Handboek psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en
adolescenten (Begeer et al. 2024)
Diagnostiek van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen
Universiteit Utrecht
2024-2025
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 De plaats van psychodiagnostiek in het hulpverleningsproces .........................................2
Hoofdstuk 2 Theoretische aspecten van de psychodiagnostiek ...........................................................6
Hoofdstuk 3 Praktische aspecten van psychodiagnostiek ...................................................................9
Hoofdstuk 4 Het psychodiagnostisch interview met ouders, kinderen en adolescenten ...................... 11
Hoofdstuk 5 Systematische gedragsobservatie als onderdeel van psychodiagnostiek ........................ 14
Hoofdstuk 6 Achtergronden en gebruik van vragenlijsten voor emotionele en gedragsproblemen ........ 18
Hoofdstuk 7 Individueel testen bij kinderen ..................................................................................... 25
Hoofdstuk 9 Onderzoek naar leervorderingen .................................................................................. 34
Hoofdstuk 10 Intelligentieonderzoek ............................................................................................... 44
Hoofdstuk 11 Dynamisch testen van leervorderingen, ontwikkeling en intelligentie ............................ 57
Hoofdstuk 12 Diagnostiek vanuit een ontwikkelingsneuropsychologische benadering ........................ 60
Hoofdstuk 13 Taaldiagnostiek ......................................................................................................... 69
Hoofdstuk 14 Diagnostiek van het motorisch functioneren ............................................................... 77
Hoofdstuk 15 Diagnostiek van sociaal-emotionele ontwikkeling ....................................................... 82
Hoofdstuk 16 Diagnostiek van het kind binnen het gezin ................................................................... 96
Samenvatting Begeer et al. (2024) Handboek psychodiagnostiek 1
,Hoofdstuk 1 De plaats van psychodiagnostiek in het hulpverleningsproces
Psychodiagnostiek = alle onderzoek dat wordt verricht naar het bio-psychosociaal
functioneren van een persoon, om klachten te beschrijven, te begrijpen en te verklaren.
Diagnosis betekent in het Grieks onderscheiden (normaal en niet-normaal). Doel
diagnostiek: een situatie door-en-door te leren kennen, om zo een verantwoorde
beslissing te nemen over de volgende stap binnen het hulpverleningsproces. Situatie in
beeld gebracht, mogelijke verklaringen getoetst en keuze behandelingsmogelijkheden.
Diagnostische beschrijvingen moeten betrouwbaar (onafhankelijk van de onderzoeker of
specifieke moment van onderzoek) en valide (meten wat beogen te meten) zijn. Het
diagnostisch proces verloopt volgens de stappen van de empirische cyclus (=
hypothese-toetsend model) wat bijdraagt aan controleerbaarheid en herhaalbaarheid:
1. Observatie: het verzamelen van gegevens. Gesprekken, vragenlijsten,
observaties, kind psychiatrisch onderzoek etc.
2. Inductie: het formuleren van hypothesen op basis van waarnemingen. Wat zou er
mogelijk aan de hand kunnen zijn o.b.v. van observatie (stap 1).
3. a. deductie: het afleiden van toetsbare voorspellingen uit de hypothesen.
Voorspellingen wat er uit de toetsing komt als de hypothese waar is.
b. operationalisatie: de deductie wordt voortgezet door bij iedere voorspelling
adequate onderzoeksmiddelen te kiezen om deze voorspelling te doen. De
deductie wordt voortgezet door bij iedere voorspelling een passende
operationalisatie te doen.
4. Toetsing. Het onderzoeksplan wordt uitgevoerd, waardoor nieuwe gegevens
verzameld worden (ervaringsgegevens/empirische gegevens). Hypothesen worden
getoetst met instrumenten.
5. Evaluatie. De uitkomsten van het onderzoek worden teruggekoppeld naar de
hypothesen: welke kunnen geaccepteerd worden en welke moeten verworpen
worden? Nieuwe hypothesen die in het vervolg getoetst kunnen worden (=
cyclisch karakter, volgende ronde van toetsing mogelijk).
Empirische cyclus: diagnostiek nadruk op voorspellen en toetsen.
Regulatieve cyclus: hulpverleningsproces heeft als doel bijdragen aan gewenste
verandering in het leven van het kind. Iedere fase eigen diagnostische vragen en type
onderzoek om hypotheses te toetsen om beslissingen te onderbouwen.
1. Probleemherkenning. Onderzoek in deze fase is breed en verkennend: oriënterend
onderzoek. Op welke gebieden zijn er vragen en problemen en op welke gebieden
zijn er juist beschermende factoren en hulpbronnen? Korte, eenvoudig af te
nemen tests, vragenlijsten en observatietesten met relatief grote
onzekerheidsmarge. Conclusies hebben voorlopig karakter en bevatten een
kansuitspraak. Hypothesen vaststellen. Start opbouw therapeutische alliantie.
2. Probleemdefiniëring. Verdiepend psychodiagnostisch onderzoek, hypothese
toetsend. Onzekerheidsmarges moeten zo klein mogelijk worden gemaakt. Maken
van onderbouwde casusconceptualisatie.
3. Interventiekeuze. Op basis van casusconceptualisatie wordt in overleg met
betrokkenen keuze gemaakt uit interventies. Overwegingen maken. Resultaat:
haalbaar interventieplan met prioritering van doelen, middelen en keuze van
setting en intensiteit.
4. Planning. Afspraken maken. Criteria vaststellen om voortgang bij te houden.
5. Uitvoering. Uitvoeren interventieplan. Treatment integrity of implementation
fidelity bewaken door geprotocolleerde interventies zoveel als mogelijk uit te
voeren volgens dat protocol. Het meten van effecten tijdens de hulpverlening met
standaardinstrumenten wordt routine outcome monitoring genoemd.
Procesdiagnostiek: er kunnen veranderingen plaatsvinden tijdens uitvoering. Het
is in feite een soort periodieke tussentijdse evaluatie. Uitkomst: voldoende
resultaat of stoppen wegens onuitvoerbaarheid.
6. Eindevaluatie. Onderzoek naar bereikte effect, tevredenheid, teamreflectie.
Samenvatting Begeer et al. (2024) Handboek psychodiagnostiek 2
, Fase Hoofdvraag Type onderzoek Te nemen Algemene
beslissingen werkzame
aspecten
1 Probleem- Wat is er aan de - Screening van de - Hulpvraag, motivatie - Aansluiting op
herkenning hand? problemen en betekenis motivatie
- Screening van de - Rechten en plichten hulpvrager
context (biopsycho- hulpvrager en anderen - Goede relatie
sociaal; probleem-- Hypothesen over de hulpvrager-
elementen en aard hulpverlener
protectieve - Eerste taxatie van de
factoren) ernst
- Screening van de - Eerste taxatie van de
voorgeschiedenis veiligheid
- Is verder onderzoek
nodig?
- Wie gaat ermee
verder?
2 Probleem- Wat is de - Gericht onderzoek - Wat verklaart de - Gedeelde visie
definiëring verklaring? om hypothesen te problemen? op het
toetsen - Wat staat centraal? probleem en de
- Wat is veranderbaar? doelen
- Nadere taxatie van de - Focus op
ernst zelfregulatie als
- Nadere taxatie doel
veiligheid
- Keuze algemene
interventiedoelen
3 Interventie Welke - Literatuuronderzoek - Welke interventie is - Interventie in
keuze oplossingen zijn - Consultatie hier (blijvend) proportie met
er; welke kan - Dialoog met effectief, sluit aan bij ernst
hier werken (is hulpvrager de hulpvrager en is - Ingreep
haalbaar, haalbaar? uitvoerbaar in
betaalbaar en - Welke concrete omgeving
effectief), en doelen worden hulpvrager
waarom? nagestreefd? - Ingreep sluit
aan bij
motivatie
4 Planning Hoe gaan we het - Afstemming op - Afspraken over: wie, - Helder, concreet
doen? beginniveau van de wat, waar, wanneer, en
hulpvrager waarmee en hoe lang gestructureerd
- Afstemming op de - Ondersteuning - Afstemming op
organisatie van de hulpverlener de hulpvrager
hulpvrager - Coördinatie en - Accorderen
communicatie door de
- Vastleggen criteria hulpvrager
evaluatie
- Vastleggen van plan
5 Uitvoering Gaat alles - Monitoring van de - Worden afspraken - Uitvoering
volgens plan? uitvoering uitgevoerd? volgens plan
- Monitoring van de - Welke effecten en - Goede
(neven)effecten bijeffecten? werkrelatie
- Zijn er signalen van - Facilitering en
onveiligheid? ondersteuning
- Noodzakelijke van uitvoerders
bijstellingen
- Is er reden om te
evalueren?
6 Wat was het - Effectmeting - Effect in ogen - Concrete
Eindevaluatie effect? Wat - Reflectie hulpvrager en criteria
hebben we - Teamleren hulpverlener - Teamleren
geleerd? - Terugkoppeling naar
voorgaande fasen
- Stoppen, doorgaan of
verwijzen?
Handelingsgerichtheid: diagnostiek is liefst ‘zo kort als mogelijk, zo uitgebreid als nodig.’
Dat geldt ook voor behandeling.
Methodisch werken en kwaliteit: bij psychodiagnostisch onderzoek is het van belang om
je handelen te verantwoorden (accountability). Daarvoor moet je methodisch te werk
Samenvatting Begeer et al. (2024) Handboek psychodiagnostiek 3
, gaan: op een systematische wijze stappen en keuzes bij houden en blijven reflecteren op
juistheid van verklaringen en gepastheid van interventies.
Common factors-model: theorie over effectiviteit hulpverlening.
• Algemeen werkzame factoren. Wat bij iedere interventie, voor ieder probleem,
in iedere context (school, buurtwerk, jeugdhulp, ggz) in elke gradatie
(outreached, ambulant, daghulp, residentieel, pleegzorg) bijdraagt aan
effectiviteit.
• Contextspecifieke werkzame factoren. Wat in een specifieke context en in een
specifieke gradatie bijdraagt aan effectiviteit.
• Specifieke werkzame factoren. Wat bij een specifieke behandeling van
specifieke problemen bijdraagt aan de effectiviteit.
Methodisch werken brengt structuur in handelen en vergroot daarmee de kans op succes
van de zorg. Het is daarmee een algemeen werkzame factor. Een van de bekendste is de
kwaliteit van de werkrelatie.
De relatie tussen kind/gezin en hulpverlener wordt aangeduid met ‘werkrelatie’ of
‘therapeutische alliantie’. Deze relatie vraagt om overeenstemming over de doelen en
middelen, en vertrouwen in elkaars vermogen die te (helpen) bereiken. Grote invloed op
het succes van diagnostiek en behandeling.
Eigenschappen van een succesvolle hulpverlener:
- Vriendelijkheid
- Empathie
- Ondersteunende houding
- Flexibele werkwijze
Het opbouwen van een alliantie kost tijd en kent een aantal aandachtspunten:
- De relatie tussen hulpverlener en het kind/ouders is gepland, doelgericht en
tijdelijk. Vrij zakelijk. Ouders moeten kunnen rekenen op deskundigheid, maar
ook respect, empathie en betrokkenheid.
o Stellen deskundig oordeel en uitstellen van dit oordeel zijn belangrijk. Deze
onderzoekende distantie, zonder oordeel, zorgt voor juiste beslissingen.
o Balans tussen afstand-nabijheid: ‘maximale nabijheid met behoud van
distantie’
o Regelmatig om feedback vragen over samenwerking
- Voor ouders en kinderen belangrijk: betrouwbaar, voorspelbaar, betrokken,
respectvol en eerlijk door afspraken na te komen, acties voor te bespreken,
noodzakelijke stukken te lezen en open te zijn over wat met wie besproken wordt.
o Hulpverlener moet niet ouders lastigvallen met eigen emoties
o Compassion fatigue: hulpverlener die te weinig distantie houdt raakt zelf
emotioneel uitgeput. Eigen zuurstofmasker eerst.
Cultuur binnen de psychodiagnostiek
Cultuur is van invloed op de wijze waarop het kind en de ouders over hun zorgen
communiceren en over wat zij verwachten van de hulpverlener. Kennis van verschillende
culturen helpt voorkomen dat klachten, zorgen en de beleving daarvan verkeerd worden
geïnterpreteerd. Dimensies van cultuur die potentiële bronnen van verwarring zijn:
- Mate waarin machtsafstand gehanteerd wordt;
- Mate van collectivisme (loyaliteit van belang);
- Masculiniteit (rol van mannen en vrouwen op emotioneel gebied)
- Vermijden van onzekerheid (leidt tot (in)formele regels voor voorspelbaarheid)
- Gericht op lange termijn (zelfdiscipline belangrijk)
- Waardering plezier en genot (waar geld aan wordt uitgegeven)
- ‘Laagcontext’ vs. ‘hoogcontext’ culturen. In laagcontextcultuur doet de context
van de boodschap er weinig toe. Letterlijke betekenis is belangrijk, bijzaken
Samenvatting Begeer et al. (2024) Handboek psychodiagnostiek 4