Samenvatting Coachen met collega’s
Hoofdstuk 1: Gesprekken met een ruim bereik
Coachen is een manier van werkgerelateerd leren waarbij vooral in tweegesprekken wordt gewerkt.
Je hebt in deze relatie een coach en een coachee. De coach zorgt er vooral voor dat de coachee zelf
voor zichzelf zorgt.
Coaching kan gedaan worden door verschillende soorten (Zie HC). Coaching door eigen
leidinggevende is niet zuiver op leren gericht, gezien het beoordelende karakter van een
leidinggevende.
De bedoeling van de coach is om bij de coachee reflectie te stimuleren, potentiële kwaliteiten vrij te
maken en obstakels voor verdere ontwikkeling te overwinnen of weg te nemen.
Coaching proces:
1. Intake en ‘leercontract’
2. Vaststellen van bijeenkomsten in agenda
3. Aantal coaching gesprekken
4. Evaluatie opbrengsten van coaching
Waar het bij coaching vooral om gaat is dat een professional de kans krijgt met behulp van haar
coach te reflecteren op eigen handelen en denken.
Bereik van coachingsvragen
1) inhoud en vakkennis en het toepassen ervan: ‘wat zou jij in zo’n geval doen?’
2) inhoudelijke component aanwezig, wijze waarop coachee handelt en omgaat met inhoud is
belangrijk: ‘hoe kan ik dit aanpakken?’
3) persoonlijke eigenschappen van de coachee staan centraal: ‘Wie ben ik als persoon?’ of ‘Wat
leidt er bij mij toe dat ik hier telkens tegenaan loop?’
Verschil mentor en coach
Mentor = volg mijn voorbeeld (brengt eigen expertise in)
Coach = koers die ze brengt van waar ze waren naar waar ze zijn (instrument voor leren)
Soorten coachvragen
Er zijn verschillende soorten problemen:
- Objectief of technisch van aard: behoefte aan kennis of het aanleren van een bepaalde
vaardigheid expertadvies
- Werkcontext/patroon dat incident veroorzaakt moet worden opgelost. Dat is moeilijk, omdat
personen dit probleem vaak niet erkennen coaching
- Persoonlijke problemen: kenmerk van de vraagstelling is dat het probleem zowel op werk als
privé wordt ondervonden therapie
Hoofdstuk 2: gespreksvoering op de vierkante millimeter
In de manier van vertellen doet de coachee een beroep op haar coach, om op een bepaalde manier
bij te dragen, bijvoorbeeld luisterend, vragend, streng, etc.
Venster op de coachee
In een gesprek zijn coach en coachee beiden gericht op wat er omgaat in de coachee. Ze werken
samen aan het ‘materiaal’ van de coachee. Het lijkt dus nuttig een soort landkaart van dat terrein te
1
,bezitten, een venster op wat de coachee inbrengt op elk moment in het gesprek. Dit venster wordt
ook wel het Joharivenster genoemd.
a.Gespreksruimte b. Blinde vlek
- Verbaal - Voorbewust voor coachee
- Expliciet - Onbewust aan coachee
c.Privé persoon d. Onbekend terrein
- Non-verbaal - Morele instantie
- Impliciet - Verdrongene
- Niet opgepikt
- Niet gecommuniceerd (maar wel
gedacht)
Op elk moment van het gesprek staan coachee en coach samen op deze kaart. Mensen gaan letterlijk
in elkaar op als zij met elkaar communiceren en creëren een communicatieve eenheid. Alleen
zender-ruis-ontvanger communicatie gaat in een gesprek tussen mensen niet op.
a. De gespreksruimte of ‘vrije ruimte’
Dit is het meest gedetailleerde en uitgewerkte veld. Het gaat om het expliciete en zichtbare deel van
wat de coachee vertelt. Het heeft een expressief & appellerend karakter:
- Expressief: laat iets zien van de coachee en haar vragen. De coachee drukt zich uit en laat iets
van zichzelf zien. Het zijn de verhalen die de coachee vertelt. Expressief zijn ook de
meningen, gevoelens, feiten etc. die de coachee heeft.
- Appellerend: hier doet de coachee een beroep op de coach. Dat begint klein en onschuldig,
de coachee gaat ervan uit dat de coach luistert. Op een vraag verwacht je een antwoord. Het
wordt meer subtiel en relevant als de coachee een beroep op de coach doet om haar op een
specifieke manier te helpen.
Expressieve en appellerende onderdelen zijn niet expliciet te scheiden.
De gespreksruimte kan ook op een andere manier gescheiden worden, namelijk verschillende
niveaus van het gesprek:
- Inhoud: van het verhaal, de feiten en mededelingen van de coachee. Het is informatie die
wordt overgedragen expressief
- Procedure: fasering, opbouw, werkwijze. Pogingen van de coachee om het gesprek te
ordenen vaak appellerend (‘hoe zal ik mijn verhaal opbouwen?’) maar niet noodzakelijk
(‘ik vertel eerst over die ontmoeting en daarna zal ik iets meer zeggen over de collega zelf’).
- Interactie: hoe gesprekspartners op elkaar reageren, wat zij voor rollen innemen en welke
verhouding ze tot elkaar hebben. vaak appellerend (jij bent mijn coach), maar kunnen ook
deels expressief zijn (volgens mij zitten we vast).
- Emotie: gevoelens die op dit moment bij de coachee of bij d coach aan de orde zijn.
grotendeels expressief.
Onderscheid tussen de niveaus is dat de eerste gaat over de casus van de coachee (inhoud) terwijl de
andere drie gaan over dit gesprek, op dit moment. Het eerste niveau gaat dus over ‘dan en daar’ en
de andere niveaus over ‘hier en nu’.
b. De privépersoon
Het gaat om datgene dat omgaat in de coachee, maar niet direct gedeeld wordt of opgepikt door de
coach. Ook hier zijn verschillende niveaus:
2
, - Non-verbale uitingen van de coachee: dit geeft een enorme hoeveelheid informatie. Non-
verbale info is over het algemeen impliciet en laat dus veel te raden over.
- Impliciete uitingen van de coachee: info die we tussen de regels door aantreffen. Denk
bijvoorbeeld aan woordkeuze, herhaling, woordbeklemtoning en interne tegenspraken.
- Niet opgepikte uitingen van de coachee: zijn wel expliciet gecommuniceerd, maar niet door
de coach opgepikt of bewust geregistreerd.
- Wel gedacht maar niet gecommuniceerd: alle info die de coachee besluit voor zichzelf te
houden
- Wat nu niet aan de orde is: incl. alles wat de coachee ervaren heeft en nu nog in de eigen
herinnering terug kan brengen.
c. De Blinde Vlek
Dat deel van de (inbreng van de) coachee dat wel opvalt aan de coach, maar niet gezien wordt door
de coachee zelf. Dit bestaat uit twee delen (denk aan Freud):
- Voorbewustzijn: de coach hoeft het alleen maar te noemen en het is weer terug in de
herinnering van de coachee.
- Onbewust: coachee heeft hier veel te leren, dus de coach kan zich nuttig maken door
elementen uit dit veld in het gesprek te brengen.
d. Onbekend terrein
Ook in het onbekende terrein is een deel van de coachee dat voorbewust is. De informatie komt dan
bij toeval onder de aandacht van de coachee. Naast dit is eigenlijk volledig onbekend. Hier ga je
samen op ontdekkingstocht. Als je er wel iets over kunt zeggen zit het per definitie in een ander
kwadrant. Belangrijkste onderscheid, gemaakt door Freud, van het onbewuste:
- Morele instantie: oefent invloed uit op wat in het onbekende terrein terecht en wat daaruit
tevoorschijn mag komen. Dit bestaat uit ‘onbewust geweten’ (interne representatie van wat
slecht is) en het ‘ego-ideaal’ (interne representatie van wat goed is). Dit oefent een
controlerende invloed uit op herinneringen, uitspraken en emoties in termen van wat is
toegestaan en niet toegestaan. Sommige dingen laat de coachee niet toe om te denken.
- Verdrongene: gedachten en emoties die in aanmaak of afbraak zijn – materiaal dat wel
aanwezig is, maar geen toegang krijgt tot de bewuste geest en dat ook niet zichtbaar wordt
in de blinde vlek.
Venster op de coach
De coach heeft de ruimte om op de informatie van de coachee te reageren. Hierbij hoort ook een
venster. We gaan uit van twee fundamentele bijdragen van de coach:
1. Richting van eigen bijdrage: ruimtegevend of ruimtenemend? De coach heeft de regie van
het gesprek in handen. Je kunt sturen (suggereren of voorstellen) of volgen (gezamenlijke
exploratie of ontdekking).
2. Aard van eigen bijdrage: opbouwend of openmakend? Coach heeft invloed op de
(de)constructie van het gesprek, waarin je kan kiezen om de coachee meer te ondersteunen
of te confronteren.
Door combinaties van deze twee keuzes te maken kom je op een minimaal speelveld van de coach
met vier mogelijkheden. Zie figuur bladzijde 23 (overnemen HC). De bijdragen van de coach laat zich
met het venster op de coach overzichtelijk presenteren:
3