Toetsmatrijs grondslagen 2 samenvatting
Ontwikkelingspsychologie H1,H2 en H15.2:
introductie
Nature/nurture
Nature= context van eigenschappen, vermogens en capaciteiten die mensen van hun ouders erven.
Nurture= omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen
Nature of nurture? Zit het al in de genen?
Het nature-nurturedebat gaat dus niet meer zozeer over de of-of vraag, maar over de vraag in
hoeverre ons gedrag wordt veroorzaakt door genetische factoren, in hoeverre omgevingsfactoren en
in hoeverre door een samenspel tussen de twee.
Maturatie
Maturatie= proces van geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie (nature)
Psychodynamische theorie (Freud en Erikson)
Gedrag komt voort uit innerlijke, onbewuste krachten die uit onze kindertijd stammen en waar we
weinig controle over hebben.
Gestart met Sigmund Freud, hij toonde aan dat een psychiatrische stoornis met lichamelijke
symptomen via een psychologische methode behandeld kan worden.
- Subjectieve ervaringen van een persoon zijn essentieel (iedereen ervaart dingen op andere
manier)
- Ervaringen uit de eerste levensjaren zijn vaak bepalend voor later gedrag
- Wij zijn geen baas in eigen brein
- Bij onze geboorte hebben we twee, tegengestelde driften. Seksualiteitsdrift (verlangen om er
te zijn en te leven en voort te planten) en doods-of agressiedrift
- Drift= iets wat je automatisch hebt
- Elk mens heeft zowel normaal als gestoord gedrag
- Een psychische stoornis is een symptoom van een onbewust conflict
Psychoanalytische theorie Freud
Theorie die stelt dat onbewuste krachten bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag. Het
onbewuste is dat deel van iemands persoonlijkheid dat kinderlijke wensen, verlangens en behoeften
bevat, die vanwege hun verstorende aard afgesloten zijn van het bewustzijn. Freud beweerde dat het
onbewuste verantwoordelijk is voor een groot deel van ons dagelijks gedrag.
1
,Psychische structuur: id, ego en super ego
Elke persoonlijkheid kent 3 aspecten
ID: primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de persoonlijkheid. Het staat voor onze
instinctieve driften die te maken hebben met honger, seks, agressie en irrationele impulsen. Het id
opereert vanuit het genotsprincipe, met het doel om zo veel mogelijk bevrediging en zo weinig
mogelijk spanning te ervaren
EGO: is het rationele en redelijke deel van de persoonlijkheid. Het vormt een buffer tussen de echte
wereld om ons heen en het primitieve id. het ego opereert vanuit het realiteitsprincipe. Het houd de
instinctieve energie in toom om de veiligheid van de persoon te bewaren en hem te helpen
integreren in de samenleving. Het realistische deel dat bemiddeld tussen de verlangend van het id en
het superego
SUPEREGO: vertegenwoordigt het geweten. Hiermee maken we onderscheid tussen goed en kwaad.
(ontwikkeld zich rond de 5/6 jaar)
Ontwikkeling psychoseksuele fasen Freud
Vroegkinderlijke ontwikkeling kent opeenvolgende fasen, psychische en seksuele ontwikkeling volgen
de lichamelijke ontwikkeling. Bij normale ontwikkeling doorloop het kind de achtereenvolgende
fasen, in vaste volgorde
Gemiddelde leeftijd Freuds stadia van psychoseksuele Belangrijkste kenmerken van
ontwikkeling Freuds stadia
Geboorte tot 12-18 maanden Oraal Interesse in orale bevrediging
0-1 jaar door zuigen, eten, bewegen van
de lippen en bijten
12-18 maanden tot 3 jaar Anaal Bevrediging door ontlasting op te
1-3 jaar houden en zich juist wel te
ontlasten, wennen aan de
controlemechanismen van de
maatschappij met betrekking tot
zindelijkheidstraining
3 tot 6 jaar Fallisch/oedipale fase Interesse in de genitaliën, weten
om te gaan met het
oedipuscomplex (erotische
binding ervaren met de ouder van
het tegenovergestelde geslacht en
de andere ouder als concurrent
zien), het oplossen hiervan leidt
uiteindelijk tot identificatie met de
ouder van dezelfde sekse
6 jaar tot 11 jaar adolescentie Latentie Seksualiteit grotendeels op de
achtergrond
Adolescentie tot volwassenheid genitaal Opnieuw ontluiken van seksuele
Vanaf 11 jaar interesse en aangaan van
volwassen seksuele relaties.
2
, - Als er iets misgaat in bepaalde fase, leidt dat tot fixatie. Dat is een blijvende focus op een
eerder psychoseksueel stadium. Ook kan een kind terugvallen regressie
Oedipus complex
Oedipus complex houdt in dat een kind door seksualiteit bepaalde instinctieve erotische binding
ontwikkelt voor de ouder van het tegenovergestelde geslacht en de andere ouder als concurrent ziet.
Psychosociale theorie Erikson
Theorie waar nadruk ligt op onze sociale interactie met anderen. ook bestrijkt deze theorie de gehele
levensloop, terwijl Freud dacht dat de ontwikkeling van de persoonlijkheid in de jeugd plaats vindt.
Volgens Erikson ontwikkelen mensen zich gedurende hun leven in 8 afzonderlijke psychosociale
stadia. Er is volgens hem in elk stadium sprake van een crisis of een conflict die het individu moet
oplossen
De psychosociale ontwikkeling omvat veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe we
aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf als deel van de maatschappij
Crisis/kernconflict per levensfase Erikson
Gemiddelde leeftijd Eriksons stadia van Positieve en negatieve
psychosociale ontwikkeling resultaten van Eriksons stadia
Geboorte tot 12-18 maanden Vertrouwen-VS-wantrouwen Positief: gevoel van vertrouwen
dat de wereld goed is dankzij
steun van de omgeving
Negatief: fundamenteel gevoel
van angst en wantrouwen ten
opzichte van anderen en de
wereld
12-18 maanden tot 3 jaar Autonomie-VS- schaamte en Positief: onafhankelijkheid
twijfel wanneer experimenteren wordt
gestimuleerd.
Negatief: twijfels over zichzelf
en gebrek aan onafhankelijkheid
wanneer er geen ruimte is voor
experimenteren.
3 tot 6 jaar Initiatief-VS-Schuld Positief: zelf leren activiteiten te
ondernemen en taken te
verrichten door aanmoediging
Negatief: geen of weinig
initiatief nemen, schuldgevoel
over daden en gedachten.
6 jaar tot adolescentie Vlijt-VS-minderwaardigheid Positief: groeiend besef van
competenties
Negatief: gevoelens van
minderwaardigheid, geen
3
, vertrouwen in eigen kunnen
Adolescentie Identiteit-VS- Positief: bewustzijn van de
identiteitsverwarring eigen uniekheid, weten welke
rol te vervullen
Negatief: onvermogen om
passende rollen in het leven te
herkennen
Eerste volwassenheid Intimiteit-VS-isolement Positief: ontwikkeling van
hechte vriendschappen en
liefdevolle intieme relaties
Negatief: angst voor relaties
met anderen, zichzelf isoleren
volwassenheid Productiviteit-VS-Stagnatie Positief: gevoel bij te dragen aan
de continuïteit van het leven
Negatief: minimaliseren van
eigen activiteiten, stilstaan in de
eigen ontwikkeling
rijpheid Integriteit-VS-wanhoop Positief: gevoel van eenheid in
wat in het leven is bereikt
Negatief: spijt van gemiste
kansen
Behaviorisme en sociale leertheorie (Pavlov, Skinner, Watson, Bandura)
Behaviorisme
De focus op waarneembaar gedrag. John B Watson, ontwikkelde het behavioristisch perspectief. Dit
perspectief bestudeert de mens volledig van buitenaf. De sleutel om de ontwikkeling te begrijpen
bestaat slechts uit waarneembaar gedrag en externe stimuli vanuit de omgeving.
Externe stimuli zijn verschijnselen in de wereld om ons heen, die door onze zintuigen worden
waargenomen en reacties teweegbrengt.
Behavioristische theorieën verwerpen het idee dat alle mensen een aantal vooraf bepaalde stadia
doorlopen, omdat mensen worden beïnvloed door de omgevingsstimuli waaraan ze toevallig worden
blootgesteld.
Gedragingen (responsen) zijn het resultaat van de voortdurende blootstelling aan specifieke
omgevingsfactoren (stimuli) stimulus-respons leren
Klassieke en Operante conditionering
2 vormen van stimulus-respons leren;
4