Volledige samenvatting van de opgegeven literatuur inleiding belastingrecht met daarbij aantekeningen van de hoorcolleges (Universiteit Maastricht). Jaar . Samenvatting bevat veel voorbeelden ter verduidelijking.
Samenvatting inleiding belastingheffing:
H2: algemene aspecten:
Dividendbelasting is een heffing die een aandeelhouder betaalt over de aan
hem uit hoofde van die aandelen uitgekeerde winstuitkering (het dividend).
- Aandeelhouder kan zowel natuurlijk persoon als rechtspersoon zijn
Overdrachtsbelasting is een heffing die wordt geheven bij de overdracht van
een onroerende zaak en de daarop gevestigde rechten.
Belastingsubject = persoon van wie belasting wordt geheven
Belastingobject = waarover belasting wordt geheven
Soort belasting Belastingobject Belastingsubject
Erfbelasting Ontvangen erfenis Mensen en lichamen
Inkomstenbelasting Inkomen Mensen
Kansspelbelasting Gewonnen prijs uit Mensen en lichamen
kansspel
Loonbelasting Loon Mensen
Motorrijtuigbelasting Motorvoertuigenbezit Mensen en lichamen
Omzetbelasting Toegevoegde waarde Ondernemers
omzet
Onroerendzaakbelasting Onroerende zaak Mensen en lichamen
Overdrachtsbelasting Verkrijging onroerende Mensen en lichamen
zaak
Schenkbelasting Ontvangen schenking Mensen en lichamen
vennootschapsbelasting Winst Lichamen
Andere aspecten die van belang zijn om de hoogte en het tijdstip van de
belasting te bepalen zijn:
- Heffingsgrondslag = het bedrag waarover belasting wordt geheven
- Genietingsmoment = moment waarop de belasting wordt geheven
2.1: functies van belastingen:
Belasting wordt geheven om budget te creëren voor collectieve uitgave: de
budgettaire functie.
Fiscale wetgeving heeft daarnaast een waarborgfunctie: de waarden van de
rechtstaat zijn erdoor gewaarborgd, zoals gelijkheid.
- Vb: De Belastingdienst zorgt ervoor dat iedereen naar draagkracht
belasting betaalt, zodat rijken niet onevenredig bevoordeeld worden.
Belasting heeft ook een instrumentele functie: het kan worden ingezet als
middel om een bepaald sociaal of economisch doel te bereiken (moet wel goed
gemotiveerd worden).
- Vb: De overheid heft hoge belastingen op sigaretten om roken te
ontmoedigen en de volksgezondheid te verbeteren.
,De algemene rechtsbeginselen moeten gewaarborgd zijn, en waar dit niet het
geval is, is een voorwaarde dat niet alleen degene die direct van de maatregel
profiteren, voordeel van de maatregel moet hebben, maar ook degene die
daarvoor de offers moeten brengen.
- Vb: minder belasting voor elektrische auto’s – een schoner klimaat
2.2: rechtvaardigingsgronden:
Fiscale legaliteitsbeginsel: belastingen mogen slechts worden geheven uit
kracht van een voorafgaande wet. Zonder wettelijke grondslag kan geen
belastingheffing plaatsvinden.
Daarnaast moet op rechtvaardige wijze belasting worden geheven d.m.v. drie
principes:
Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen worden op gelijke wijze behandeld
Profijtbeginsel: je moet belasting betalen omdat je gebaat bent bij
voorzieningen die de overheid treft.
Draagkrachtbeginsel: een particulier of onderneming draagt naar
vermogen bij aan de collectieve lastendruk (de sterkste schouders dragen
de zwaarste lasten).
Het draagkrachtbeginsel gaat uit van het principe dat de mate van
belastingheffing afhangt van iemands mogelijkheid om belasting te betalen.
Maar hoe bepaal je wat iemands draagkracht is? Als verdelingsmaatstaven
kunnen gelden inkomen, vermogen of consumptie (of een combinatie van deze
maatstaven).
Arbeidsinkomen is belast op individueel niveau en tegen een progressief tarief.
- Progressief: het belastingpercentage stijgt naarmate het inkomen hoger
is.
De progressieve belastingtarieven in de Wet IB 2001 belasten hogere
inkomens relatief zwaarder. Voor gezinnen met één kostwinner leidt dit tot een
hogere belastingdruk vergeleken met gezinnen waarin twee kostwinners samen
hetzelfde inkomen verdienen.
Dit verschil is bewust ingevoerd om te stimuleren dat meer mensen
deelnemen aan de arbeidsmarkt. Het idee is dat dit de arbeidsparticipatie
bevordert door het aantrekkelijker te maken dat beide partners werken
i.p.v. dat één partner thuisblijft.
2.3: wet inkomstenbelasting 2001:
In de wet IB 2001 wordt het inkomen als maatstaf van heffing genomen. De wet
IB 2001 kent een boxensysteem: verschillende inkomensbestanddelen zijn
ondergebracht in drie aparte boxen.
- Het totaal van inkomen uit de drie boxen is het verzamelinkomen
In box 1 is opgenomen het inkomen uit werk en woning:
- Winst uit onderneming
- Loon
, - Resultaat uit overige werkzaamheden
- Periodieke uitkering en verstrekkingen
- Inkomsten uit eigen woning
- Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- Negatieve persoonsgebonden aftrekposten
Verminderd met:
- De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
- De uitgaven voor inkomensvoorzieningen
- De persoonsgebonden aftrek
Belastbaar inkomen uit box 1 is het inkomen uit werk en woning verminderd met
de te verrekenen verliezen uit werk en woning uit voorgaande en volgende jaren.
Box 2 gaat over geld dat je verdient door aandelen te bezitten in een bedrijf
waarin je een aanmerkelijk belang hebt. Dit betreft het inkomen behaald met
een belang van minimaal 5% in een besloten of naamloze vennootschap.
Je hebt een aanmerkelijk belang als je:
- Minimaal 5% van de aandelen hebt in een bedrijf (zoals een bv of nv).
Hoe verdien je geld in box 2?
- Dividend: Het bedrijf keert een deel van de winst uit aan aandeelhouders.
- Verkoopwinst: Je verkoopt je aandelen voor meer dan je ervoor hebt
betaald.
Hoe wordt dit belast?
Het geld dat je uit deze bronnen ontvangt, wordt in box 2 geplaatst en belast met
een vast tarief.
Voorbeeld:
- Je bezit 10% van de aandelen in een bv.
- Het bedrijf keert €50.000 dividend uit.
- Dit bedrag (€50.000) wordt belast in box 2
In box 3 is de vermogensrendementsheffing (het inkomen uit sparen en
beleggen) opgenomen. De belasting in box 3 wordt niet gebaseerd op wat je
daadwerkelijk verdient uit dit vermogen (bijvoorbeeld rente of dividend), maar
wordt forfaitair bepaald.
Forfaitair: In plaats van te kijken naar wat je daadwerkelijk hebt verdiend met je
spaargeld of beleggingen, berekent de belastingdienst een schatting van het
rendement dat je zou kunnen maken, en daar betaal je belasting over.
Hoe werkt het in box 3?
- Eerst wordt je totale vermogen (spaargeld, beleggingen etc.) opgeteld.
- Vervolgens wordt er een forfaitair rendement vastgesteld (de
belastingdienst gaat uit van een vast rendement op je vermogen).
, - Over dat rendement betaal je belasting, ook als je daadwerkelijk minder of
meer hebt verdiend.
Voorbeeld:
- Je hebt €100.000 aan spaargeld en beleggingen.
- De belastingdienst gaat uit van een forfaitair rendement van bijvoorbeeld
4%.
- Je wordt belast over €4.000 (4% van €100.000), zelfs als je eigenlijk maar
€1.000 rente hebt ontvangen.
Het belastbaar inkomen uit box 3 is het voordeel uit sparen en beleggen
verminderd met de persoonsgebonden aftrek (bv. zorg- of studiekosten).
De persoonsgebonden aftrek is een inkomensaftrek voor uitgaven die zijn
gedaan in verband met de persoonlijke situatie van een belastingplichtige.
Sommige inkomstbestandsdelen kunnen in meerdere boxen vallen. Het wordt
dan in aanmerking genomen bij de bepaling die het eerst in de wet wordt
genoemd rangorderegeling (art. 2.14 lid 1 Wet IB 2001).
- Met andere woorden: Box 1 wordt eerder genoemd dan box 2 en 3, en
gaat dus voor.
De allocatie van schulden vindt plaats aan de hand van waarvoor de schuld is
aangegaan. Schulden volgen in de Wet IB 2001 namelijk bezittingen. Valt de
bezitting in box 1 dan valt de schuld die is aangegaan om deze bezitting te
verkrijgen ook in box 1.
- Vb. hypothecaire schuld, aangegaan om een huis te kopen, val in box 1.
Hypothecaire schuld, aangegaan om een aanmerkelijk belang te
verkrijgen, valt in box 2 etc.
Een kenmerk van het boxen systeem is dat er tussen de boxen ‘schotten’ staan.
Bedragen kunnen niet onderling met elkaar worden verrekend gesloten
systeem. Hierop bestaan 2 uitzonderingen:
1. De persoonsgebonden aftrek wordt ‘over de boxen heen’ verrekend.
Stel, je hebt:
€30.000 inkomen uit box 1 (loon).
€5.000 inkomen uit box 3 (spaargeld).
€2.000 persoonsgebonden aftrek (bijvoorbeeld zorgkosten).
De aftrek van €2.000 wordt afgetrokken van totale inkomen van €35.000 (box 1
+ 3), niet alleen van je inkomen uit één box. Dit verlaagt je belastbare inkomen
leidt tot minder belasting.
2. Het verlies uit aanmerkelijk belang (box 2). In 2024 is max 33% van dit
verlies onder omstandigheden toch verrekenbaar met de belasting over
het box 1 inkomen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper roosrechten. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,98. Je zit daarna nergens aan vast.