Hoofdstuk 1 – Intersectionaliteit
De maatschappij wordt ingericht d.m.v. maatschappelijke
ordeningsprincipes: gender, leeftijd, etniciteit, religie, klasse.
Als we lineair/gescheiden/gangbaar, kijken denken we in het of/of principe,
je bent of zwart of wit, je bent of homo of hetero, man blijft een man. Vaak
is hiervan 1 v/d 2 de norm. Dit leidt tot stigmatisering
Bij intersectionaliteit, ook wel kruispuntdenken hangen ordeningsprincipes
samen. Je bent niet alleen man, je bent een hoogopgeleide,
homoseksuele, zwarte man bijv. Door globalisering speelt dit nu meer een
rol, omdat culturen en verschillen met elkaar verweven raken.
Een voorbeeld van intersectionele discriminatie is dat er in verschil is hoe
zwarte en blanke vrouwen het feminisme ervaren hebben.
Dankzij intersectionaliteit kunnen we maatschappelijke ongelijkheid,
machtverhoudingen en uitsluitingsmechanismen beter herkennen en
beschrijven.
Ordeningsprincipe etniciteit op verschillende niveaus uitgelegd:
Persoonlijk: Nederlanders hebben betere manieren als een andere
nationaliteit
Symbolisch: Nederlanders hebben vaker een beter betaalde functie.
Maatschappelijk: Andere nationaliteiten voeren het werk uit wat wij
als Nederlanders niet willen doen.
Gangbaar denken Intersectioneel denken
Binair: man vs. vrouw Complementair: mannen en
vrouwen werken samen
Hierarchie: man is meer al vrouw Verweven: een vrouw en ze is
zwart
Statisch: man blijft man Dynamisch: en lebische, zwarte,
vrouw
Eendimensionaal: mannen zijn Multidimensionaal: welke mannen
sterker zijn sterker
Om een vraagstuk vanuit meerdere perspectieven te analyseren kun je de
‘andere vraag’ stellen. Hierdoor denken we vanuit een en-en-perspectief.
Ook wel intersectioneel analyseren.
Waarom is intersectionaliteit belangrijk voor een sociale professional:
Vanuit een en-en-perspectief de verschillen van een client kunnen
zien.
, Je moet je eigen normen, overtuigingen opzij kunnen zetten als een
client hier van afwijkt, door een andere bril kunnen kijken.
Verbinding
Snel handelen vanuit het niet weten
Hoofdstuk 4 – Inclusieve communicatie
Interculturele communicatie is de communicatie tussen mensen met een
verschillende culturele achtergrond (nationaal, etnisch, religie).
We verdelen mensen ook in sociale groepen, naast Nederlander kan je
namelijk ook sporter, gamer of student zijn, deze groepen hebben ook
invloed op de manier waarop jij communiceert.
Door de multiculturaliteit of identiteit kunnen er ook binnen en culturele
achtergrond communicatieve verschillen ontstaan.
Zorgzame communicatie: mensen mogen zich laten zien zoals zij dat
willen.
Communicatie verloopt altijd circulair, je beïnvloedt elkaar gelijktijdig, er is
geen schuldige of slachtoffer, je hebt beide aandeel in elkaars gedrag.
Historische sociale representaties (slavernij, oorlog) en actuele
vooroordelen/stereotypen hebben vaak een onbewuste invloed op sociale
representatie. Voorbeeld: een moslim jongeren moet zich ‘net zo gedragen
als de rest’. Dit kan racistisch opgevat worden terwijl dat niet de bedoeling
was.
Het TOPOI-model geeft de verschillen in communicatie weer:
Taal: wat en hoe zegt iemand iets, wat drukt hij/zij uit. Taal geeft
iemands identiteit aan.
Ordening: wat is iemands denkwijze
Personen: hoe ziet iemand de ander, interpersoonlijke zienswijzen >
je spiegelt elkaar in een gesprek
Organisatie: welke situatie, organisatie of maatschappelijke factor
speelt een rol. Wordt veelal bekeken vanuit micro (individu), meso
(een groep) en macro (een samenleving) niveau.
Inzet: wat zijn ieders motieven, emoties, waarden. Door erkenning te
krijgen voor de inzet ontstaat er ruimte voor verandering.