KWALITATIEF
Empirische theorie data cycles = Idee/Theorie -> Onderzoeksvragen -> Onderzoeksontwerp ->
Hypothesen -> Data-verzameling -> Data analyse
Soorten interviews:
face to face = diepgaand gesprek in een afgesloten ruimte, jdrovend maar grote info opbrengst.
Telefonisch = kleine jdsinvestering maar er missen gezichtsuitdrukkingen en emo es.
Online = videobellen etc. kleine jdsinvestering, maar verlies van controle.
Go-along = dynamischer (wandelen etc.) informa ef op meerdere wijzen maar moeilijker managen
Etnogra sch = dagen/weken lang interviewen.
Vraag-antwoord model:
Comprehension = begrijpen van de vraag (begrijpen van termen)
Retrieval = ophalen van informa e in de hersenen, wat weet je over de vraag?, zoeken van
relevante kennis.
Judgement = gedachten, meningen, ervaringen en herrineringen van de persoon, oordelen, wat is
het antwoord en deze formuleren.
Response = worden geverbaliseerd tot antwoorden, welke antwoord geef je? Ben je bereid eerlijk
antwoord te geven?
“Doorknob e ect” = respondent gee op het laatste moment toch nog ineens hele belangrijke
informa e, vaak door stress afname.
Mixed Mode survey = bvb. op twee soorten manieren, dezelfde vragenlijst afnemen.
Focusgroepen:
Two-way focusgroep = groep in tweeën splitsen die elkaar afwisselen en naar elkaar kijken, ze
discussiëren om ste beurt.
Dual moderator focusgroep = normale focusgroep met twee moderatoren zodat het soepel
verloopt en je elkaar kan aanvullen.
Dueling moderator focusgroep = duelleren, moderatoren geven een voorbeeld in discussie, ze
nemen het voortouw en laten zien dat je het oneens kan zijn.
Respondent moderator focusgroep = gee aan respondent de leiding, zelf geen formele rol.
Online focusgroepen = chat room, voor discussie of bulle n board verspreid over aantal dagen.
Eliciteren = het uitlokken van antwoorden.
Probes = s lte, zorgen dat de respondent antwoord of ongerichte aanmoediging (eheuh, yes, oké
etc.), vraag naar uitwending (uitleg, re ec e, samenva en).
Prompts = introduc e van een nieuwe onderwerp, aangeven dat je ergens anders over wilt praten.
Vigne en = bestaande of gemaakt data, als foto’s, a ributen of een verhaaltje (eliminerende
materialen).
“scope creep” = ongewild verleggen van de focus van het interview.
Par ciperend Niet-par ciperend
Covert Complete par cipant Covert observer
Overt Par cipant observer Observer
ti tttiti
fi titi ff titi ti ftfl ft
ti ti tt tt ti ti ti
, Reac viteit = als mensen weten dat je er bent gaan ze hierop reageren (rekening mee houden).
Naturalisa e = als de situa e weer normaal is en er niet meer wordt gereageerd.
‘Going na ve’ = te veel onderdeel van de gemeenschap waardoor er geen duidelijk onderscheid is.
Primary observa es = dag, jd, loca e, gebeurtenissen etc.
Secundary observa es = opmerkingen over gedane observa es door anderen.
Experiental data = eigen gevoelens, emo es en re ec es.
Circumstancial & background data = over de organisa e en normen (niet direct observeerbaar).
Manifeste data = direct zichtbaar en objec ef
Latente data = onderliggende verbanden en interpreta e context van woorden en manier van
voorstellen.
Data-triangula e = vanuit meerdere perspec even kijken naar hetzelfde onderwerp (Mixed
Methods, in soorten data of methoden).
Gate keeper = degene die toegang verleent tot de data en onderzoekssitua e.
Key-informant = centrale persoon in de situa e met een breed netwerk of verschillende rollen.
Induc e en Deduc e:
A ribute codes = achtergrond- of demogra sche informa e.
Index codes = grote/brede generieke topics
Analy c codes = beschrijven betekenis van speci eke stukken data, op basis van literatuur en
verzamelde data.
abduc ef proces = verkenning data/theorie, voorlopige verklaring en dan veri ëren met nieuwe
data.
Grounded theory = theory volledig gebaseerd op de data, en bestaande theorieën hierbij
gebruiken.
Sensi zing concepts = nu ge/relevante concepten uit de theorie (literatuur), waar je op door kan
analyseren, abstract en breed.
A priori codes = van te voren bedacht om speci eke delen uit een sensi zing concept te toetsen.
Satura e = verzadiging, geen open codes meer nodig om nieuwe data te beschrijven.
Open coderen -> data reduc e, overzicht creëren, topics iden ceren en labels (codes) maken.
Axiaal coderen -> structureren, thema’s iden ceren en de niëren, hoofd- en subcodes maken.
Selec ef coderen -> theore sch model bouwen, onderzoeksvraag beantwoorden en data vanuit
verschillende invalshoeken benaderen.
Nega ve cases & theore cal sampling (uitschieters) = een itera ef proces met meerdere fases van
data-verzameling, breed, dekkend en verklarend theore sch model waarbij alle ui ngsvormen zijn
gedekt.
Categorisa ematrix = gebruikt voor een deduc ef proces waarin alle thema’s gevonden in de
literatuur zijn verwerkt, als mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag (thema’s vermaken tot
categorieën).
Ethiek en Integriteit:
Rigor/Trustworthiness = kwaliteit van het onderzoek
Credibility = in hoeverre je de waarheid kan vinden, presenteert het onderzoek de werkelijkheid?
Dependability (ona ankelijkheid) = stabiele resultaten, weinig invloed van omstandigheden.
Con rmability = niet beïnvloed door de onderzoeker, onderzoeker mag niet sturen in het resultaat.
tt fititititititi tititi
ti tititi
fh tittititititi ti ti tifitifi
ti tifi fi fl tititi ti fititifiti ti ti fi ti