Organisatie & Management
College 1:
Organiseren= het zodanig regelen dat verschillende onderdelen van iets een systematisch
geheel vormen → pogingen om te organiseren zijn doelgericht
● Kenmerken: menselijke samenwerking, doelgerichtheid, blijvendheid
Organisatie is iets wat invoer (input) omzet in uitvoer (output) → transformatieproces (=
through put)
● Primair proces: zorgen voor onderwijs, zorgen dat de studenten op de arbeidsmarkt
terecht komen, docenten
- Primaire proces = dat proces waarvan een organisatie afhankelijk is voor
zijn voortbestaan
● Input: docenten, studenten, onderwijsmaterialen, personeel
● Output: docenten die uitstromen (ontslag, pensioen etc.), afgeschreven materialen,
afgestudeerde studenten
Bedrijfsprocessen: Marketing- en verkoopproces, Inkoopproces, Fabricageproces /
dienstverleningsproces, Research- en ontwikkelingsproces, Financieel en
informatievoorzieningsproces, Personeelsproces
● De processen staan met elkaar in verbinding via het proces van leidinggeven en
organiseren → je kan ze niet los van elkaar zien (als er meer inkopen worden
gedaan is er ook meer dienstverlening nodig)
Hoofdstuk 1;
Organisaties opereren altijd binnen een
maatschappelijke omgeving en kunnen alleen
blijven bestaan als de omgeving de producten /
diensten wil opnemen.
● Partij = aanwijsbare en aanspreekbare
instanties met mogelijke invloed op de
organisatie
● Omgevingsfactoren (situaties) = allerlei
ontwikkelingen in de omgeving die vaak
niet te beïnvloeden zijn
- DESTEP: Demografisch,
Economisch, Sociaal
(maatschappelijk), Technologisch,
Ecologisch (milieu), Politiek
, Weten college 1: Wat is een organisatie?, Wat zijn de doelen van een organisatie?, Wat is
de input / output / throughput (transformatieproces) van een organisatie?, Processen
kennen, Voorbeelden van de bedrijfsprocessen (marketing → opzetten open dag), Partijen
en omgevingsfactoren (DESTEP-factoren) kunnen noemen, Voorbeelden van processen
algemeen
College 2:
Hoofdstuk 11:
Kijken naar omgeving om te bepalen wat er georganiseerd moet worden (vraag en aanbod
arbeidsmarkt, te kort personeel waargenomen) → situatiegebonden oplossing.
Organiseren of structureren wordt beïnvloed door:
● Externe afstemming (omgeving) → strategisch management
● Interne afstemming (individuele werknemers en overige middelen)
Organisatiestructuur: middel om te kijken hoe werk verdeeld is. Na verdeling moet het
werk ook weer op elkaar afgestemd worden:
● Arbeidsverdeling + coördinatie
● Definitie organisatiestructuur= de manier waarop taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden in een organisatie zijn verdeeld en de onderlinge relaties zijn
geregeld
- Organieke structuur: werkzaamheden indelen in functies en vervolgens
groeperen naar organen waarbinnen de functies worden vervuld
- Personele structuur: heeft betrekking op de mensen in de organisatie
Ontwerpen organisatiestructuur:
● Indelen van werkzaamheden in functies en taken → staan niet in organogram
- Om goed beeld van organisatie te krijgen is een toelichting van het
organogram nodig (met werkzaamheden, taken en functies)
● Bevoegdheden (= recht om beslissingen te nemen die voor het uitvoeren van de
taak nodig zijn) → wie waarvoor bevoegd is staat niet in organogram
● Relaties → formele relaties staan in organogram, maar informele relaties niet
(relaties staan gedeeltelijk in organogram)
● Communicatiekanalen → staat in organogram, of de communicatie feitelijk zo
verloopt is een vraag
● Procedures / richtlijnen → staat niet in organogram
Het organogram geeft deels een beeld van de organisatiestructuur → voor een geheel
beeld van de organisatiestructuur is een uitgebreidere versie met toelichtingen van
bijvoorbeeld procedures nodig. Ontwerpen van een organisatiestructuur begint wel met een
organogram.
Opbouw organisatiestructuur:
● Interne / horizontale differentiatie:
- Dit organogram begint met directie,
daaronder hangt een afdeling productie
en daaronder uitvoerende werknemers →
groepering naar gelijksoortigheid van
handelingen → iedereen doet hele dag
dezelfde handeling