1. Wat is literatuur? (Paragraaf 6.1.1)
Literatuur is de verzamelnaam voor alle soorten fictionele (verzonnen) teksten,
waaronder proza (verhalen), poëzie (gedichten) en drama (toneel). Dit hoofdstuk
richt zich op proza: verhalen, novellen(langere verhalen van meestal niet meer
dan 100 pagina’s) en romans(lange, boek vullende verhalen).
Een literair werk wordt gezien als een kunstwerk, zorgvuldig gemaakt om
complexe gedachten, gevoelens en ervaringen te verwoorden. Literatuur
onderscheidt zich van Lectuur, ook wel genreliteratuur of triviaalliteratuur
genoemd, heeft als belangrijkste doel om de lezer te vermaken. In tegenstelling
tot literatuur, dat naast vermaak ook nieuwe inzichten kan geven of de kijk op
jezelf of de werkelijkheid kan veranderen, is lectuur vaak voorspelbaar en volgt
het een vaste formule. Bijvoorbeeld, in een detectiveroman (een genre binnen
lectuur) verwacht je dat de moord uiteindelijk wordt opgelost, en die verwachting
komt altijd uit. Hoewel lectuur vaak als minder diepgaand wordt beschouwd dan
literatuur, is het onderscheid tussen beide niet altijd zwart-wit.
Kenmerken van literatuur:
Originaliteit: Literaire werken voegen iets nieuws toe aan wat al eerder is
geschreven, terwijl genreliteratuur vaak voorspelbaar is en volgens een
formule werkt.
Onvoorspelbaarheid: Het verhaal kent onverwachte wendingen en
personages reageren anders dan je verwacht.
Stijl: De taal van de schrijver is mooi of bijzonder door het gebruik van
beeldspraak en stijlfiguren.
Diepere laag: Behalve over de personages en gebeurtenissen, gaat het
verhaal vaak over abstracte thema’s zoals eenzaamheid, sterfelijkheid of
de last van het verleden. Iets wat je aan het denken zet( 2x lezen om te
begrijpen)
, 2. Personages (Paragraaf 6.1.2)
Elk verhaal heeft personages, waarbij de hoofdpersoon het belangrijkste
personage is. Deze persoon is degene over wie het hele verhaal gaat. De overige
personages zijn bijfiguren. Een bijzondere bijfiguur is de tegenspeler, de rol
van de tegenspeler is dat; de hoofdpersoon altijd optimaal tot zijn recht komt.
Sommige bijfiguren zijn slechts typen, oppervlakkige personages die nauwelijks
worden uitgewerkt. Als bepaalde kenmerken van typen worden overdreven,
ontstaat een karikatuur.
Ontwikkeling van personages: Literaire verhalen gaan vaak over de
psychologische ontwikkeling van de hoofdpersoon. Dit kan worden beschreven
aan de hand van het conflictmodel, met vier fasen:
1. Evenwicht: Een stabiele situatie aan het begin van het verhaal.
2. Conflict: Een gebeurtenis die de hoofdpersoon tot actie dwingt
(bijvoorbeeld een natuurramp of een ontmoeting met een ander
personage).
3. Ontwikkeling: De hoofdpersoon onderneemt actie om het conflict te
overwinnen of problemen op te lossen.
4. Oplossing of nieuw evenwicht: Het conflict wordt opgelost, of het blijft
bestaan maar het personage ziet het in een ander licht door de
verandering die hij of zij heeft ondergaan.
3. Perspectief (Paragraaf 6.1.3)
Het perspectief bepaalt vanuit welk oogpunt het verhaal wordt verteld, wat van
invloed is op welke informatie de lezer krijgt. Er zijn verschillende soorten
perspectief:
Ik-perspectief: Het verhaal wordt in de eerste persoon verteld (ik-vorm).
Hij/zij-perspectief (personaal perspectief): Het verhaal wordt verteld
in de derde persoon(hij/zij-vorm), waarbij de verteller als het ware
meebeweegt met één personage.
auctoriaal perspectief (of vertellersperspectief): er is een alwetende
verteller; vanwege het gebruik van de derde persoon lijkt dit perspectief
op het personale perspectief, maar in plaats van mee te bewegen met één
personage hangt de verteller als het ware ‘boven’ het verhaal en kom je
van meerdere personages te weten wat ze ervaren, denken en voelen;