Samenvatting Theoretische Criminologie
Probleem 1 – biocriminologie
Leerdoelen:
1. Wat is de biocriminologie? (Dit mag lekker kort)
2. Welke verschillende perspectieven/paradigma's uit de biologie en psychologie worden er in de
criminologie gebruikt om criminaliteit te verklaren?
3. Hoe heeft de biocriminologie zich ontwikkeld?
4. Welke implicaties en/of gevolgen heeft dit voor de rechtspraak?
Leerdoel 1: Wat is biocriminologie?
Lanier, M.M., Henry, S. & Anastasia, D.J.M. (2014)
Biocriminologie is een stroming binnen de criminologie die kijkt naar biologische en genetische factoren en hun
relatie tot crimineel gedrag → belangstelling voor de mogelijke rol die genetische aanleg en andere biologische
factoren kunnen spelen in de criminaliteit. Het speelt zich af op microniveau (op individu gericht)
Het uitgangspunt van de biologische criminologie is dat bepaalde mensen geboren worden om crimineel te zijn
door het erven van een genetische of fysiologische aanleg (fysiologie=studie van de functies en processen van
levende organismen en hun onderdelen) voor criminaliteit.
- Biologisch positivisme: de biologische variant van de voorbestemde crimineel.
- Universeel, lichaam rol, determinisme (Determinisme is het idee dat alle gebeurtenissen, inclusief
menselijk gedrag, vooraf bepaald zijn door oorzaken buiten de vrije wil)
- Omgevingsomstandigheden worden niet genegeerd, maar gezien als potentiële triggers van
de biologische kracht.
- Aangezien gedrag wordt gezien als een vooraf geschreven, vaak geërfde code (DNA), ligt criminaliteit
buiten individuele controle. Daarom is de biologische criminologie overweldigend positivistisch van
aard.
- Kritiek: te reductionistisch (betekent dat iets te veel wordt vereenvoudigd door het terug te brengen
tot één oorzaak of factor, terwijl het eigenlijk complexer is gaat uit van maar één waarheid);
negeren invloed van sociale context en hier kan misbruik van gemaakt worden (WOII).
Leerdoel 2: Welke verschillende perspectieven/paradigma's uit de biologie en
de psychologie worden er in de criminologie gebruikt om criminaliteit te
verklaren?
Newburn, T. (2017). Criminology
paradigma = Een set van overtuigingen, waarden en technieken die een bepaald denkkader of model vormen
binnen een wetenschap of discipline (gebied van studie of kennis))
Klassieke school
1
,De Klassieke school (heet ook classicisme) gaat ervan uit dat de crimineel een vrije wil (niet gedreven door
bijvoorbeeld biologische factoren) heeft en met zijn gezonde verstand rationeel een keuze maakt om
criminaliteit te plegen → kosten-baten afweging.
Criminaliteit is hier een uitkomst van rationele keuzes (rationele keuze theorie); de beloning (baten) van
criminaliteit is groter dan de straf (kosten). Routine activiteiten theorie (Felson) zegt dat structurele
veranderingen in de routine criminaliteit beïnvloeden. Het bestaat uit drie delen, namelijk gemotiveerde dader,
geschikt doelwit en de afwezigheid van bewaking.
De rationele keuzetheorie is een theorie die stelt dat mensen keuzes maken door rationeel de voor- en nadelen af te
wegen, met als doel hun eigen voordelen te maximaliseren. Het gaat er vanuit dat individuen bij elke beslissing streven naar
het beste resultaat voor zichzelf. Deze theorie werd ontwikkeld in 1960 door de Amerikaanse econoom Gary Becker (1930-
2014) (maar Britse criminologen Clarke & Cornish hebben in jaren 1980 op criminologie toegepast, ze zeggen dat er
meerdere keuzes vooraf een delict moeten zijn gemaakt die beïnvloed zijn door sociale en psychologische factoren)
De routine-activiteitentheorie stelt dat criminaliteit ontstaat als een gemotiveerde dader, een geschikt doelwit en een
gebrek aan toezicht samenkomen. Het werd ontwikkeld door Amerikaanse sociologen en criminologen Lawrence Cohen
(1936-heden) en Marcus Felson (1943-heden) in 1979.
Mensen zijn verantwoordelijk voor hun eigen gedrag. Dit past bij de denkbeelden van Italiaanse filosoof en
politicus Cesare Beccaria (1738-1794) (pleitte voor eerlijke straffen en proportionele rechtspraak) en Engelse
filosoof en jurist Jeremy Bentham (1748-1632) (ontwikkelde het utilitarisme (ethische theorie die stelt dat de
beste actie degene is die het meeste geluk of welzijn voor de meeste mensen oplevert; hoort Beccaria ook bij) en
de hedonistische calculus (hedonisme= theorie, levenshouding die genot ziet als het hoogste levensdoel en
calculus=rekenmethode; dus methode om de morele waarde van een actie te beoordelen op basis van de
hoeveelheid plezier en pijn die het met zich meebrengt)). Deze school is ontstaan in de tijd van de Verlichting
(verlichting=een intellectuele beweging in de 17e en 18e eeuw (ong 1685-1815) die rationaliteit en wetenschap
boven religie en traditie stelde) als reactie op de onvoorspelbaarheid van straffen in de 16 e en 17e eeuw. Er
kwam meer zekerheid en proportionele straffen voor de dader. De klassieke school kijkt naar de daad, en niet
de dader.
Het classicisme heeft nog steeds invloed vandaag de dag. Het idee dat de straf die past bij de aard (de
eigenschappen ervan) van het misdrijf is nog steeds herkenbaar en er is nog steeds een toename in de
gevangenissen (classicisme heeft geleid tot een systeem waarin gevangenisstraffen als een effectieve en
proportionele reactie op criminaliteit worden gezien, wat bijdraagt aan de toename van gevangenissen en de
gevangenen erin)
Kritiek classicisme
- Het is te simpel om te denken dat iedereen een vrije wil heeft en rationele keuzes maakt.
- Heeft een te rationele visie op de menselijke natuur, met als argument dat mensen zich alleen
gedragen op een puur eigenbelangrijke en ‘vrije’ manier. Als ze kunnen zien dat ze gestraft worden,
zullen ze afgeschrikt worden; als ze denken dat ze weg kunnen komen met de misdaad, dan zullen ze
dat doen. Dit te simpel en gaat voorbij aan de complexiteit van het menselijk gedrag.
- Beschouwt criminaliteit als het resultaat van een vrije keuze, maar we kunnen ons afvragen of we
allemaal even ‘vrij’ zijn om deze keuzes te maken, en of we allemaal voor dezelfde keuzes staan.
- Daarnaast besteedt het geen aandacht aan kinderen of geestelijke ziektes (zij hebben geen vrije wil).
- Er wordt geen rekening gehouden met het onvermogen om rationeel te handelen. Het classicisme
beschouwt alle mensen als een rationeel wezen, maar er wordt weinig rekening gehouden met de
problemen van bijv. geestesziekten, leermoeilijkheden en andere vormen van beperkingen, of negeren
simpelweg kwesties van volwassenheid, wat inhoudt dat kinderen op dezelfde manier moeten worden
behandeld als volwassenen.
o Neoclassicisme = Mensen als rationeel behandelen, maar wél rekening houden met zaken als
leeftijd en mentale toestand.
- Ook negeert de Klassieke school de sociale ongelijkheid hoe kan het dat vooral arme mensen
misdaden plegen als iedereen een vrije wil heeft en rationeel is. Er wordt aangenomen dat de
samenleving op een eerlijke en rechtvaardige manier werkt. Volgens de klassieke school zijn armen
2
, alsnog verantwoordelijk → ze focussen dus niet op sociale factoren. Als iedereen even rationeel is, is
het niet logisch dat sommigen meer misdaden plegen.
- Machtsprobleem als individuen volledig rationeel en naar vrije wil handelen, waarom zijn het
dan voornamelijk armen die het overgrote deel van het strafrechtsysteem representeren? Is
rationaliteit gerelateerd aan rijkdom en macht? Het classicisme heeft een gebrek aan fundamentele
aspecten, zoals het niet rekening houden met verschillende soorten sociale ongelijkheden.
Reimand: ‘De rijken worden rijker, en de armen krijgen de gevangenis’.
- Gaat ervan uit dat individuen leven in samenlevingen die op eerlijke en rechtvaardige manieren zijn
georganiseerd. Maar kunnen we ‘gerechtigheid’ hebben in een ‘onrechtvaardige samenleving’?
Positivistische school
De Positivistische school (ook positivisme of determinisme genoemd) stelt dat gedrag is gebaseerd op
deterministische factoren (betekent dat gebeurtenissen of uitkomsten volledig worden bepaald door
voorafgaande oorzaken/omstandigheden, zonder ruimte voor toeval of vrije wil), zoals biologische of
psychologische kenmerken. De oorzaken van criminaliteit liggen in de persoonlijke factoren. Het positivisime
ging ervan uit dat er andere factoren waren die kenmerkend zijn voor de crimineel, waardoor je een crimineel
en niet-crimineel kunt onderscheiden van elkaar. Deze factoren behoren tot het individu zelf of vormen een
deel van zijn omgeving psychologische en biologische factoren. Deze stroming is geïnspireerd op de
evolutietheorie (1859) van Charles Robert Darwin (1809-1882) (Britse natuuronderzoeker en bioloog) (Het
Darwinistisch perspectief/evolutietheorie kijkt naar gedrag en eigenschappen als het resultaat van evolutionaire processen
en natuurlijke selectie (proces waarbij de beste aangepaste individuen in een populatie meer kans hebben om te overleven
en zich voort te planten, waardoor hun gunstige eigenschappen doorgegeven worden aan de volgende generatie). In dit
geval betekent het dat criminaliteit wordt gezien als een overblijfsel van evolutionaire achterstand (atavisme)). Het gaat
hierbij vooral om een scientific approach tegenover een misdadiger er worden wetenschappelijke methoden
gebruikt, data wordt verzameld d.m.v. observaties, er is een hypothetico deductive reasoning het testen van
een hypothese door voorspellingen te maken en te kijken of ze kloppen met de resultaten. (deductie=Logisch
redeneren waarbij je vertrekt van algemene principes (hier dus hypothese) om specifieke conclusies te trekken).
Criminaliteit werd lang geassocieerd met abnormaliteit en defectiveness (defectiviteit: gebrekkig, onvolledig of
beschadigd zijn). Er was een assumptie dat personen die biologisch inferieur waren een grotere kans hadden
om in deviante activiteiten terecht te komen
De mens heeft geen vrije wil en kan daarom niet verantwoordelijk zijn, omdat zijn handelen wordt veroorzaakt
door interne en externe factoren.
Aantal aannames dat centraal staat bij de positivistische theorie:
- Natuurwetten (fundamentele principes die de werking van de natuur beschrijven en die consistent zijn
in het universum, zoals de wetten van de zwaartekracht) moeten en kunnen ook toegepast worden op
de sociale wereld.
- De fundering van onze kennis over de wereld (epistemologie: tak van de filosofie die de aard,
oorsprong en grenzen van kennis bestudeert) komt van data die we verzamelen door middel van
observatie (positivisme).
- Feiten moeten worden onderscheiden van waarden.
- De kernmethode is het verzamelen van data, de ontwikkeling van hypotheses en het testen van deze
hypotheses op falsificatie (=testen van hypotheses om te bepalen of ze onjuist zijn) (deductie)
- De combinatie van natuurkundige methoden en deductieve redenatie heeft geleid tot een voorkeur
voor kwantitatief onderzoek boven kwalitatief onderzoek.
- Onderscheid tussen biologisch positivisme en psychologisch positivisme.
- Fysionomie (De studie van iemands gezichtskenmerken/gelaatstrekken (de lijnen in het gezicht die een
bepaalde uitdrukking geven) om persoonlijkheid of karakter af te leiden)): focust op kenmerken van het
gezicht.
- Frenologie (De studie van de vorm en structuur van de schedel, met de veronderstelling dat dit inzicht
kan geven in iemands karakter en mentale capaciteiten): vorm van de schedel → de grootte van de
schedel bepaalt de grootte van het brein.
Kritiek positivisme
Amerikaanse socioloog en criminoloog David Matza (1930-2018) stelt in 1964 dat het positivisme 3
problematische veronderstellingen (benaderingsmethoden) hanteert:
3
, 1. Determinisme dingen staan buiten het individu. Mensen worden gedreven tot het plegen van
criminaliteit (biologisch, psychologisch of sociaal)
Kritiek (Matza): Er wordt alleen gefocust op behandeling en verantwoordelijkheid wordt
genegeerd
2. Differentiatie (verscheidenheid/onderscheid maken) daders kunnen onderscheiden worden van
niet-daders
Kritiek (Matza): Men gaat ervan uit dat criminelen bepaalde kenmerken hebben, wat fout is
omdat dit een te simplistische benadering is die de complexiteit van crimineel gedrag negeert.
3. Pathologie (studie van ziekten en afwijkingen, inclusief hun oorzaken en effecten op het lichaam)
verschillen tussen wel of niet crimineel liggen in het resultaat van iets dat fout is gegaan in het
vroegere leven of omstandigheden
Kritiek (Matza): er heerst hierdoor een aanname dat er iets mis moet zijn gegaan in het leven
Meer kritiek positivisme
- Gaat er van uit dat mensen gedreven worden tot misdaad door krachten die grotendeels buiten hun macht
liggen. Het ontkent de vrije keuze van de mens soms vergeten we dat mensen wel verantwoordelijkheid
hebben. Een oplossing zou kunnen zijn om misdaad te beschouwen als het resultaat van een combinatie
van een keuze en determinisme.
- Daarnaast wordt er wordt te veel onderscheid gemaakt tussen criminelen en niet criminelen.
- Tot slot sluit het positivisme niet goed aan op het strafrecht. Het strafrecht sluit niet goed aan op het
positivisme omdat het positivisme zich richt op de oorzaken en omstandigheden van crimineel gedrag,
terwijl het strafrecht vaak de nadruk legt op individuele verantwoordelijkheid en schuld (classicisme), wat
leidt tot een focus op straf in plaats van rehabilitatie of preventie.
Klassieke school Positivistische school
Object van de studie -De daad -De dader
Aard van de dader -Vrije wil -Determinisme bepaald
-Rationeel, berekend -Gedreven door biologische, psychologische of andere
-Moreel verantwoordelijk factoren
-Normaal -Niet moreel verantwoordelijk
-Pathologisch
Reactie op de -Straffen -Behandeling
criminaliteit -Proportioneel dus in verhouding met de daad -Onbepaald, afhankelijk van individuele omstandigheden
Personen - Italiaanse filosoof en politicus Cesare Beccaria (1738- - Italiaanse criminoloog, arts en psychiater Cesare
1794): proportioneel straffen, legaliteitsbeginsel (straf Lombroso (1835-1909): atavistische kenmerken dader,
moet voorgeschreven zijn door de wet), preventie afwijkende schedel, grote neus, type crimineel
- Engelse filosoof en jurist Jeremy Bentham (1748- - Italiaanse criminoloog en socioloog Enrico Ferri (1856-
1632): straf moet nuttig zijn (utilitarisme) en alleen in 1929): criminaliteit als resultaat van een combinatie van
hoeverre het nodig is biologische, psychologische en sociale invloeden.
-Amerikaanse psycholoog en criminoloog William Sheldon
(1898-1977): somatotypologie (Koppelen van
lichaamstypes aan persoonlijkheid en criminaliteit)
-Italiaanse criminoloog Raffaele Garofalo (1851-1934):
Introduceerde "natuurlijke criminaliteit" (misdaden zijn in
strijd met de menselijke natuur) en pleitte voor straffen
gebaseerd op de morele toestand van de dader.
Kritiek - Niet iedereen heeft een vrije wil en maakt vrije - Vrije wil en keuze wordt ontkend
keuzes ((geesten)ziekte, kinderen, omstandigheden) - Te veel onderscheid tussen criminelen en niet-criminelen
- Sociale ongelijkheid wordt genegeerd - Past niet goed bij strafrecht
- Wie bepaalt wat rationeel is? - Verantwoordelijkheid wordt genegeerd
machtsverhoudingen - Aanname dat er iets mis moet zijn in leven van crimineel
Leerdoel 3: Hoe heeft de biocriminologie zich ontwikkeld?
Lanier, M.M., Henry, S. & Anastasia, D.J.M. (2014)
Ontwikkeling classicisme
4