Interdisciplinair Onderzoek naar Sociale Problemen (IOSP)
Hoorcollege 1
Wicked problems
Wicked problems zijn vraagstukken die moeilijk
oplosbaar zijn. Niemand weet precies hoe de vork in
de steel zit
Ze zijn complex, hebben onvoldoende/tegenstrijdige
info en moeten vanuit verschillende perspectieven
bekeken worden
Alle hedendaagse problemen zijn wicked problems
Teamwork
Het is belanrgijk dat als je in een team werkt, je
concreet maakt wat je bedoelt en verwacht.
Iedereen bekijkt de wereld op een andere manier
Dit vergt veel communicatie en tijd. Het kost tijd om
elkaar doelen en belangen te leren begrijpen
Interdisciplinariteit kan zowel breed als smal
benaderd worden
Interdisciplinariteit is meer een middel dan een doel,
maar het is wel handig voor het vormen van een
beeld bij sociale problemen
Monodisciplinariteit
1 discipline
Is afgebakend binnen een discipline. In een monodisciplinaire
benadering wordt het te bestuderen deel van de werkelijkheid
in 1 aspect bestudeerd
Multidisciplinariteit
Team vanuit verschillende disciplines. Brengen allemaal eigen
perspectief maar lopen langs elkaar heen
Vergeleken met salade waarbij ingrediënten apart van elkaar
zijn en te onderscheiden zijn
Behouden van grenzen, disciplines integreren niet met elkaar
Meerdere disciplines dragen bij aan een gezamenlijk
onderzoeksdoel, maar ieder gebruikt zijn/haar eigen methoden
en concepten
Transdisciplinariteit
Teams of samenwerkingsbanden die samenwerken met mensen buiten de wetenschap
Vergeleken met cake waarbij ingrediënten niet meer te onderscheiden zijn en waarbij
het resultaat volledig anders is
Grenzen opheffen tussen disciplines en maatschappelijke partners
Interdisciplinariteit
Samenwerken gaat door elkaar heen, er ontstaat een nieuw geheel (model)
Sprake van integratie, je vormt een nieuwe discipline
Nooit een doel op zich, maar een middel om het doel te bereiken
Vergeleken met een stoofpot waar ingrediënten gedeeltelijk onderscheiden zijn
Disciplines werken samen discipline overstijgend totdat er iets geheel nieuws ontstaat
Voorbeelden
Een onderzoeker wil weten of bepaalde negatieve gedachtepatronen eenzaamheid
onder 16-jarigen voorspelt Monodisciplinaire
Een onderzoeker gaat naar een groot winkelcentrum en interviewt daar mensen om
hen te vragen hoe zij eenzaamheid definiëren Monodisciplinaire
,Bronfenbrenner’s (bio-)ecologische model
Dit model kan je gebruiken om allerlei soorten uitkomsten bij een individu te berklaren.
Elk persoon groeit op in verschillende contexten
Microsysteem: contexten/omgevingen waar het individu in opgroeit en zelf dus ook in
participeert
Mesosysteem: de microsystemen zijn allemaal in interactie met elkaar
Ecosysteem: alle systemen waar het individu niet in participeert (bijvoorbeeld het werk
van ouders of de media)
Macrosysteem: het niveau van de samenleving. Kaders waar we in opgroeien
(bijvoorbeeld beleid, normen en waarden)
Chronosysteem: de levensloop, verschillende factoren spelen een rol
Al deze factoren staan in verbinding met elkaar
Update op het model
Process:
- Ontwikkeling vindt plaats via proximal processes, die:
o Regelmatig voorkomen, over langere tijd, in de nabije omgeving
o Variëren afhankelijk van kenmerken van de persoon, de omgeving, de uitkomst
en de tijd
Person:
- Individuen brengen persoonlijke eigenschappen mee naar elke sociale situatie. Drie
categorieën:
1. Demand: eigenschappen die een ander direct ziet (bijvoorbeeld leeftijd, huidskleur,
uiterlijk)
2. Resource: te maken met mentale en emotionele bronnen (bijvoorbeeld opgedane
ervaringen, intelligentie) en sociale en materiële bronnen (bijvoorbeeld toegang tot
voedsel, verzorgende ouders)
3. Force: temperament, motivatie, doorzettingsvermogen etc.
Individu context. De persoon heeft invloed op de omgeving en andersom
Context
De omgeving/context bevat 4 systemen die onderling verbonden zijn, macro, meso,
eco, chrono.
Time
Tijd op verschillende niveaus:
1) Micro-tijd: Wat er gebeurt tijdens een specifieke activiteit of interactie
2) Meso-tijd: de mate van continuïteit waarin activiteiten of interacties plaatsvinden
(bijvoorbeeld hoeveel dagen, weken, jaren)
3) Macro-tijd = chronosysteem
Mediatie
Als het verband tussen twee variabelen wordt verklaard door een derde
variabele.
Moderatie
Als het verband tussen twee variabelen afhankelijk is van de waarde van
een derde variabele.
Het belang van cijfers: cijfers kunnen levens redden mits ze betrouwbaar zijn
Reproduceerbaar: een onderzoek is reproduceerbaar als iemand
bestaande data opnieuw analyseert volgens dezelfde methode en daarmee
dezelfde resultaten behaalt. Dit toont aan dat de analyse eerlijk en juist in uitgevoerd.
Onderzoeker B kan alle resultaten van Onderzoeker A bekomen door dezelfde
methoden te handhaven oorspronkelijke data. Hiervoor is transparantie nodig in de
methodesectie vooral
Repliceerbaar: een onderzoek is repliceerbaar als iemand een onderzoek opnieuw
uitvoert volgens dezelfde methode en op basis van de nieuwe data dezelfde resultaten
, behaalt. Onderzoeker B voert het onderzoek van onderzoeker A opnieuw uit en behaalt
dezelfde resultaten. -nieuwe data
Generaliseerbaar: de mate waarin je de resultaten van je oonderzoek kunt toepassen
op een bredere context. Gelden de onderzoeksresultaten ook voor andere mensen dan
de mensen die meededen aan het onderzoek.
Theoretisch onderbouwd: de wetenschappelijke verantwoording van je onderzoek, je
bewijst dat jouw onderzoek is gebaseerd op wetenschappelijk theorie
Betrouwbaarheid
Wetenschappelijke werk condities:
- Druk om duidelijke/coherente, interessante verhalen te
publiceren
- Evalueren van onderzoekers
- Competities en niet op samenwerking gericht
Twijfelachtige onderzoekspraktijken en slordige
wetenschap tast de wetenschappelijke integriteit aan
Hoorcollege 2
Problemen van oude modellen bij het doen van onderzoek
Wetenschappelijke werk condities:
- Druk om duidelijke/coherente, interessante verhalen te publiceren
- Evalueren van onderzoekers
- Competities en niet op samenwerking gericht. Een nieuwe analyse wordt niet zo snel
gedeeld
Twijfelachtige onderzoekspraktijken
Zit tussen wetenschappelijke integriteit en integriteitsschendingen in slordige
wetenschap
The confirmatory research process
Data verzamelen
Bij wie data verzamelen en op welke manier
Uitkijken voor een selectie bias. Om dit te voorkomen, moet er een willekeurige,
representatieve steekproef zijn
2 problemen om een willekeurige steekproef af te nemen:
- Non-respons
- Attrition (uitval) wel eerste database nadoen, maar daarna niet meer meedoen
Transparantie altijd belangrijk
Steekproef moet voldoende groot zijn: bij een kleine steekproef kan een uitwijkende
waarde grote invloed hebben
Wie het onderzoek heeft opgesteld is ook een belangrijke vraag
P-hacking – questionable research practices
Dingen doen zodat je resultaten significant wordt
Manieren om te p-hacken:
1. Stop collecting data once p < .05
2. Analyzing many measures but report only those with p < .05
3. Collect and analyze many conditions, but only report those with p < .05
4. Use covariates to get p < .05
5. Exclude participants to get p < .05
6. Transform the data to get p < .05
Data analyseren
Je mag afwijken van het analyseplan als je maar transparant opschrijft wat je hebt
gedaan en waarom
Keuzes leiden tot bepaalde conclusies
, Om subjectiviteit tegen te gaan is er transparantie nodig
Cognitieve vertekeningen
Naïef realisme:
- De aanname dat we de wereld om ons heen objectief zien, precies zoals het is
- False consesus effect: mensen denken ten onrechte dat andere mensen dezelfde
mening hebben als zij (mensen praten met elkaar en zijn van mening dat ze precies
dezelfde mening hebben maar dat is niet zo)
Confirmation bias:
- Consistente informatie wordt herinnerd en inconsistente informatie wordt vergeten of
genegeerd
- Waarom het ene artikel wel citeren en het andere niet?
Illusoire causaliteit: wanneer mensen de overtuiging ontwikkelen dat er een causaal
verband bestaat tussen twee gebeurtenissen die feitelijk niets met elkaar te maken
hebben
Illusie van controle: Het overschatten van de invloed die ons gedrag uitoefent op
oncontroleerbare uitkomsten. Het idee dat je controle hebt over je zaken geeft je het
gevoel dat alles goed gaat (en dat zodra er iets misgaat, je daar iets aan kunt doen).
Kulcausaliteit
3 soorten:
1. Het is toeval:
- Er is een kans om een vals positieve uitkomst te krijgen
2. Er ontbreekt een factor (confounders):
- Confounder: een variabele die samenhangt met zowel de predictor als de uitkomst
- Attenuation: effect dat door een confounder toevoegen het effect kleiner wordt
3. Het is (ook) andersom (reversed causality)
Criteria voor causaliteit in onderzoek
1. Consistentie: bij verschillende populaties en onder verschillende omstandigheden wordt
het verband teruggevonden
- Het wil niet zeggen dat als het hier niet aan voldoet dat het meteen geen causaliteit is
2. Tijdsrelatie: oorzaak gaat aan het gevolg vooraf (longitudinaal)
- Blijf altijd goed nadenken over reversed causality en confounder
3. Plausibiliteit: theoretische onderbouwing voor directionaliteit verband
4. Specificiteit: er is 1 factor (oorzaak) die leidt tot 1 bepaalde uitkomst
5. Dosis-response relatie: een hogere dosis of een langduriger blootstelling brengt een
hogere frequentie van het effect (gevolg) met zich mee
HC4-
Basic assumptions and differences
Kwantitatief onderzoek = positivisme (kennis bestaat in de wereld en we leren het
objectief)
Kwalitatief onderzoek = constructivisme (kennis is wat we gedeeltelijk zelf construeren
op basis van onze cultuur, gemeenschap, ervaringen)
Kwalitatief onderzoek is zeer relatief, we hebben verschillende criteria, verschillende
manieren om het woord van kwalitatief onderzoek te evalueren.
Is gebaseerd op de aanname dat kennis altijd gedeeltelijk geconstrueerd is.
Why qualitative research?
Quantitative research cannot answer all our questions
Kwalitatief onderzoek is het meest geschikt om motieven, emoties, redeneringen en
subjectieve ervaringen te onderzoeken.
How do we measure its robustness?
Het beoordelen van de wetenschappelijke robuustheid van kwalitatief onderzoek kan
een ontmoedigende taak zijn omdat er geen objectieve of concrete criteria zijn om dit