100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Jeugdrecht en Jeugdhulp €5,98   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Jeugdrecht en Jeugdhulp

3 beoordelingen
 260 keer bekeken  27 keer verkocht

Deze samenvatting biedt een beknopte weergave van de verplichte literatuur uit het boek 'Jeugdrecht en Jeugdhulp'. Het betreft de volgende hoofdstukken: 1, 2, 4, 5, 6, 9, 10, 11 en 12. De samenvatting van het boek is toepasbaar op de gestelde leerdoelen van het vak Jeugdrecht.

Voorbeeld 4 van de 60  pagina's

  • Nee
  • H1, h2, h4, h5, h6, h9, h10, h11, h12.
  • 26 april 2020
  • 60
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (13)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: romankrj1998 • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: liza_mars • 3 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: femkejml • 4 jaar geleden

avatar-seller
Annemarievd
Samenvatting Jeugdrecht, mede vanuit internationaal perspectief

Hoofdstuk 1 Introductie in het jeugdrecht en jeugdhulprecht
Week 1 Introductie (inter)nationaal jeugdrecht en minderjarigheid

1.2 Terminologie
Bij de term ‘jeugdrecht’ kan men denken aan alle mogelijke wettelijke bepalingen die
betrekking hebben op de jeugd (jonger dan 18).

Dit jeugdrecht omvat de volgende onderdelen:
 Het algemene civielrechtelijke jeugdrecht (vooral Boek 1 BW); over onder andere
afstamming en adoptie, (ouderlijk) gezag en handelings(on)bekwaamheid);
 Het civielrechtelijke jeugdbeschermingsrecht (de in boek 1 BW opgenomen maatregelen
van kinderbescherming);
 Het jeugdstraf(proces)recht;
 Het jeugdhulprecht (recht op jeugdhulp; de Jeugdwet en omvattende de regelgeving voor
de organisatie en de uitvoering van de vrijwillige jeugdhulp, de justitiële
jeugdbescherming en het jeugdstrafrecht in een zekere onderlinge samenhang.

1.3 Bronnen en vindplaatsen
Zie tijdlijnen in het boek.

1.4 Internationale kinderrechten
Het IVRK is het meest geratificeerde internationale mensenrechtenverdrag en het breedst
geaccepteerde mensenrechteninstrument ter wereld. Het IVRK bundelt alle rechten van
kinderen: niet alleen de burgerlijke en politieke rechten, maar ook economische, sociale en
culturele rechten. Bovendien is het IVRK juridisch bindend voor de landen die het hebben
geratificeerd. Op de naleving van het IVRK door de verdragsstaten wordt toegezien door het
Comité voor de Rechten van het Kind. Het Comité geeft aanbevelingen aan lidstaten.
Daarnaast is het Comité verantwoordelijk voor het opstellen van zogenoemde general
comments.

Naast het IVRK kent het internationale recht verschillende bronnen waarin
minimumstandaarden en richtlijnen ten aanzien van jeugdigen worden gegeven zoals de:
United Nations Rules for the Protection of Juveniles Deprived of their Liberty en de
Guidelines fort he Alternative Care of Children.

Internationale kinderrechten moeten steeds worden bekeken in het licht van andere
internationale verdragen zoals het EVRM. Het EVRM spreekt zich nauwelijks uit over
kinderrechten, maar het EHRM gebruikt het IVRK en andere bronnen van kinderrechten ook
bij de toepassing van EVRM-bepalingen.

1.5 Minderjarige vreemdelingen
Betreft kinderen die in Nederland verblijven, maar niet de Nederlandse nationaliteit hebben.
Hierbij gaat het om kinderen die via reguliere migratie dan wel voor een asielaanvraag met
hun ouder(s) naar Nederland komen of om alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Minderjarige vreemdelingen genieten evenals Nederlandse kinderen internationale
kinderrechten.

1

,1.6 Verleden, heden en toekomst
In de eerste jaren van het millennium vond een zeer belangrijk proces van integratie van
jeugdzorg en jeugdbescherming plaats. Inmiddels is de Jeugdwet op 1 januari 2005 in
werking getreden, hetgeen tot een transitie van de jeugdzorg van provincies naar gemeenten
heeft geleid. Ook is op 1 januari 2015 de Wet herziening maatregelen van
kinderbeschermingsmaatregelen in werking getreden, die onder meer heeft geleid tot
verstrekking van de positie van pleegouders en een centrale positie van de belangen van het
kind. De afgelopen 15 jaar zijn bovendien ‘kleinere’ wetswijzigingen tot stand gekomen. Zo is
naar aanleiding van het beleidsprogramma ‘Jeugd Terecht’ de Wet gedragsbeïnvloeding
jeugdigen ingevoerd. Met de invoering van de gedragsbeïnvloedende maatregel werd
voorzien in de behoefte aan een strafrechtelijke sanctie die de leemte zou opvullen tussen
de taakstraf en de voorwaardelijke jeugddetentie enerzijds en de PIJ-maatregel anderzijds.
Tot slot is er een Kinderombudsman ingesteld. Dit leidt tot een onafhankelijk en landelijk
systeem voor het monitoren van de rechten van kinderen alsmede voor het verzamelen en
analyseren van gegevens op alle terreinen waarop het IVRK betrekking heeft.

De belangrijkste uitdaging voor de komende jaren is met de hiervoor aangeduide
wetgevende en programmatische maatregelen bij te dragen aan de volledige implementatie
van het IVRK.

Hoofdstuk 2 De minderjarige

2.1 De minderjarige, zijn geboorte en artikel 1:2 BW
De minderjarige wordt rechtens als persoon erkend vanaf het moment dat hij levend ter
wereld komt. Hij is alsdan in Nederland vrij en bevoegd tot het genot van de burgerlijke
rechten ex art. 1:1 lid 1 BW. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de rechtspositie van
de minderjarige in belangrijke mate wordt bepaald door een tweetal uitgangspunten in ons
recht:
1. Iedere minderjarige staat onder gezag van een ander; dit is een daartoe bevoegde
meerderjarige natuurlijke persoon (meestal zijn ouders, soms een derde) of een
rechtspersoon die hem in en buiten rechte vertegenwoordigt;
2. Iedere minderjarige is in beginsel slechts bekwaam zelfstandig rechtshandelingen te
verrichten indien hij daartoe de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger heeft
verkregen (art. 1:234 BW).

Een bijzondere bescherming wordt aan het ongeboren kind gegeven middels art. 1:2 BW,
dat bepaalt dat een kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren wordt
aangemerkt als zijn belang dat vordert. Voorwaarden voor toepassing van de regel:
1. Er moet sprake zijn van een zwangerschap;
2. Het kind moet levend ter wereld komen;
3. Het belang van het kind moet meebrengen dat het als reeds geboren wordt aangemerkt.

De regels dat als een kind dood ter wereld komt, het geacht wordt nooit te hebben bestaan is
een fictie die niet uitsluit dat het levenloos geboren kind toch wordt erkend. Immers, deze
fictie miskent dat tijdens de zwangerschap family life (een nauwe en persoonlijke betrekking)
tussen ouders en het kind kan ontstaan, dat niet ogenblikkelijk ophoudt te bestaan in geval
van overlijden.


2

,Art. 1:2 BW biedt tenslotte ook de mogelijkheid om al voor de geboorte van het kind een
maatregel van kinderbescherming uit te spreken. Men kan in dit verband denken aan
kinderen die reeds vanaf de geboorte een ernstig risico op verwaarlozing of mishandeling
lopen. Het belang van het kind kan in dergelijke gevallen meebrengen dat het als reeds
geboren wordt aangemerkt.

2.2 De naam

2.2.1 De verkrijging van geslachtsnaam en voornaam
Het kind heeft vanaf de geboorte het recht op een naam, aldus art. 7 IVRK. Het uitgangspunt
van art. 1:5 BW is dat de moeder en de vader zelf mogen bepalen of hun kinderen (die tot
hen in familierechtelijke betrekking staan) de achternaam van de moeder of die van de vader
zullen dragen. Die keuze kan eenmaal gemaakt worden en geldt in beginsel voor al hun
kinderen (de keuze die gedaan is bij het eerste kind geldt ook voor de latere kinderen).
Kinderen binnen huwelijk geboren
De ouders van deze kinderen kunnen bij de geboorte van het eerste kind bepalen welke
achternaam dit kind en eventuele volgende kinderen zullen dragen. Die keuze moet uiterlijk
bij de aangifte van de geboorte worden gemaakt. De keuze kan ook enige tijd voor de
geboorte worden gemaakt ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand op
grond van art. 1:5 lid 4 BW. Als de keuze is gedaan ten aanzien van een kind dat levenloos
ter wereld komt, geldt zij alleen ten aanzien van dit kind op grond van art. 1:5 lid 8 BW. Met
andere woorden: bij het eerstvolgende kind kan opnieuw een keuze worden gemaakt.

Als de ouders geen keuze maken of het over de keuze niet eens worden, krijgt het kind van
rechtswege de geslachtsnaam van de vader of de geslachtsnaam van de moeder in geval
een ouder en zijn echtgenoot of geregistreerde partner die niet de ouder is, van rechtswege
gezamenlijk het gezag als bedoeld in art. 1:253sa BW over het kind uitoefent.

Als tijdens het huwelijk van twee vrouwen een kind wordt geboren, krijgt het kind de
geslachtsnaam van de vrouw uit wie het werd geboren blijkens art. 1:5 lid 4 BW.

Kinderen buiten huwelijk geboren
Deze kinderen dragen in beginsel de achternaam van de moeder. Een keuze voor de
achternaam van de vader of duomoeder (zie art. 1:5 lid 13 BW) is alleen mogelijk als het kind
wordt erkend. Wordt bij erkenning geen keuze gemaakt (voor de geslachtsnaam van de
erkenner) of worden de ouders het niet eens over deze keuze, dan krijgt of behoud het kind
de geslachtsnaam van de moeder.

Naamkeuze bij adoptie
Bij de gelegenheid van adoptie kunnen de adoptieouders bepalen wiens geslachtsnaam het
adoptiekind zal dragen. Die keuze wordt vermeld in de beschikking tot adoptie. De wet
vermeldt niet wat de gevolgen zijn ingeval de adoptieouders geen keuze (kunnen) maken.
Als we in dat geval het systeem van de wet volgen, lijkt het volgende te moeten worden
aangenomen:
 Als de adoptanten gehuwd zijn, krijgt het geadopteerde kind de achternaam van de
adoptievader;
 Als de adoptanten ongehuwd zijn, krijgt het geadopteerde kind de achternaam van de
adoptiemoeder;

3

,  Als de adoptanten ongehuwd zijn of indien beide adoptanten van hetzelfde geslacht zijn
en met elkaar gehuwd zijn, houdt het kind de geslachtsnaam die het heeft, tenzij de
adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaring dat het een van hun
beider geslachtsnamen zal hebben;
 Ingeval van zogenaamde partneradoptie (de adoptant is de echtgenoot of levensgezel
van een ouders van het kind) behoudt het kind de achternaam die het heeft.

2.7 Het procesrecht in zaken betreffende minderjarigen

2.7.2 Het familieprocesrecht
Alle familierechtelijke procedures zijn verzoekschriftprocedures. Dit betekent dat in de eerste
plaats de algemene regels voor verzoekschriftprocedures gelden. Daarnaast gelden
bijzondere regels die te vinden zijn in de zesde titel van Boek 3 Rv betreffende rechtspleging
in zaken betreffende personen- en familierecht (artt. 798-828 Rv).

2.7.3 De inhoud op hoofdlijnen

Verzoekschriftprocedures
Het antwoord op de vraag wie in concreto bevoegd is een verzoek in te dienen vloeit voort uit
artt. 1:200 t/m 202b BW (ontkenning ouderschap), art. 1:227 BW (adoptie), art. 1:235 BW
(handlichting) en art. 1:255 lid 5 BW (ondertoezichtstelling). Voor zover de wet dit niet
uitdrukkelijk regelt mag worden aangenomen dat elke belanghebbende in de zin van art. 798
Rv bevoegd is een verzoek in te dienen, dat wil zeggen een ieder wiens rechten en
verplichtingen rechtstreeks in het geding zijn.

Het antwoord op de vraag welke kantonrechter, kinderrechter of rechtbank bevoegd is, is te
vinden in de artt. 262 t/m 270 Rv.

Van belang zijn ten slotte enkele algemene regels geldend voor alle procedures, dus ook
voor verzoekschriftprocedures:
 Art. 27 Rv: de terechtzitting is openbaar, maar de rechter kan op bepaalde gronden
behandeling met gesloten deuren bevelen. Wat betreft familiezaken geldt dat art. 803 Rv
bepaalt dat in verband met de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer van belanghebbende de behandeling met gesloten deuren
geschiedt;
 Art. 28 Rv: de uitspraak geschiedt in het openbaar. In zaken die met gesloten deuren
worden behandeld, wordt uitsluitend geanonimiseerd afschrift of uittreksel verstrekt
(vergelijk art. 805 Rv);
 Art. 29 Rv: het is partijen verboden aan derden mededelingen te doen over het
verhandelde op een zitting die met gesloten deuren plaatsvond en over andere gegevens
uit de procedure als de rechter dit heeft bepaald.

Hoger beroep
De verzoeker wordt geïnformeerd over de termijn en de wijze van instelling van hoger
beroep (art. 805 Rv). De termijn voor de instelling van hoger beroep is in alle gevallen drie
maanden te rekenen van de dag na de uitspraak – voor belanghebbenden die niet zijn
opgeroepen voor noch zijn verschijnen ter behandeling – vanaf de betekening van de
beschikking of vanaf het moment waarop die op andere wijze aan de belanghebbende

4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Annemarievd. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,98. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67096 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,98  27x  verkocht
  • (3)
  Kopen