Samenvatting Overtuigend
Bewijs
Indammen van rechterlijke dwalingen – Peter van Koppen
H1 Bewijsbeslissingen
Rechterlijke dwalingen zijn geen menselijke fouten. Kijk naar artsen; als iemand dood gaat is het niet
hun fout tenzij ze de verkeerde methode hebben toegepast.
- Er is altijd twijfel; daarom in America 'beyond a reasonable doubt'. Een goede rechter zou
beslissen dat iemand schuldig is als er een hoge kans is.
- De processen 'kurkentrekker van De Groot' en falsificatie moeten beide worden gebruikt bij
goede rechtspraak
Kritiek
1. Critici zullen zeggen dat de rechter geen wetenschapper is: maar de rechter zal bij de
'waarheidsvinding' normen gebruiken die algemeen gelden en dat is wetenschap.
2. het is een maatschappelijk probleem, niet algemeen geldend, maar dat gebeurt bij geschiedenis
ook (heeft napoleon de slag bij Waterloo gewonnen?). Nog een misverstand zoals Marc Loth
vindt: dat het strafproces niet om de werkelijkheid gaat wie het heeft gedaan, maar of die
persoon het heeft gedaan. Ook experimenteel onderzoek is beperkt, een deel van de
werkelijkheid wordt geïsoleerd.
De vraag is dus: hoe moet een bewijsbeslissing worden genomen.
Het strafrecht is ultimum remedium en heeft niet als primair doel criminaliteit te bestrijden.
Doel = burgers beschermen tegen almacht van de staat. Dus de bewijsbeslissing moet zo
zijn ingedeeld dat het bescherming biedt.
1. De staat moet bewijzen dat de verdachte het misdrijf pleegde.
2. hogere eisen dan bewijs in het dagelijks leven: er zijn een boel zaken die niet als bewijs
gelden. Zo vindt Nederland het belangrijker dat je bij familie terecht kan dan dat ze bewijs
tegen je zijn
Toch zijn er regels:
1. bewijsminimumregel
Maar dan kan het nog zijn dat iemand onschuldig vast komt te zitten. Zo gebruikten rechters
de geboorteakte, de verklaring van de 'misbruikte' dochter, en het feit dat stiefvader en dochter
in hetzelfde huis woonden
2. schakelbewijs
Als een strafbaar feit bewezen is geacht kan dit worden gebruikt om de verdachte bij een
ander misdrijf te veroordelen
Er zijn 3 benaderingen voor bewijzen, maar ze schieten tekort bij het helpen van de beslissing van de
rechter.
- Statistische: al het bewijs wordt in getallen uitgedrukt. Ook zou er een methode zijn op grond
waarvan een beslissing wordt gemaakt
- Narratieve
- Argumentatieve
- AI - computers die de rechter nadoen
Hoofdstuk 2 Bewijsmiddelen zijn niet het bewijs
1) scenario's worden bewezen, niet de bewijsmiddelen.
2) scenario's worden bewezen tegenover alternatieve scenario's
, 3) om te bewijzen dat een verdachte het misdrijf pleegde moet er een schuldig scenario zijn dat
- welgevormd is en met bewijsmiddelen wordt verankerd in feiten van algemene bekendheid
- waarbij bewijsmiddelen beter passen dan andere scenario's
Top-down proces: eerst het scenario dan de bewijsmiddelen. Als het schuldige scenario de
bewijsmiddelen beter voorspelt dan onschuldige.
In het strafrecht moet bewezen worden dat er geen alternatief scenario is.
Een zaak kan ontsporen, kijk naar de moeder die dacht dat haar kind seksueel misbruikt werd door de
vader. Er waren geen alternatieve scenario's onderzocht.
- minstens 2 scenario's
- soms al in 1 tenlastelegging: dmv en/of
- rechters strepen dan weg wat zij niet bewezen achten. Dit vormt problemen; bv. In een zaak
waren misbruik en verkrachting zo verweven dat de verdachte voor beide werd veroordeeld.
Terwijl de Hoge Raad vond dat er alleen sprake was van misbruik.
- daarnaast is het een probleem dat niet alle gedrag in de tenlastelegging staat; bv. Als de man
net van te voren een touw heeft gekocht, waarbij hij vroeg of het stevig genoeg was
Topdown-proces: een scenario wordt gesteund door bewijs als andere scenario's voorspellen dat het
bewijs niet voorkomt.
Bv. In de Puttense Moordzaak zei Ron P. (in 2008; toen er al een paar jaar iemand vastzat) dat het
DNA in Christel kwam doordat hij een geheime relatie had met haar. De politie ging langs kroegen om
te vragen of zij Christel en Ron weleens samen hadden gezien. Het antwoord was ontkennend maar
past in beide scenario's.
Criteria voor scenario's:
1) het moet geen fysieke onmogelijkheden bevatten, zoals 200 km te voet afleggen
2) het moet aansluiting hebben
3) het moet een goed verhaal zijn, dus waarschijnlijk zijn
4) er moet geen bewijs zijn dat het alternatieve scenario niet bewezen verklaart
5) een scenario is alternatief, hoe minder uitzinnig, hoe serieuzer.
Bewijzen = van scenario naar bewijs, niet andersom
Een belangrijk principe bij forensische sporen is dat men het herleidt tot een unieke herkomst.
Adolph Quételet: "De natuur herhaalt zich niet." Dat is een reden dat vingerafdrukken per persoon
verschillen.
- Zaak Madrid bommen in trein; FBI dacht dat ze de dader hadden, bleek niet zo te zijn.
Het is net als DNA zeldzaam; dus geen garantie voor geheel uniek zijn. Dus forensisch
technisch bewijs kan nooit met zekerheid het ene van het andere scenario onderscheiden.
Tunnelvisie = confirmation bias. Belief perseverance.
Crombag vermijden van cognitieve dissonantie: gebeurtenissen en gedachten die niet met elkaar
rijmen, zo veel mogelijk vermijden.
Oplossing = falsificatie
Aangeraden wordt om scenario's te gebruiken om 3 redenen:
1) scenario's kunnen direct worden getoetst
2) er wordt expliciet gemaakt wat wel of niet onderzocht wordt
3) er kan makkelijk worden nagegaan welk onderzoek nog verricht moet worden
Vb. Zaak parachutemoord Els Van Doren; erge confirmation bias. De mogelijkheid dat Babs niet de
dader is wordt niet in acht genomen, dat ze die pilot chute niet zou hebben afgegeven als ze het gedaan
had belief perseverance
- Babs zou hebben geweten dat het met een schaar was gebeurd, terwijl verhoorders haar dit
verteld hadden
, - Babs zou niet meer weten wie de waarheid sprak, maar deskundigen wisten het zelf ook niet
- Anderen zijn niet ondervraagd
Scenario's zijn er om te toetsen. Het is zinloos scenario's op te stellen als "Zij heeft zelfmoord
gepleegd." als het evident is dat zij een gewelddadige dood is gestorven.
Bij het maken van verbanden speelt significantie een rol.
bv. Er wordt gevonden dat bij 4% is gebaseerd op toeval of een kind wel of niet misbruikt is.
Als je een significantieniveau van 5% neemt p < 0.05 dan maakt dit niet uit.
Er wordt een verband gevonden, maar er zijn 2 problemen:
1) Om het verband causaal te noemen, moeten kinderen aselect worden toegewezen. Anders kan
het bv. zijn dat misbruikte kinderen vaak agressievere ouders hebben.
2) Het is te algemeen: seksueel misbruikte kinderen wijzen gemiddeld vaker geslachtsdelen aan.
De rechter is niet geïnteresseerd in het gemiddelde.
Er zijn 3 kwesties bij bewijsmiddelen:
1) Men denkt dat sommige dingen moeilijker vast te stellen zijn en andere dingen eenvoudig
bv. Sneker Balkonmoord: een oma was over het hek van haar balkon ‘geduwd’, dit
kon alleen als zij 1,79m. was. De patholoog-anatoom mat dit, maar iemand die ligt is
simpelweg langer.
2) Er is een verschil tussen algemene en individuele uitspraken
bv. als je kijkt naar anatomisch correcte poppen.
Zwartewaalse incestzaak: de huisarts had een omgekeerd verwachtingseffect: hij
verwachtte geen maagdenvlies, maar vond er een. Een maagdenvlies kan aanwezig
zijn, maar dan wel zwaar beschadigd in deze zaak.
3) Men meent dat falsificatie alleen geldt bij algemene uitspraken en niet bij individuen
Terwijl falsificeren ook in het individuele geval kan met scenario’s
Geschiedwetenschap = uitspraken over individuele
gebeurtenissen
- Zij vinden primaire bronnen beter, terwijl als je een verhaal schrijft over een gebeurtenis is dat
een primaire bron. Lees je dan het verhaal van een journalist over diezelfde gebeurtenis, dan is
dat anders. vergelijk met ooggetuigen en verklaring van horen zeggen.
- Geschiedwetenschap is green-fingers methode bij bronnen = intuïtie.
- counterfactual history: what-if?-vragen. Helaas is het bijna onmogelijk om experimenten uit
de voeren over geschiedenis. bv. Je kunt niet de slag bij Waterloo opnieuw doen met mooi
weer.
bij What-if-vragen wordt dus steeds het alternatieve scenario in overweging genomen.
H4 Interpreteren van scenario’s en bewijs
Theorie van Verhaal en Verankering:
1. Er moet een welgevorm verhaal (scenario) zijn
2. Het verhaal moet verankerd worden mbv bewijsmiddelen
- Gaandeweg een verhaal maken mensen als vanzelf gevolgtrekkingen. Pennington & Hastie
participanten werd gevraagd om als jury te beoordelen. De verhalen die zij maakten hingen
samen met de beslissingen, slechts 55% was werkelijk wat verteld was.
- Mensen menen dat er sprake is van getuigenbewijs en tangible (aanraakbaar) bewijs: zoals
vingerafdrukken. Dat is een fout: een vingerafdruk moet eerst worden vergeleken, het verhaal
van de forensisch rechercheur speelt een rol; hoe het is veiliggesteld, waar het is gevonden,
wat het zou kunnen betekenen. Oftewel getuigenbewijs speelt ook hier een rol.
In principe is de ‘waarom’-vraag bij bewijs oneindig. Hierdoor krijg je vele sub-vragen. Het punt om
te stoppen zou moeten zijn als alle partijen geen behoefte meer hebben om vragen te stellen.
1. soms blijken regels van algemene bekendheid onjuist te zijn. bv. politiemensen zijn beter in
herkennen dan burgers.