Samenvatting omgevingsrecht
,Omgevingsrecht regelt de fysieke omgeving waarin wij leven, en is een
verzamelnaam voor alle wet- en regelgeving betreffende de fysieke leefomgeving.
Drie belangrijke pijlers van het omgevingsrecht zijn: water (staats)recht, milieurecht
en ruimtelijk bestuursrecht. Het water (staats)recht regelt de kwaliteit en kwantiteit
van water. Milieurecht gaat om het geheel van juridische instrumenten die gebruikt
kunnen worden om milieuproblemen te beheersen. Het doel is om de gevolgen van
ons handelen voor de omgeving te beperken, oftewel het milieu te beschermen. Er
is het grijze milieurecht, ook wel het milieuhygiënerecht, welke gericht is op de
bescherming van lucht, water, bodem en het reguleren van milieubelasting zoals
geluid. Er is ook het groene milieurecht, welke gericht is op de bescherming van
soorten en gebieden. Het ruimtelijk bestuursrecht (RBR) biedt de overheid het
juridisch kader en instrumentarium voor het beleid voor de ruimtelijke ordening. Het
waarborgt de taakuitoefening, en beschermt belangen.
Een belangrijke definitie van ruimtelijke ordening is: Het van overheidswege
bewust ingrijpen in maatschappelijke ontwikkelingen met een ruimtelijke
dimensie. Zij is gericht op het onderling afwegen en coördineren van die
ontwikkelingen en zij loopt uit op het leggen van bestemmingen en het regelen van
het gebruik van de grond. Deze definitie is van Drupsteen.
Anders gezegd is ruimtelijke ontwikkeling te definiëren met de vraag: waar wordt
welke functie in welke omvang toelaatbaar geacht?
Binnen ruimtelijk bestuursrecht is er een facet en zijn er sectoren. Het facet is
ruimtelijke ontwikkeling, deze heeft met alle sectoren te maken. De sectoren zijn de
afzonderlijke delen waar de overheid over gaat, bijvoorbeeld volkshuisvesting,
natuurbehoud en mobiliteit.
Er zijn drie fasen in het planologisch proces: bestemmen, inrichten en beheren.
Enkele uitgangspunten van het RO-recht zijn dat de uit te voeren activiteiten e.d.
niet in strijd zijn met de Grondwet, dat er een spanningsveld zit tussen
rechtszekerheid en flexibiliteit, en tussen decentralisatie en centralisatie, en dat er
sprake is van een toelatingsplanologie via wettelijke verboden. Die
toelatingsplanologie houdt in dat er een kader is waarin mogelijkheden worde
geboden. Binnen die kaders is realisatie mogelijk. Als er op grond van de wet geen
reden om een vergunningsaanvraag te weigeren, heeft de aanvrager recht op de
aangevraagde omgevingsvergunning.
Vanaf 1960 is er het een en ander veranderd in de planologie. Destijds was er
sprake van een legimitatieplanologie: iets weren was ongewenst. Daarna werd het
een toelatingsplanologie, waarin kansen werden benut. Vervolgens de
ontwikkelingsplanologie, waar marktpartijen meer invloed kregen. Daarna was er de
uitnodigingsplanologie, waarbij de overheid faciliteerde en uitnodigde, en
momenteel is er de uitdagingsplanologie, waarbij de overheid marktpartijen
uitdaagt om te komen met plannen ter realisatie van de noodzakelijke
transformaties.
,Eerder ging het al over het spanningsveld tussen rechtszekerheid en flexibiliteit.
Enerzijds wil men waarborgen kunnen bieden, anderzijds wil men ruimte bieden, en
onnodig knellende kaders voorkomen.
, Hoofdstuk 1; Omgeving in ontwikkeling
1.1; Een gezonde en veilige fysieke leefomgeving
De fysieke leefomgeving is de omgeving waarin wij wonen, werken, recreëren en
reizen, de omgeving waarin wij leven. De overheid heeft de raak om een gezonde
en veilige leefomgeving te waarborgen. De gebruikers van de leefomgeving, zijnde
burgers en bedrijven, spelen daarin een belangrijke rol. Om dingen als
luchtverontreiniging en geluidsoverlast te beperken zijn er milieunormen. Dat zijn
normen die de maximale uitstoot op het gebied van bodem, lucht, water en geluid
bepalen voor bedrijven. Niet alleen normen, maar ook andere elementen zijn van
belang voor een gezonde leefomgeving. Denk aan een goede inrichting van de
openbare ruimte zodat dingen als gezondheid, sociale cohesie, veiligheid en
duurzaamheid een plaats krijgen.
Het begrip fysieke leefomgeving bepaalt de reikwijdte van de Omgevingswet (Ow).
Deze wet gaat over de fysieke leefomgeving, en activiteiten die gevolgen hebben of
kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving. Onder de fysieke leefomgeving valt
volgens de Ow in ieder geval: bouwwerken, infrastructuur, water, watersystemen,
bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Hierin is
een onderscheid te maken tussen de natuurlijke en de gebouwde omgeving. De
natuurlijke omgeving is sowieso de fysieke leefomgeving, en bevat in ieder geval de
planten en dieren in de openbare omgeving, wild of aangeplant. De gebouwde
omgeving behoort tot de fysieke leefomgeving wanneer het gaat om iets dat
bedoeld is meerdere jaren op dezelfde plek te blijven. Denk aan een woonboot of
standbeeld. Een maisveld of auto horen hier niet bij.
De Ow kan regels stellen voor de buitenkant, maar niet voor de inrichting van
bouwwerken. De Ow regelt geen directe betrekkingen tussen mensen. De fysieke
leefomgeving vormt de schakel tussen activiteiten van mensen of bedrijven die
gevolgen hebben voor anderen.
1.2; De spelers in het omgevingsrecht
Niet alleen de overheid, maar ook bedrijven, inwoners en belangengroepen spelen
een belangrijke rol in het omgevingsrecht. Activiteiten van de ene partij kunnen
gevolgen hebben voor de andere partij. De overheden bestaan uit de Rijksoverheid,
provincies, gemeenten en waterschappen. De regering heeft, samen met de Staten-
Generaal, bij het opstellen van de Ow de kaders bepaald waarbinnen geacteerd
mag worden. Bestuursorganen van provincies, gemeenten en waterschappen
formuleren beleid en nemen besluiten over ontwikkelingen die invloed hebben op
de fysieke leefomgeving.
Bedrijven en burgers kunnen initiatiefnemers voor een ontwikkeling zijn. Men kan
een vergunningsaanvraag indienen voor bijvoorbeeld het vergroten van een
woning, of voor de ontwikkeling van een woonwijk.