100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting Toetsdoelen BS7 en BS8 €10,86
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Toetsdoelen BS7 en BS8

 0 keer verkocht

Uitgebreide samenvatting van alle toetsdoelen van BS7 en BS8. Goed voor een ruime voldoende.

Voorbeeld 6 van de 162  pagina's

  • 30 januari 2025
  • 162
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (4)
avatar-seller
Demi122
1. Kan het proces van gaswisseling in de longen (pulmones) en in de weefsels
uitleggen en kan het capillair uitwisselingsproces beschrijven
Gaswisseling:
De cellen in ons lichaam gebruiken continue zuurstof. Met dit gebruik produceren ze
koolstofdioxide. Met ademhaling (longventilatie) zorgen we ervoor dat we het
koolstofdioxide uitademen en weer nieuwe zuurstof inademen. Dit proces zorgt
ervoor dat we onszelf niet vergiftigen.
Tijdens deze circulatie wordt er lucht in en uit de alveoli (longblaasjes) verplaatst. Dit
proces heeft een belangrijke bijdrage aan de uitwisseling van zuurstof en
koolstofdioxide aan het bloed. Om een alveoli zit een heel netwerk van haarvaatjes
(capillairen). Op het moment dat er zuurstofrijke lucht in de alveoli terecht komt,
diffundeert dat direct de bloedbaan in. Het koolstofdioxide dat in het bloed zit, gaat
dan de bloedbaan uit en wordt tijdens de uitademing uitgeademd uit de longen naar
buiten.




Verplaatsing:
Verplaatsing van zuurstof en koolstofdioxide gebeurt via diffusie via het respiratorisch
membraan.
• Diffusie = verplaatsing van moleculen van een hoge concentratie naar een
lage concentratie.

Het respiratorisch membraan bestaat uit:
- Dunne enkele laag alveolair epitheel cellen
- Endotheel cellen (vaatwand)
Deze twee lagen smelten samen tot een basaalmembraan. Het respiratorisch
membraan is heel dun, waardoor er gemakkelijk diffusie plaats kan vinden. Het
proces van diffusie duurt net zolang totdat de concentratie van zuurstof in de alveoli
en de bloedbaan gelijk is.

, Partiële druk:
Bij de gaswisseling is de partiële druk van belang. De lucht die je inademt bestaat
niet alleen uit zuurstof, maar uit nog meer verschillende gassen. Ieder gas oefent een
bepaalde druk uit binnen de lucht. De druk die dat gas uitoefent is de partiële druk.
Deze druk bepaald de snelheid waarmee elk gas tussen de lucht in de alveoli en het
bloed diffundeert.

Partiële druk (p):
- Zorgt ervoor dat diffusie kan optreden
- Bepaald de snelheid waarmee diffusie optreedt
- Druk die door één enkel gas wordt uitgeoefend (druk per type gas)
- Recht evenredig met percentage

Atmosferische druk (totale druk):
- 760mmHg
- Som van alle partiële drukken = totale druk

Lucht Stikstof (N2) Zuurstof (O2) Waterdamp (H2O) Koolstofdioxide
(CO2)
Ingeademde lucht 597 (78,6%) 159 (20,9%) 3,7 (0,5%) 0,3 (0,04%)
(droog)
Lucht alveoli 573 (75,4%) 100 (13,2%) 47 (6,2%) 40 (5,2%)
(verzadigd)
Uitgeademde lucht 569 (74,8%) 116 (15,3%) 47 (6,2%) 28 (3,7%)
(verzadigd)
Tabel 1: Partiële druk (mmHG) en normale gasconcentratie in lucht (%)

In de longen wordt zuurstof uitgewisseld met het bloed. De uitwisseling tussen
zuurstof en koolstofdioxide gebeurt niet alleen bij de longen, maar ook bij de
weefsels.
• Externe respiratie: gaswisseling tussen de lucht in de alveoli en het gas in de
alveolaire capillairen (longblaasje – bloedbaan).
• Interne respiratie: gasuitwisseling tussen de capillairen grote bloedsomloop en
het weefsel met de interstitiële vloeistof (bloedbaan – weefsels).

Lucht die we inademen wordt verwarmd, bevochtigd en vermengd met lucht uit de
dode ruimte. In de dode ruimte zit koolstofrijke lucht. Deze koolstofrijke lucht bevindt
zich in de dode ruimte, omdat bij het uitademen niet alle lucht uit de longen gaat. Er
blijft koolstofrijke lucht over in de dode ruimte. Door dit proces is de druk van zuurstof
en koolstofdioxide in de alveoli niet gelijk aan de druk van deze stoffen in de
buitenlucht.
• De druk van zuurstof in de longen is lager dan de druk van zuurstof in de
buitenlucht, omdat de lucht wordt gemengd met lucht uit de dode ruimte
(minder zuurstof in verhouding).
- Zuurstof buitenlucht = 159mmHg
- Zuurstof alveoli = 100mmHg
• De druk van koolstofdioxide in de longen is hoger dan de druk van
koolstofdioxide in de buitenlucht, omdat de lucht wordt gemengd met de lucht
uit de dode ruimte (meer koolstofdioxide in verhouding)
- Koolstofdioxide buitenlucht = 0,3mmHg

, - Koolstofdioxide alveoli = 40mmHg
- Koolstofdioxide in bloed = 45mmHg

Als zuurstof zich vanuit de alveoli naar de bloedbaan moet verplaatsen, moet de
zuurstof druk in het bloed lager zijn dan de 100mmHg zuurstof druk in de longen.

Als het zuurstof zich vanuit de bloedbaan naar de weefsels wil verplaatsen, moet de
zuurstof druk in het weefsel lager zijn dan de zuurstof druk in het bloed. De
koolstofdioxide druk in het weefsel moet juist hoger zijn, want cellen in weefsels
verbranden zuurstof waarbij koolstofdioxide komt vrij.
- Druk zuurstof in bloedbaan hoog en in weefsels laag → Zuurstof verplaatst
zich van bloedbaan naar weefsels
- Druk Koolstofdioxide bloedbaan laag en in weefsel hoog → Koolstofdioxide
gaat vanuit weefsel terug in het bloed

,Zuurstof transport:
Zuurstof lost slecht op in plasma. Daarom wordt het merendeel van het zuurstof
vervoerd door erytrocyten (rode bloedcellen). Erytrocyten zijn voornamelijk
opgebouwd uit hemoglobine.
• Hemoglobine = eiwit dat bestaat uit vier verschillende eiwitketens. Iedere
keten bevat een organisch pigment (heemmolecuul)
- Heemmolecuul = bevat het ijzerion. Aan dit ijzer wordt zuurstof
gebonden. Zo kan het bloed zuurstof vervoeren.
- Als het zuurstof zich aan het ijzer bindt, verandert de kleur van
hemoglobine. Het kleurt rood (zuurstofrijk). Als er geen zuurstof meer
gebonden is aan de hemoglobine, kleurt het hemoglobine weer blauw
(zuurstofarm).
- Hb + O2 <-> HbO2 (oxyhemoglobine)

De hoeveelheid waarin de zuurstof zich bindt en wordt afgegeven hangt af van de
mate van drukverschillen (zuurstofdruk in de omgeving).

Hoeveelheid zuurstofbinding:
De hoeveelheid zuurstofbinding is afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof in de
omgeving (PO2 omgeving). Is de zuurstofdruk hoog is in de omgeving, dan zal er
veel zuurstof worden gebonden. Is deze lager, dan zal er minder zuurstof worden
gebonden.

Hoeveelheid zuurstofafgifte:
De hoeveelheid zuurstof afgifte is afhankelijk van
de activiteit van de weefsels. Actievere weefsels
vragen namelijk veel zuurstof en maken ook veel
zuren. Hemoglobine geeft makkelijker zuurstof af
op het moment dat het in een zuurder milieu
komt. Ook het genereren van warmte bij actieve
weefsels zorgt voor meer afgifte van zuurstof.

Koolstofdioxide transport:
Manieren voor koolstofdioxide transport:
1. Ongeveer 7% CO2 kan worden opgelost in het
bloedplasma en wordt zo vervoerd
2. Ongeveer 23% CO2 wordt gebonden aan
hemoglobine (ander deel dan zuurstof, waardoor
zuurstof en koolstofdioxide wel tegelijk vervoerd
kunnen worden), waardoor
carbaminohemoglobine ontstaat.
3. Ongeveer 70% CO2 wordt in de rode bloedcel
omgezet in koolzuur (H2CO3) door
koolzuuranhydrase dat zich splitst in bicarbonaat
(HCO3-) en een waterstofion. Het waterstofion
wordt door verschillende buffers gebonden aan
de rode bloedcel, zodat het plasma niet kan
verzuren. Het bicarbonaat gaat vanuit de rode
bloedcel het bloedplasma in.

, - CO2 + H2O <-> H2CO3 <-> H+ + HCO = Koolzuuranhydrase
- <-> betekent omgezet

Alle drie de reacties zijn volledig omkeerbaar, omdat de formule ook de andere kant
op moet werken als er koolstofdioxide moet worden afgegeven.




Als de zuurstofbehoefte sterk veranderd moeten het bloedvatenstelsel en het
ademhalingsstelsel reageren.
- De arteriolen die naar de longcapillairen lijden, vernauwen zich wanneer de
zuurstofconcentratie laag is.
- De bronchiolen verwijden zich wanneer de koolstofdioxideconcentratie te hoog
is.
De ademhalingscentra bestaat uit de pons en de medulla oblongata. Deze reguleren
de ademhalingspieren en hoe snel en diep er wordt geademd. De ademritmecentra
in de medulla oblongata bepalen het basisritme van de ademhaling.

De inademingsreflex voorkomt overmatige uitrekking van de longen tijdens
geforceerde ademhaling. De uitademingsreflex stimuleert de inademing, wanneer de
longen worden samengedrukt.
Chemoreceptorreflexen reageren op veranderingen van de pH, de PO2 en de PCO2
van het bloed en de cerebrospinale vloeistof.

, COPD:
Bij COPD verdwijnt de elasticiteit in de longblaasjes. De tussenschotjes in alveoli
verdwijnen, waardoor er minder diffusie oppervlak is. Hierdoor is de uitwisseling
tussen zuurstof en koolstofdioxide verstoord.
Als de uitwisseling tussen koolstofdioxide en zuurstof niet kan plaatsvinden, gaat het
koolstofdioxide zich stapelen (hypercapnie). Het ademcentrum reageert op de
koolstofdioxide prikkel. Op het moment dat deze prikkel stijgt, wordt de ademhaling
versneld om te zorgen dat het koolstofdioxide kan worden afgeblazen en je dit kwijt
raakt.

Bij mensen met COPD wordt de druk van het koolstofdioxide op een gegeven
moment te hoog en reageert het ademcentrum niet meer op de
koolstofdioxideprikkel. Het gaat over op een reactie op zuurstof. Op het moment dat
het ademcentrum op een lage zuurstofdruk reageert en er extra zuurstof wordt
toegediend, kan de prikkel verdwijnen. Hierdoor wordt er nog meer koolstofdioxide
gestapeld en kan iemand buiten bewustzijn raken. Daarom liever geen zuurstof
toedienen.


2. Kan het principe van zuur-base-evenwicht uitleggen en de rol van de longen
hierin herkennen

Arteriële bloedgas onderzoek: astrup

Om te bepalen wat de zuurgraad in het bloed is, wordt er een astrup afgenomen.
Hierbij wordt met een naald in de slagader van meestal de pols, maar soms ook de
lies, geprikt. Hierbij wordt er arterieel bloed verwijderd. Aan de hand van het arteriële
bloed kan er worden bepaald wat de zuurgraad, koolstofdioxide druk, zuurstof druk
van het bloed is en hoe groot het bicarbonaat is (Ph, PCO2, PO2, HCO3-).

Zuur-base evenwicht = evenwicht tussen de hoeveelheid zuren en basen in een
bepaalde oplossing.
• Wordt uitgedrukt in de zuurgraad (pH)
• pH staat voor de concentratie H+ ionen

pH zuurgraad:
De pH zuurgraad wordt bepaald door het aantal vrije H+ ionen in een oplossing.
• Zuur = <7
• Neutraal = 7
• Basisch = >7

pH bloed:
De pH waarde in het bloed is tussen de 7,35 en 7,45 (homeostase). De pH waarde
van het bloed is heel belangrijk, omdat als er van af wordt geweken de stabiliteit van
celmembranen wordt verstoord, de eiwitstructuur verandert, enzymwerking
verminderd. Met een pH lager dan 6,8 en hoger dan 7,7 zouden we niet lang in leven
blijven.
• Acidose <7,35
• Alkalose >7,45

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Demi122. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,86. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 64796 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€10,86
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd