4.1
Nieuwe steden, handel en nijverheid
In de vroege middeleeuwen was bijna elk huishouden autarkisch
(zelfvoorzienend). Toen Willem de Veroveraar Engeland veroverde waren er bijna
geen ontginningen, dat zijn grote stukken land die gereed worden gemaakt
voor landbouw. Met behulp van Vlaamse edelen en boeren begon hij
ontginningen in Engeland. Kloosters uit Noord-Frankrijk en Vlaanderen hadden
Willem geholpen bij zijn verovering, in ruil kregen ze grond in Engeland. De
Vlaamse boeren brachten ook de schapenteelt naar Engeland. Hierdoor nam
voedselproductie toe, waardoor niet iedereen in de landbouw hoefde te werken,
hierdoor ontstonden specialisten in ambacht. Deze specialisten gingen wonen
op plekken waar veel mensen samenkwamen (knooppunten van handelsroutes,
rivieren, burchten). Zo ontstonden steden. Door het toenemen van handel en
nijverheid veranderde de samenleving weer in een landbouwstedelijke
samenleving.
Willem de Veroveraar had ook een politiek-militair doel. Vanuit de steden
bestuurde hij omliggend land en hief er belasting. Ook werden aan de grenzen
met Wales en Schotland extra versterkte steden gebouwd, dat toont aan dat hij
ook een militair doel had.
Londen
Na de slag bij Hastings had Londen zich overgegeven aan Willem de
Veroveraar. Dit deden ze op voorwaarde dat ze privileges kregen, een van die
privileges was stadsrechten. Londen werd een handelscentrum. Londen
exporteerde o.a. wol naar Vlaanderen, omdat daar een grote textielindustrie was.
Ook kwamen via Londen luxeproducten Engeland binnen. Londen was in
Engeland een grote stad die veel was opgebloeid (3x zoveel inwoners in de 14e
eeuw dan in de 11e eeuw), maar vergeleken met heel Europa was het nog relatief
klein.
Interregionale handel
Regionale handel is handel van een stad met het platteland eromheen,
interregionale handel is handel met andere landen of continenten. 1x per jaar
werd er een jaarmarkt georganiseerd. Dit was in de 13e eeuw het grootste
handelscentrum. In de 14e eeuw werden jaarmarkten minder belangrijk. Dat
kwam door de opkomst van (Italiaanse) schepen. Handel was nu dus makkelijker.
Oorlog en belasting maakten handel over land gevaarlijk en niet winstgevend.
Handelaren verzamelden zich in koopmansgilden, om machtiger te zijn en
handelsvoorrechten te krijgen. Het verschil tussen een koopmansgilde en een
Hanze, is dat koopmansgilden tussen koopmannen binnen een stad zijn en
Hanzen tussen koopmannen uit verschillende steden, of zelfs verbanden tussen 2
hele steden.
Steden in een Hanze gaven elkaars handelaren veel voorrechten. In grote
Hanzen bij bijv. de Noord- en Oostzee werd in producten als graan, vis en hout,
maar ook was, pek en bont gehandeld. Noord-Italiaanse steden waren schakels
, tussen Azië, Afrika en Europa. Brugge was de schakel tussen Zuid-Europa en
Noord-Europa.
Stadsstichtingen
Duitse steden waren minder belangrijk voor de handel, maar toch wilden
koningen en keizers in Centraal-Europa stadsstichtingen stimuleren. Dat deden ze
door burgers privileges te geven in de vorm van bijv. stadsrechten. Deze steden
trokken veel mensen aan, ook horigen van het platteland. Daardoor kwam er een
tekort aan horigen, omdat zij daarom ook voorrechten kregen, werd door de
opkomst van steden de vrijheid van stedelingen, maar ook mensen op het
platteland, meer.
Spanningen in de stad
De Patriciërs (rijke burgers) kregen invloed in het stadsbestuur, d.m.v. hun geld.
Ze werden bijv. schepen (gekozen bestuurder/rechter). Deze functie hielden ze
levenslang. Daarnaast was er veel corruptie en vriendjespolitiek. Het gemeen
(gewone volk) was hier niet tevreden over. Omdat steeds meer mensen rijk
werden, eisten zij ook invloed in het stadsbestuur. Om voor hun rechten op te
komen, verzamelden zij zich in handwerkersgilden. Ze wilden betere
werktijden en een beter loon. De edelman van een stad had nu alleen nog
economische macht, dat wil zeggen, belastingen werden aan hem betaald.
4.2
Willem de Veroveraar organiseert Engeland
Willem zette een proces van staatsvorming in gang, hij wilde een
aaneengesloten grondgebied met een goed functionerend bestuur. Als eerste
ruimde hij edelen die verzet boden uit de weg, daarna hervormde hij het bestuur.
Hij wilde voorkomen dat het hetzelfde bestuur als in Frankrijk werd. Hij was daar
hertog van Normandië en leenman, dus hij kon het weten. Hij ging vaak zijn eigen
gang en de koning kon niks doen.
Daarom wilde Willem de koning een sterkere functie geven in Engeland. Hij
verving de huidige elite die in de Kerk en in het bestuur zaten met zijn eigen
vertrouwelingen. 1/5 van de grond hield Willem als kroondomein. De rest leende
hij uit aan ridders. Zo ontstond er een goed feodaal systeem en een
ambtenarenapparaat dat zorgde voor rechtspraak en belastinginning.
Filips II Augustus
Er was onduidelijkheid over wie de koning zou opvolgen als hij geen kinderen
had, daardoor verzwakte de macht van de koningen. Wel hielden ze de macht
over delen van Frankrijk die ze in leen hadden van de Franse koning. De rollen
waren nu omgedraaid en de Franse koning Filips II Augustus (1165-1223) kreeg
juist meer macht. Dit kwam omdat hij had geregeld dat het domein van een
overleden leenman bij zijn kroondomein zou worden gevoegd. Hierdoor werd hij
rijker en hij heroverde een deel van de Engelse gebieden in Frankrijk.