PROBLEEM 2
Leerdoelen:
1. Wat zijn de eisen voor de delicten: opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (art. 302 lid 1 Sr) en
het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (art. 308 lid 1 Sr)?
2. Wat is opzet en welke betekenis wordt hieraan toegekend in literatuur en jurisprudentie?
3. Wat is culpa en welke betekenis wordt hieraan toegekend in literatuur en jurisprudentie?
4. Wat is het verschil tussen opzet en culpa en hoe is dit verschil te duiden in een concrete situatie?
Bronnen:
- C. Kelk & F. de Jong, Studieboek materieel strafrecht: H6
- HR 15 oktober 1996, NJ 1997/199 (Porsche)
- HR 25 maart 2003, NJ 2003/552 (HIV-besmetting I)
- HR 20 januari 2004, NJ 2004/214 (Bumperklever)
- HR 1 juni 2004, NJ 2005/252 (Black-out)
- HR 22 mei 2012, NJ 2012/488 (Roekeloosheid I)
- HR 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2414 (Roekeloosheid II)
- HR 14 november 2017, NJ 2018/133 (‘Chest bump’)
- HR 5 juni 2018, NJ 2018/472 (Gewaarschuwd mens telt voor twee)
LEERDOEL 1 WAT ZIJN DE EISEN VOOR DE DELICTEN: 302(1) & 308(1)?
Art. 302 lid 1 Sr:
Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware
mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde
categorie
= opzet als bestanddeel
Art. 308 lid 1 Sr:
Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk
letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden
ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of gelboete van de vierde
categorie
= schuld als bestanddeel
LEERDOEL 2 WAT IS OPZET EN WELKE BETEKENIS WORDT HIERAAN TOEGEKEND IN
LITERATUUR EN JURISPRUDENTIE?
Het opzet is ‘kleurloos’ en niet ‘boos’
Voor het aanwezig achten van opzet is het niet nodig dat wordt vastgesteld dat de betrokkene wist
dat wat hij deed wederrechtelijk is en ook wettelijk strafbaar is gesteld
ð ‘Kleurloos opzet’ is voldoende en ‘boos opzet’ is in ons recht niet vereist
o Dit is alleen anders als in de delictsomschrijving uitzonderingsgewijs het bestanddeel
wederrechtelijk is opgenomen, en wel ná het bestanddeel opzet en zonder dat beide
bestanddelen door het woordje ‘en’ aan elkaar zijn verbonden, of als de wetgever
1
, anderszins te kennen heeft gegeven bij wijze van uitzondering toch boos opzet te
vereisen
§ Een dergelijke eis wel stellen zou de bewijslast van het OM aanzienlijk
verzwaren en zou de reikwijdte van de strafbaarheid verkleinen
Het opzetvereiste is in de wet op verschillende wijzen geformuleerd
• Opzettelijk (art. 287 Sr)
• Wetende dat (art. 188 Sr)
• Kennis dragende dat (art. 135 Sr)
• Werkwoorden die in hun aard opzet omvatten
o Opruien (art. 131 Sr)
o Zich verzetten (art. 180 Sr)
o Binnendringen (art. 138 Sr)
De betekenis van opzet in drie schakeringen/gradaties
Het strafrechtelijke opzetbegrip wordt gekenmerkt door een cognitief element (het weten) en een
volitief element (het willen)
• Een dader die met opzet handelt, heeft per definitie een bepaalde mate van wetenschap van
datgene waarop zijn opzet betrokken is, en daarnaast wil hij ook datgene waarop zijn opzet
gericht is.
In een zoektocht naar een antwoord op de vraag weke vormen van intentionele betrokkenheid
allemaal onder het strafrechtelijke opzetbegrip gerangschikt kunnen worden, is het begrip opzet in
rechtspraak en doctrine gaandeweg dogmatisch ontleed in een drietal gradaties.
(1) Willens en wetens (vol opzet)
(2) Zekerheids-/ noodzakelijkheidsbewustzijn
(3) Voorwaardelijk opzet
Hoe uit de wil zich in deze verschillende gradaties?
1. De zuiverste betekenis van opzettelijk handelen, en de hoogst gepotentieerde vorm daarvan,
is: het handelen overeenkomstig bedoeling, plan, toeleg of voornemen, d.w.z. willens en
wetens handelen, met het volle besef van zijn eigen wil en van de strekking van zijn handelen
die in het verlengde van de wil is gelegen.
o Dit volle opzet impliceert dat men doelbewust een gevolg of voltooiing van een
handeling nastreeft
o Willen is in dit verband uitgesprokener dan alleen denken, veronderstellen, hopen en
wensen
o Weten draagt in zich: begrijpen, beseffen, het bewustzijn hebben van iets
2. Een gevolg dat intreedt, terwijl dat niet primair bedoeld is, is noodzakelijk om het primaire
gevolg, dat wel bedoeld is, te doen intreden = opzet als zekerheids- of
noodzakelijkheidsbewustzijn
o Voorbeeld: verdachte die het plan had opgevat omwille van de
verzekeringspenningen een schip op volle zee tot ontploffing te brengen. Weliswaar
ging het hem om de verzekeringspenningen, maar het kon onmogelijk anders of hij
moet overtuigd zijn geweest van het onvermijdelijke gevolg dat daarmee vele levens
onder de bemanning verloren zouden gaan.
o Een dergelijke geestesgesteldheid om koste wat het kost het schip te doen
zinken werd opgevat als opzet m.b.t. de noodzakelijkerwijs daaruit
voortvloeiende levensberoving van de bemanning.
2