Samenvatting Meer dan Onderwijs
Hoofdstuk 1
Lea Dasberg (1993): gaat ervan uit dat het onderwijs de taak heeft mensen te helpen bij
menswording, dat wil zeggen om zowel meeloper als dwarsligger te worden.
- Meelopen: kennismaken met nieuwe inzichten, vaardigheden leren, je in de samenleving
kunnen redden.
- Dwarsliggen: Kritisch leren kijken naar bestaande ontwikkelingen en inzichten.
Micha de Winter (2000): houd zich bezig met onderwijs en onderzoek op het gebied van jeugdbeleid,
jeugdzorg en maatschappelijke opvoedingsprocessen.
- Pedagogiek is individueel en sociaal gericht
Biesta: onderwijs gaat erom dat ze iets leren, en dat ze dit van niemand leren. Inhoud + doel + relatie
1.2 De pedagogische opdracht van de basisschool
Pedagogische opdracht: waartoe willen wij kinderen opvoeden? Kinderen begeleiden bij
menswording.
Grote discussie over de vraag: Hoever reikt de pedagogische opdracht van de school?
Splitste zich op in 3 aspecten:
- De taak van de school de leerlingen voor te bereiden op het leven in een democratische
samenleving
- De relatie tussen onderwijs en levensbeschouwing
- De manier waarop volwassenen en kinderen in de school met elkaar omgaan
Ouders zijn de natuurlijke opvoeders van een kind, die zijn eindverantwoordelijk.
Iedere docent heeft zijn of haar eigen persoonlijke opvattingen over onderwijs, lesgeven. Iedereen
maakt dan ook andere keuzes en vind verschillende waardes belangrijk.
1.3 Mensen op weg
Geworteldheid in het verleden, verbonden het met de collectieve historie, geven richting aan onze
toekomst.
Wezenskenmerken van het mens-zijn:
- Creator zijn Het vermogen hebben om zelf nieuwe dingen te bedenken
- Keuzevrijheid hebben Het maken van keuzes, doelen bepalen en daarvoor gaan
- Verantwoordelijkheid kunnen dragen
- Betekenissen geven aan de wereld door bijvoorbeeld taal
- Zin zoeken en zin geven dingen doen die als zinvol worden ervaren.
Deze wezenskenmerken vormen een belangrijk vertrekpunt en doel in onze gedachtegang
over opvoeding en onderwijs.
Opvoeding en onderwijs hebben als opdracht jonge mensen te helpen zelf richting te zoeken
en te vinden.
1.4 Mens- en maatschappijbeelden
Mensbeelden zijn opvattingen over de mens waarbij antwoord gegeven wordt op de vraag: wie of
wat is de mens? Een mensbeeld wordt geleefd.
Identiteit: eenheid van zijn.
Hoe je naar mensen kijkt, wordt uiteindelijk bepaald door de waarden en normen die je bewust of
onbewust belangrijk vindt.
,Vier mensbeelden die van invloed kunnen zijn op je handelen:
- Naturalistisch mensbeeld: eigenschappen die van nature aanwezig zijn. Op zoek gaan naar
voedsel, bescherming, onderdak, nakomelingen maken, het wil autonoom worden.
Pedagogisch pessimisme: ervan uitgaan dat jij als docent de leerlingen weinig kan leren.
- Cultuur-historisch mensbeeld: alles wat door de mens tot stand is gekomen (muziek, mode,
kunst). Cultuur is bij de geboorte al aanwezig, en beïnvloed op zijn beurt de mens.
Pedagogisch optimisme: verwachten dat je als docent via onderwijs kinderen kan helpen ze verder
te ontwikkelen.
- Religieus mensbeeld: de mens wordt vooral begrepen vanuit zijn schepsel-zijn, de mens kan
nooit alleen uit zichzelf worden verstaan.
- Antropocentrisch mensbeeld: eigen bestaan, omdat de mens bewust is van zijn bestaan, is hij
erg betrokken op zichzelf.
Dieptepsychologie: 1/10e van menselijke geest ligt boven water (bewuste) en 9/10 e deel ligt onder
water (onbewuste).
Sigmund Freud is de grondlegger van de psychoanalyse, waarin hij onderscheid maakte in
persoonlijkheid van de mens:
- Es: onderbewust mechanisme die op twee soorten energie werkt, namelijk seksuele energie
en woede. Lustprincipe.
- Ich: bewuste deel, dat leert de driften te beheersen door zich aan te passen aan de
verwachtingen van anderen.
- Uber-Ich: deel van de psyche dat ervoor zorgt dat de beheerste en aangepaste driften
onderdeel van het innerlijk worden, ook wel geweten genoemd.
Ontwikkeling van een kind gebeurt in een aantal fases:
- Orale fase: eerste 21 maanden. Kind-moeder relatie. Mond is meest gevoelig, daarom
stoppen ze alles in hun mond.
- Anale fase: 15 mnd. tot 3 jaar. Zindelijkheidstraining.
- Fallische fase: 3-5 jaar. Geslachtsdelen. Sekse-identiteit ontstaat
Oedipuscomplex (zoon wordt verliefd op moeder) en elektracomplex (dochter op vader)
- Latentiefase: 6-11 jaar. Culturele en sociale vaardigheden komen goed op gang.
- Genitale fase: 12-volwassen. Ontwikkeling van geslachtsdrift
Fehlleistungen: onbewuste vergissingen.
Ook Jung zegt dat er een bewuste en onbewuste is, alleen verdeeld hij het onbewuste nog eens
tussen persoonlijk en collectief onbewuste. Hij noemt het de analytische psychologie
Persoonlijk: individuele levensgeschiedenis, kan bewust worden door herinneringen op te halen
Collectief: beelden die de mens door de generaties heen heeft geërfd van voorouders.
Jung heeft persoonlijkheidstypen ontworpen met vier psychologische mentale functies: denken en
voelen (rationeel) en gewaarwording en Intuïtie (irrationeel).
- Het introverte/extraverte denktype
- Het introverte/extraverte gevoelstype
- Het introverte/extraverte gewaarwordingstype
- Het introverte/extraverte intuïtieve type
Er is steeds meer secularisatie: verwereldlijking: steeds minder mensen zijn godsdienstig en ontlenen
hun opvatting over zichzelf en de samenleving aan de godsdienst.
, 1.5 De mens in zijn wereld
Theoretische onderscheidingen om de relatie tussen mens en wereld te kunnen bespreken:
- De wereld in vier oriëntatie velden:
o De ander: je hebt medemensen nodig om optimaal te kunnen leren.
o De natuur: als mens ben je gebonden met de natuur als bron, maar ook als eigenschap van
het mens-zijn
o De cultuur: alles wat de mens vroeger en nu tot stand heeft gebracht.
o De bovennatuur: Levensbeschouwing/ideologie.
- De mens en zijn ontwikkelingsgebieden:
o Psychmotoriek: nauwe verbondenheid tussen lichaam en geest. Motoriek is alle vormen van
bewegen
o Cognitie: de mogelijkheid tot kennis te komen, door zintuigen waarnemen
o Affectie:
- Vormsystemen als intermediair tussen mens en wereld: taal, klank, beeld en beweging.
Drie functies van taal:
- Ordening (van voorstellingen) Als je stoel zegt, weet een ander wat je bedoelt.
- Uiting je zegt een woord zodat een ander gaat reageren
- Communicatie Door taal kan je dingen aan elkaar duidelijk maken
1.6 Over opvoeding gesproken
Biesta (2015): Het gaat er niet om dat een kind leert zichzelf als het centrum van de wereld te zien,
maar om zichzelf in de wereld te zien.
Als opvoeder moet je een kind soms onderbreken om hen te laten nadenken over wenselijkheid,
gevolgen, en effecten op een ander.
Opvoeden: het begeleiden van kinderen naar hun menswording. Hierbij kan onderscheid gemaakt
worden tussen:
- Het kind dat iets leert, ervaring opdoet.
- De opvoeder die invloed uitoefent.
Langeveld (1981) onderscheid het geheel van opvoeding in:
- Het opvoeden als het handelen dat bewust wordt verricht om een opvoedingsdoel te
bereiken.
- Het actief deelnemen van de opvoedeling zelf aan zijn opvoeding
- De omgang
- Het milieu de omgeving (niveau, politieke voorkeur, woonomgeving)
Er is sprake van opvoeden wanneer de opvoeder bewust met het oog op een doel een
opvoedingsmiddel hanteert. (Volgens Langeveld)
Omgang: de natuurlijke verhouding tussen opvoeder en kind.
In een opvoedingssituatie is het noodzakelijk dat er sprake is van een relatie tussen opvoeder en
kind, waarin ze vertrouwen hebben in elkaar.
Eerst heeft een leraar veel gezag over het kind, naarmate de jaren verder gaan zal dit gezag steeds
meer afnemen en zal het kind eigen verantwoordelijkheid krijgen
Een belangrijk aspect van opvoeden is het inleiden in betekenissen.
Het kenmerk van volwassenheid is zelfverantwoordelijke zelfbepaling.