Samenvatting Wetenschapsfilosofie
voor geesteswetenschappen
Inhoud
Hoofdstuk 1 Inleiding............................................................................................................. 3
1.1 De taken van de wetenschapsfilosofie ..................................................................... 3
1.2 Kennis en waarheid.................................................................................................. 3
1.3 Interpretatie en perspectief....................................................................................... 4
1.4 Eenheid en fragmentatie .......................................................................................... 4
1.5 Resumé ................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 2 De geboorte van de moderne natuurwetenschappen ........................................ 7
2.1 De wetenschappelijke revolutie ................................................................................ 7
2.1a Aristoteles en de middeleeuwse wetenschappen ................................................... 7
2.1b Het humanisme van de Renaissance: geleerdheid en welsprekendheid ................ 8
2.1c De verwerping van aristotelische wetenschap en humanisme ................................ 9
2.1d Wat was de wetenschappelijke revolutie? ............................................................ 10
2.2 Epistemologie en metafysica van de klassieke natuurwetenschap; Kants
‘copernicaanse wending’ .............................................................................................. 11
2.3 Resumé ................................................................................................................. 12
Hoofdstuk 3 Logisch empirisme en kritisch rationalisme ..................................................... 13
3.1 Het logisch empirisme; de ‘Wiener Kreis’ ............................................................... 13
3.1a Carnap: de logica van de wetenschap.................................................................. 14
3.1b Het analytisch-synthetisch onderscheid en het reductionisme .............................. 15
3.2 De Wiener Kreis en de geesteswetenschappen ..................................................... 16
3.3 Karl Popper: de logica van de weerlegging ............................................................ 17
3.3a Inductie, deductie, demarcatie.............................................................................. 17
3.3b Het toetsen van theorieën .................................................................................... 18
3.3c Verklaring, voorspelling en de wetten van de geschiedenis .................................. 18
3.4 Resumé ................................................................................................................. 19
Hoofdstuk 4 De historisering van het wetenschapsbeeld .................................................... 20
4.1 Van empirisme naar pragmatisme.......................................................................... 20
4.1a De Duhem-Quinestelling ...................................................................................... 20
4.1b Quines betekenisholisme ..................................................................................... 21
4.1c Wilfrid Sellars en de mythe van het gegevene ...................................................... 22
4.2 Wetenschapsontwikkeling volgens Kuhn................................................................ 23
, 2
4.3 Kuhns wetenschapsfilosofie; empirisme, neokantianisme of pragmatisme? ........... 24
4.4 De ‘antropologische wending’ ................................................................................ 24
4.5 Resumé ................................................................................................................. 25
Hoofdstuk 5 De geboorte van de moderne geesteswetenschappen .................................... 26
5.1 Foucaults archeologie van de geesteswetenschappen .......................................... 26
5.2 Filosofische achtergronden: Kant en Hegel ............................................................ 28
5.2a Kant: subject en object ......................................................................................... 28
5.2b Hegel: Geist en historiciteit ................................................................................... 29
5.3 Cultuurhistorische achtergronden........................................................................... 29
5.4 Institutionele veranderingen: Humboldts universiteitshervormingen; Bildung en
nationalisme................................................................................................................. 30
5.5 Conclusie ............................................................................................................... 31
5.6 Resumé ................................................................................................................. 31
Hoofdstuk 6 De ontwikkeling van nieuwe disciplines ........................................................... 32
6.3 Geschiedenis en genealogie .................................................................................. 32
6.3a Von Ranke ........................................................................................................... 32
6.3b Nietzsche ............................................................................................................. 32
Hoofdstuk 7 Tussen hermeneutiek en natuurwetenschappen: op zoek naar een methode . 33
7.1 Inleiding ................................................................................................................. 33
7.2 Van bijbelexegese tot algemene methodiek: Schleiermacher en Dilthey ................ 34
7.2a Schleiermacher .................................................................................................... 34
7.2b Dilthey en de geesteswetenschappen .................................................................. 35
7.3 Psychoanalyse tussen natuurwetenschap en Verstehen: Freud............................. 35
7.3 Neokantianisme: Rickert en Cassirer ..................................................................... 36
7.4a Rickert.................................................................................................................. 37
7.4b Cassirer ............................................................................................................... 38
7.5 Verstehen in de sociale wetenschappen: Max Weber ............................................ 39
7.6 Hermeneutiek als ontologisch proces: Gadamer .................................................... 40
7.7 Conclusie ............................................................................................................... 41
7.8 Resumé ................................................................................................................. 41
Hoofdstuk 8 Kritische theorie .............................................................................................. 42
8.1 Marx en de dialectiek ............................................................................................. 42
8.3 Gramsci ................................................................................................................. 43
8.4 De Frankfurter Schule ............................................................................................ 44
8.4b Theodor Adorno ................................................................................................... 45
8.5 Jürgen Habermas .................................................................................................. 46
, 3
8.6 Resumé ................................................................................................................. 47
Hoofdstuk 10 De practice turn ............................................................................................. 48
10.3 Foucaults genealogie ........................................................................................... 48
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De taken van de wetenschapsfilosofie
Bij de geesteswetenschappen vallen vooral de verschillen op.
Wetenschapsfilosofie: bestudeert de werkwijzen van uiteenlopende vakgebieden, vooral
de manier waarop wordt geargumenteerd.
Tweeledige taak:
- Een beeld van wetenschap schetsen dat de bijzondere aard van wetenschappelijke
kennis en wijzen van argumenteren tot uitdrukking brengt. Helpen de
kennistheoretische of epistemologische aanspraken te rechtvaardigen. Een
wetenschapsfilosofische beschouwing heeft een normatieve lading en moet
beoordeeld worden op filosofische adequaatheid (nadruk voor 1970).
- Beeld van wetenschappen schetsen dat in hoofdlijnen overeenstemt met wat in de
loop van de ontwikkeling van wetenschap als goed wetenschappelijk handelen is
aanvaard. Beschrijvende en historische adequaatheid geëist (na 1970).
Het omslagpunt 1970 is te verbinden met Kuhn.
Er kwam ook een onderscheid tussen ‘zuivere’ en ‘toegepaste’ wetenschappen.
Bijv. het behaviorisme is door invloed van wetenschapsfilosofische bemoeienis tot stand
gekomen.
Wetenschapsfilosofie heeft zowel een beschrijvende als een normatieve taak behouden.
Centrale onderwerpen vormen de stijlen van argumenten oftewel de methoden. In
wetenschapsfilosofie draait het dus vaak om methodologie, om de kwaliteitscontrole op de
wetenschappelijke productie. Denk aan thema’s als:
- De taken van wetenschappen; aanpak, relaties tot het object van onderzoek,
grondslagen, ontwikkeling.
- De manier waarop de controle op wetenschappelijke productie wordt gelegitimeerd
en georganiseerd en wijze waarop zij tot stand is gekomen.
- De invloed van maatschappelijke + culturele ontwikkelingen op de ontwikkeling van
wetenschap en de effecten die uiteenlopende vormen van wetenschapsbeoefening
hebben op maatschappij en cultuur.
Ook in de wetenschapsfilosofie zijn verschillende stromingen.
1.2 Kennis en waarheid
Vanaf de Griekse Oudheid is er onderscheid tussen:
- Kennis (epistémè): tijdloze, noodzakelijke waarheden. Van de serieuze onderzoeker.
- Opinie (doxa): denkbeelden die gebonden zijn aan een standpunt en typerend zijn
voor een periode, groep of individu. Van de massa.
, 4
Bij de weg naar de waarheid moet je rationeel en methodisch te werk gaan.
Tijdens de wetenschappelijke revolutie (zeventiende eeuw) krijgt dit idee een nieuwe
uitwerking. ‘Wetenschappelijke kennis’ is dan verbonden met wiskundige methoden en
experimentele technieken en anderzijds met het beschikken over inzicht in de werkelijkheid
die onafhankelijk van de menselijke geest bestaat: objectieve werkelijkheid/ feiten en geen
subjectieve indrukken.
Aristoteles: waarheid: ‘zeggen van dat wat het is dat het is, en van dat wat niet is dat het niet
is’ → corresponderen met feiten.
Ware uitspraken kunnen we verwerven door kennis uit een zuivere bron en die kennis te
verwerken met onberispelijke middelen. Die zuivere bron is de zintuiglijke ervaring
(empirische wetenschap).
Vereiste (specifieke normen en waarden):
- Schoonschrijverij is in de wetenschap niet nodig → bevindingen in kwantitatieve
vorm presenteren.
- Ervaring moet reproduceerbaar zijn. Waarheid is universeel.
- Uit ware premissen moeten alle ware conclusies worden afgeleid. ‘Onberispelijke
middelen’ hiervoor komen voort uit: logica, wiskunde en statistiek.
- Wetenschappelijke discussies moeten zuiverheid bevorderen. Het gaat om de zaak,
niet om de persoon (beheersing van emoties).
Dit vinden we nu nog terug in bijv. onderwijs en manier van artikelen schrijven.
Wetenschappelijke kennis is waardevrij.
1.3 Interpretatie en perspectief
Wetenschappelijke uitspraken kunnen geordend worden naar de mate waarin zij de
waarheid benaderen → je krijgt een soort concurrentie.
In geesteswetenschappen is dat minder het geval, je hebt verschillende perspectieven. Het
gaat vaak om nieuwe interpretatietechnieken.
Soms wordt een tekst niet geïnterpreteerd, maar gebruikt of misbruikt.
Maar kunnen we interpretaties wel afwijzen op grond van ‘overinterpreteren’? Want dan
veronderstellen we impliciet een ware betekenis → weer een discussie van de
wetenschapsfilosofie.
1.4 Eenheid en fragmentatie
Als we ons afvragen wat de geesteswetenschappen gemeen hebben is het zoeken naar een
gemeenschappelijk object logisch → richten zich op producten van de menselijke geest
(bestuderen cultuur). Cultuurwetenschappen zou dan ook kunnen als naam, maar niet voor
alles (linguïstiek, theologie).
Binnen de geesteswetenschappen een voorkeur voor slechts een deel van de cultuur (denk
aan aandacht voor de canon).
Cultural studies: onderzoekers die letterkundige/ filosofische technieken gebruiken om
aspecten van populaire cultuur te verhelderen. Vaak was er alleen aandacht voor hoge
cultuur en wordt er geschreven in complexe proza. Historische wetenschappen vormen een
uitzondering.
Het idee van een gedeelde methode in de geesteswetenschappen houdt ook niet lang
stand. Bijv. alleen de bronnen verschillen al. Om te weten wat de geesteswetenschappen
, 5
verbindt moeten we naar het onstaan kijken. De geesteswetenschappen zijn jong: begin
negentiende eeuw ontstaan huidige vorm.
Tegenwerping: Renaissance, Aristoteles Poetica → klopt, maar zij zouden het idee van een
‘geesteswetenschap’ bizar vinden. Het begrip cultuur bestond nog niet.
Voor we over geesteswetenschappen in moderne zin kunnen praten is een fundamenteel
onderscheid tussen mens en natuur en tussen mens en het bovennatuurlijke nodig. Dat
werd pas rond 1800 gemaakt.
Ook in de ordening van kennis bestond tot de negentiende eeuw geen speciale ruimte voor
kennis over de mens, de geest of de cultuur.
Aristoteles drie soorten wetenschap:
- Theoretische: zuivere kennis/ contemplatie. Nu: bijv. filosofie
- Praktische: handelen. Nu: bijv. rechten.
- Poëtische: maken van dingen (kunst). Nu: bijv. literatuurwetenschap
Verder organon: hulpvakken:
- Logica.
- Retorica.
Ook het middeleeuwse hoger onderwijs met de zeven ‘vrije kunsten’ (artes liberales) had
geen geesteswetenschappen.
Twee delen:
- Trivium: grammatica, dialectica en retorica.
- Quadrivium: muziek, aritmetica, geometrie en astronomie.
Waarom zagen mensen die zich bezighielden met letterkunde, geschiedenis, etc. niet dat ze
bezig waren met iets dat als ‘geesteswetenschappen’ gezien kan worden?
- Foucault: voor 1800 wel mensen, maar ‘de mens’ bestond nog niet?
Gaat het ontstaan van geesteswetenschappen gepaard met de ontdekking van ‘de mens’?
Rond 1800 soort geesteswetenschappelijke revolutie.
Nieuwe filosofische kaders maakten de geesteswetenschappen mogelijk; maatschappelijke
ontwikkelingen maakten ze wenselijk; institutionele veranderingen maakten ze uiteindelijk
werkelijk (universiteitshervormingen van Wilhelm von Humboldt).
Bildung taak van universiteiten: een brede intellectuele vorming die zowel kennis als het
vermogen tot oordelen en handelen omvat, door toekomstige elite te confronteren met de
canon. Een nationale staat heeft een cultuur die het waard is te delen (te verbinden met
ontstaan van moderne natiestaat). Ook de Europese kolonisering van grote delen van de
wereld in wisselwerking met moderne wetenschappelijke kennis.
Lange tijd Europese universiteiten:
- Wijsbegeerte
- Geneeskunde
- Rechten
- Theologie
Onderzoek vond plaats in de academies, niet op universiteiten. Hier kwamen amateur
geleerden bij elkaar. Wetenschappelijke onderzoeker was dus geen beroep. Veel academies
verzorgden eigen publicatiereeksen.
Met Von Humboldt ontstaat eenheid van onderwijs en onderzoek. Ook komt er academische
vrijheid, niet langer afhankelijk van vorsten. Door de eenheid van onderwijs en onderzoek
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper larskp. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,00. Je zit daarna nergens aan vast.