend onderzoek kunt uitvoeren zijn:
1. Het doen van een literatuuronderzoek, of uitgebreider deskresearch.
2. Het praten met experts op het desbetreffende gebied.
4