OBSERVEREN EN RAPPORTEREN
Hoofdstuk 1 – Observeren, eenvoudig… of toch niet?
Je observeert om je eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen. Dit helpt je om je interacties met je
omgeving direct te kunnen sturen.
In het leven van alledag observeer en interpreteer je continu en impliciet om je omgeving en jezelf te
begrijpen en meteen te kunnen handelen.
Door automatische werking van je brein geef je spontaan direct richting en betekenis aan je waarnemingen.
Op deze manier kleur bv je eerste indruk ten onrechte al je verdere observaties van iemand.
Observeren in het dagelijks leven is een subjectief, continu en impliciet persoons-, situatie- en moment
gebonden proces van waarneming en interpretatie. Wanneer je beroepsmatig observeert, wil je zoveel
mogelijk objectieve informatie uit je waarneming halen om vakkundig te kunnen handelen.
Om je observaties en de handelingen die daaruit volgen te verantwoorden, moet je stilstaan bij iedere stap
van de waarneming en deze doelmatig begeleiden. Dat is de essentie van professioneel observeren.
“In het kort”
Observeren is waarnemingsprikkels door de zintuigen opnemen en bewaren, met behulp van je aandacht en
geheugen. Zo krijg je informatie over je omgeving en jezelf, of meer precies over:
- Het gedrag van één of meer personen (jezelf inbegrepen);
- Interacties tussen personen.
Tijdens alledaagse observatie neem je vooral onbewust, continu en ongemerkt informatie op. Professionele
observatie vereist een bewust en gericht proces van waarneming. Je bakent de waarneming af in de tijd. Het
gedrag van of tussen anderen staat centraal. Je kiest hiertoe geschikte methoden en technieken, volgens je
observatievraag en -doel. Interpreteren doe je zo veel mogelijk na de registratie van je waarnemingen. Door
te controleren op waarnemings-, denk- en voeleffecten zorg je voor standvastige (of betrouwbare) en
deugdelijke (of valide) observaties en handelingsbesluiten.
Hoofdstuk 2 – WWW/H professioneel observeren: waarom, wanneer, wat… en hoe?
Je observeert vooral om ‘waarschijnlijke samenhangen’ tussen gedragingen te ontdekken.
Observatie is nuttig voor veel verschillende soorten gedrag en situaties. Iedere soort gedrag en situatie heeft
gevolgen voor de observatie-opzet. Voor je deze concreet kunt uitwerken, ontdek je hier eerst hoe de
verhouding tussen waarneembaar gedrag en onderliggende denk- en voelwijzen keuzes oplegt voor de
manier van observeren.
Het werk dat nodig is om je observatievraag meetbaar te maken, is in de eerste plaats afhankelijk van hoe
breed of afgebakend het doelgedrag is. Je dient met name te beslissen welk concreet gedrag je kunt
waarnemen om een psychologische eigenschap te doorgronden. Goed operationaliseren gaat zo samen met
de vraag ‘op welk gedragsniveau observeer ik?’. Met andere woorden: gaat het om een observatie op
macro- of op microniveau?
Observatie op macroniveau gaat over meerdere gedragingen die samen een betekenisvol geheel van
cognitief-emotionele processen weerspiegelen. Om deze processen meetbaar te maken, moet je eerst
begrijpen in welk gedrag ze zich uiten en ze afbakenen zodat je ze concreet kunt waarnemen. In de praktijk
helpt je observatiedoel om de waarneming zinvol af te bakenen.
Observatie op microniveau omvat enkelvoudige, direct zichtbare gedragingen of events. Om aan micro-
observatie betekenis te kunnen geven, moet je achteraf nog uitzoeken welke denk- en voelprocessen ze
weerspiegelen. Hoewel de waarneming hier eenduidiger is, vraagt de interpretatie ervan extra aandacht in
de praktijk. De vraag blijft dus: ‘wat heb ik nu precies gemeten?’.
Participerend observeren lijkt het meest op alledaagse waarneming met een aantal waardevolle voordelen
(zoals omvang en diepgang van informatie, insiderperspectief). Het lijkt eenvoudig op het eerste gezicht: je
werpt je vrij snel in de situatie en observeert. Tegelijk zijn de gevaren van selectief en subjectief waarnemen
hier maximaal van kracht (zoals biased viewpoint en controle-effecten). Hoe meer je participeert, hoe
vaardiger je moet worden om tegelijk standvastig en legitiem te observeren.
Als niet-participerend observator kun je focussen op je observatorrol en denk- en voelfouten vooraf
tegenwerken. Tegelijk neem je dan ook maar een klein deel van de werkelijkheid waar. Soms heb je als
buitenstaander geen toegang tot sommige gedragingen (outsider-perspectief), of beïnvloed je door je
zichtbare aanwezigheid de situatie toch weer (observatoreffecten). Omdat je dit vooraf weet, kun je wel
bewust technieken toepassen om deze effecten te controleren terwijl je de observatie stapsgewijs plant en
vastlegt.
, Hoe systematisch je observeert, gaat samen met hoe sterk je je focus afbakent. In vrije observatie ligt het
algemene onderwerp vast, maar blijf je verder soepel in wie en wat je precies observeert. Zelfs het einddoel
van de observatie evolueert mogelijk tijdens de sessie. Vrije observatie is dus vooral verkennend en flexibel.
In systematische observatie ligt de opzet direct vast. Door vooraf precies te bepalen wie en wat je wilt
observeren, waarom en hoe je dit doet, houd je maximale controle over de observatie.
“In het kort”
Professionele observatie dient om inzicht te krijgen in waarneembaar gedrag. Je observeert in het werkveld
vooral door visuele (zicht) alsook auditieve waarneming (gehoor), en dit in een natuurlijke omgeving met
minimale controle op het gedrag. Je kiest voor observatie:
- Om verbaal en non-verbaal gedrag direct waar te nemen;
- Wanneer een gesprek of vragenlijst niet haalbaar of ontoereikend is door de kenmerken van de persoon,
van het gedrag of van de situatie.
Het doel van professionele observatie is dus om gedrag te verkennen en beschrijven, en mogelijk ook om
samenhangen te begrijpen en verwachtingen over personen of situaties te toetsen.
Het doelgedrag maak je meetbaar door het focusniveau van je observatieopzet te kiezen, afhankelijk van je
observatievraag. Tijdens macro-observatie neem je grote betekenisvolle gedragingen waar die over relatie
brede denk- en voelwijzen gaan. Tijdens micro-observatie focus je op nauwe zinvolle gedragingen of events,
waarvan je de betekenis achteraf door interpretatie terugkoppelt aan de psychologische eigenschappen
waarover je observatievraag gaat.
Verder beslis je in hoeverre je participerend of niet-participerend en vrij dan wel systematisch observeert. Je
observeert participerend om vanuit je dubbele rol als deelnemer en observator een insider-perspectief te
krijgen op de denk- en voelwijzen, waarden, normen en gewoonten van personen of groepen. Vaak kies je
dan tegelijk voor vrije observatie om de situatie in haar werkelijke loop flexibel te verkennen. Omdat
participerend en/of vrij observeren tegelijk de meeste ongecontroleerde selectiviteit en subjectiviteit
ondergaat, moet je dan achteraf extra opletten voor biased viewpoint en/of controle-effecten.
Je observeert niet-participerend en systematisch om gericht een vooraf gekozen deel van de werkelijkheid te
beschrijven of verwachtingen hierover te toetsen. Zo kun je vooraf overdenken wie, wat en hoe je gaat
observeren, en het doelgedrag in een observatieschaal of -schema meetbaar maken. Eventuele
observatoreffecten bewaak je vooraf met technieken zoals een vooronderzoek en gewenningsperiode.
In ieder geval staat altijd de observatievraag centraal; je kiest de observatiefocus en -vorm waarvan de
kenmerken het best afgestemd zijn op je observatiedoel.
Hoofdstuk 3 – Observatie en het brein: een intiem team
Je brein maakt de omgeving snel toegankelijk door prikkels automatisch en onbewust te selecteren. Deze
selectie loopt niet toevallig, maar volgens de cognitief-emotionele schema’s die je verwachtingen als
observator sturen. De fouten zoals waarnemings- en veranderingsblindheid die ermee samengaan, wil je in
het werkveld vermijden.
Je selectie van waarnemingen omvat dus altijd externe én interne prikkels. Externe prikkels informeren je
over het gedrag van anderen en van situaties. Interne prikkels informeren je voer je eigen gedrag, maar ook
over fysieke gewaarwordingen, gevoelens en gedachten. Interne perceptie helpt je de externe prikkels die je
observeerde te duiden.
De visuele waarneming leidt tot nauwkeurige maar selectieve informatie. Om de prikkels efficiënt te
organiseren en te interpreteren, maken je waarneming (prikkelniveau) en je perceptie (verwerkingsniveau)
automatisch, onbewust gericht en dus subjectief, keuzes. Hoe je brein selecteert wat je uiteindelijk ziet, is
met name afhankelijke van perceptuele regels die eigen zijn aan de menselijke waarneming, alsook van je
persoonlijke cognitief-emotionele schema’s. Verantwoord professioneel observeren vraagt dat je deze
selectiviteit zo veel mogelijk bewust stuurt zodat je de waargenomen gedragingen en situaties doelgericht
kunt interpreteren.
Het gehoor ondergaat – net zoals het zicht – ongemerkte selectief door het brein. Nabijheid en duidelijkheid
van gesprekken, storende geluiden en je eigen verwachtingen over de situatie moet je allemaal controleren
om consistent en realistisch te observeren.
Je gerichte, volgehouden aandacht is de sleutel tot vakkundig observeren. Spontaan toont je aandacht
fysiologische, cognitieve en emotionele schommelingen. Professioneel observeren vereist dat je de aandacht
doelbewust stuurt en volhoudt, op een manier die haalbaar is voor je eigen aandachtsspanne en -stijl.
Hiervoor moet je de duur, gedragsomvang en niveau van de observatie zorgvuldig op elkaar afstemmen.