SAMENVVATTING:
HANDBOEK METHODISCHE
OUDERBEGELEDING 2
Alice van der Pas
Naar psychologie van ouderschap, besef van verantwoordelijk zijn
Vijf basisvaardigheden, timen & doseren, emotieregulatie, taakverdeling, een metapositie,
ouderschapsgroei, bufferprocessen
Samenvatting geschreven door: Iris Paalman
,Blz17:
De eerste gedachten die een moeder heeft bij haar eerstgeborene is: `Ik wil dat je veilig voelt`. De
moeder had de moed nodig om het tegen de maatschappelijke klippen te zeggen. Op ervoor zorg te
dragen dat dit kind zich gewenst zou voelen en zoals alle elke andere ouder, de discipline om van nu
af aan eigen wensen en impulsen steeds weer opzij te zetten, uit te stellen en bij te sturen. De
volwassenheid die men aanwezig veronderstelt bij ouders moest zij, zoals de meeste ouders,
eigenhandig, als stukjes van een nog niet eerder gelegde puzzel bij elkaar sprokkelen.
Blz18:
`Voor de meeste volwassenen is de vraag: wat is de zin van het leven? Automatisch beantwoord
zodra ze een kind hebben`. Als ouder neem je immers deel aan de schepping, ook al is er, zoals bij
niet-biologische ouders, geen sprake van ``genetische onsterfelijkheid``. Een nieuw menselijk wezen
krijgt gestalte en de ouder die mede de worm en de kwaliteit daarvan bepaalt, laat een spoor na in de
toekomst van de mensheid.
Het waar maken van voornemens tot verantwoordelijkheid-zijn gebeurd niet in het paradijs, maar
tussen plakvingers, poepluiers, gedrein, en gevechten om autonomie. De mens drive tot voortplanting
en nog wat reflexen hun nagenoeg enige aangeboren oudergedrag. Al het overige moet werkende
weg worden veroverd. En de impuls tot bescherming van de zwakkere is onvoldoende om de
jarenlange worsteling met het eindeloze en compromisloze van de oudertaak, met de dagelijkse
onvrijheid die eraan inherent is en met de minder nobele impulsen die de beste ouder voelt. Tot er een
goed genoeg einde te brengen. `We bestuderen wel de wegen waarlangs een baby ertoe komt om
basisvertrouwen te ontwikkelen in de goede bedoelingen en blijvende zorg van de ouder; we
bestuderen echter niet het minstens zo cruciale proces waarbij een nieuwe moeder, een primipara,
leert om vertrouwen te hebben in haar vermogen om een baby in leven te houden. Of liever het proces
waarin een moeders en vaders, in welke cultuur ook, groeien in de richting van `meer
verantwoordelijkheidsgevoel, zelfopoffering en zelfbeheersing. Net zoals een kind moet kunnen
vertrouwen op de leiding van ouders, zo moeten moeders en vaders kunnen afgaan op hun eigen
vertrouwen.
Blz19:
Besef van verantwoordelijkheid.
We doen ons werk omdat we ervan overtuigd zijn dat het zin heeft. We willen/ kunnen geen nee
zeggen en dat helpt tegen tegenzin en vermoeidheid.
Een mens wordt vader of moeder op het moment dat hij een soortgelijk besef van engagement heeft
ten opzichte van een kind. Misschien moet ik zeggen: als hij beseft dat het verantwoordelijk-zijn in de
persoon van dit concrete kind klaarligt en hij er ja op zegt, meestal gebeurt de ongeweten, impulsief.
De verantwoordelijk van een kind weegt zwaarder fan eigen belang in een relatie tot bijvoorbeeld
gewoontes in huis of tot onaffe discussies met de partner, zelfs zwaarder dan het belang van echtelijk
geluk. Het ouderlijk besef van verantwoordelijkheid wordt zelden bewust beseft in de zin van helder
weten.
Het besef van verantwoordelijkheid-zijn kan een ouder overweldigen. Hij is nooit meer alleen; nooit
meer zonder zorg. Maar behalve dat hij de controle kwijt is over zijn dagelijkse leven, is hij belangrijker
dan ooit tevoren.
Blz20:
De onderzoekers Cowan &Cowan (1992) en Belsky & Kelly (1994), die grote aantallen ouders hebben
gevolgd van het derde trimester van de eerste zwangerschap tot enkele jaren na de geboorte van dat
kind, melden unaniem dat met name bij vaders een sterke toename van hun
verantwoordelijkheidsgevoel waarneembaar is. Het uit zich in meer uren en harder werken. `Men
denkt zodra iets spaak loopt met een kind, gemakkelijk dat bij de ouder schort aan besef van
verantwoordelijk-zijn en staat klaar met een oordeel. Ouders die in alle oprechtheid omwille van de
kinderen bij elkaar blijven, kunnen niet rekenen op waardering: het `om de kinderen` wordt
geïnterpreteerd als een rationalisatie van angst voor alleen staan, of als het niet los kunnen laten van
neurotische binding.
Het besef van verantwoordelijk-zijn heeft niets van doen met het schattige van weerloze baby`s, met
jonge kinderen of oudere kinderen, of met persoonlijkheidskenmerken van het kind. Dat zou strijdig
zijn met het verantwoordelijkheids-aspect. Het heeft slechts tot zekere hoogte van doen met
,biologische banden. De biologische ouder heeft als eerste de mogelijkheid en het recht om `ja` te
zeggen op het kind en daarmee op zijn ouderschap. Maar biologisch ouderschap is niet synoniem met
besef van verantwoordelijk zijn. Voorbeeld van onvoorwaardelijk commitment: van volwassenen aan
een kind betreffen adoptieouders of alleenstaande pleegouders van kinderen wier biologische ouders
hen hadden verwaarloosd en min of meer `weggedaan`.
Besef van verantwoordelijk-zijn heeft evenmin te maken met opofferingsgezindheid in de trant van
`iedereen krijgt een nieuwe jas behalve moeder` of met kinderen die altijd voor gaan, noch van
verantwoordelijk gedrag als ouder. Besef van verantwoordelijkheid-zijn garandeert niets, maar is de
energiebron die die ouders voortduwt en trekt; de kompasnaald die ze de richting wijst; een soort extra
geweten dat hen uitnodigt om uit te stijgen boven het eigen handelen. Of ze inderdaad voortgaan en
hoe; of en hoe ze de aangewezen richting vinden en volgen, of ze reflecteren op eigen handelen en
volgen, of ze reflecteren op eigen handelen en hoe dat uitpakt, met andere woorden: hoe ze
vormgeven aan hun besef van verantwoordelijk-zijn, dat is een ander onderwerp. Bij elk volk, in elke
tijd of cultuur, bij elke ouder en elk kind weer anders, niet per se in de liefde of affectie voor het kind.
Juist als die ontbreekt of wegvalt, en als haat en teleurstelling de overhand dreigen te krijgen,
manifesteert het besef van verantwoordelijk-zijn zich het duidelijkst: om ervoor te zorgen dat negatieve
gevoelens of destructieve impulsen niet de overhand krijgen. Het besef van verantwoordelijk zijn is het
enige specifieke van alle ouderschap, en soms het enige waarop de ouder in tijd van nood kan
terugvallen. `ik ben jouw ouder opdat jij kind kunt zijn, ook al heb ik als opvoeder of als persoon weinig
te bieden`. Elke persoon, daarentegen, die zich identificeert als de moeder of vader is iemand met
besef van verantwoordelijk-zijn.
Blz21:
`onvoorwaardelijk` en `tijdloos` zijn 2 kwaliteiten die kenmerkend zijn voor het besef van
verantwoordelijk-zijn dat het wezen is van ouderschap. Waar het ouderschap op aankomt: tijdloos
kunnen rekenen op de volwassene: morgen en overmorgen, en ook volgend jaar, en de wetenschap
dat je niet inwisselbaar bent voor een ander maar dat jij degene bent om wie het die volwassene te
doen is. Die veiligheid bieden aan een kind, dat is wat een mens tot ouder maakt. De volwassene
weet pas weer wat dat betekend, `kind zijn` op het moment dat hij voorgoed kind af is: als zijn laatste
ouder sterft. Voorwaardelijkheid en tijdloosheid vormen de kern van het ouderlijk verantwoordelijk-zijn.
Bij sommige biologische ouders ontbreekt die attitude, maar bij vele niet-biologische ouders maken
zich ten volle eigen. Het concept is daarom niet gekoppeld aan biologisch, genetisch of juridisch
ouderschap.
Blz22:
Onvoorwaardelijkheid en tijdloosheid zijn ook datgene wat de ouder-kindrelatie oor veel mensen bij
uitstek onweerstaanbaar maakt. De wijsgeer Van Tongeren (1992) niet dit de paradox van de
kinderwens. Al kies en plan je nog zo bewust, aldus Van Tongeren, in feite kies je voor een hoger
soort control verlies; je kiest je kind niet zoals je een partner kiest, je weet dat je `` aan ze vastzit. Dat
ze (je) meeslepen waar ze ook gaan`` en: er is geen enkele garantie dat (de enorme investeringen in
een kind) ooit met gelijke munt wordt betaald zullen worden. Van Tongeren onderstelt: dat het niet
ondanks, maar vanwege de ongelijkheid is en juist vanwege de onvoorwaardelijkheid van de ouder-
kindrelatie dat zoveel mensen voor juist deze relatie kiezen.
In de Chinese cultuur gaat het verantwoordelijk-zijn voor het kind na de dood van de ouder door: OAS
dan zijn de ouders echt goed in staan om de belangen van hun kind te behartigen. En sommige
Noord-Amerikaanse indianenstammen begraven jonge kinderen onder de vloer van hun huis om nog
na hun dood op ze te kunnen passen (Van Hout, 1994).
1. Basisvaardigheden
, Blz27:
Al doende kweekt de ouder `muscle memory` aan. Zoals een Nederlanders op zijn fiets niet hoeft te
denken over trappen en sturen, omdat het in zijn spieren geprent staat. Zo gaat een ouder na verloop
van veel doen de meest voorkomende handelingen beheersen en zich op een aangename wijze
`ouder` voelen. Een goed verloop van dagelijkse verrichtingen waarop zichzelf niet zoveel eer aan te
behalen valt, is niet alleen van belang voor het kind maar ook voor de ouder. Hoe beter de
basisvaardigheden worden beheerst, hoe prettiger e ouder zich voelt. In de vakliteratuur wordt dit
verband wel de term `competentie` gebruikt. Het woord suggereert een objectieve standaard en een
relatief stabiele toestand: competentie zoals van een jurist of een therapeut. De wens om `een goede
ouder` te zijn is dan bescheidenere.
Blz28:
Het door Benedek (1959) gebruikte begrip `confidence` lijkt bruikbaar om het basale gevoel te
beschrijven dat bij ouders ontstaat als ze `een goede ouder` zijn: vertrouwen in zichzelf als ouder,
vertrouwen in de relatie met het kind, en vertrouwen dat ook de volgende scène wel goed afloopt.
Vertrouwen is beter bestand tegen storm op de werkvloer dan competentie. Wordt het streven naar
`een goede ouder zijn` gefrustreerd, of stagneert het lange leerproces doordat bepaalde vaardigheden
onvoldoende zijn ontwikkeld of niet goed afgesteld, dan wordt de werkvloer voor de ouder een even
vervelende plek als school kan zijn voor het kind met een lage intelligentie of een leerstoornis.
Blz29:
Verzorging, veiligheid en zicht op het kind, krijgen zeker in de eerste maanden de hoogste prioriteit,
maar, zoals Anna Freud (1965) zegt: `De verzorgende (ouder) is de eerste externe wetgever` en dat
begint bij de baby, al zal de ouder er terughoudend mee zijn. Hoe je precies een baby vasthoudt en
hoe je precies een tiener overbrengt dat ze niet mag gaan liften, staat er niet in beschreven. Daartoe
moet het element `grenzen stellen` subtiel verweven worden met elementen van de andere
vaardigheden. Als een vaardigheid niet gelijk goed loopt, hoeft het nog geen probleem te hebben met
de vaardigheid `verzorging`. De oorzaak kan schuilen in andere aspecten van die bezigheid. Maar
hoogstwaarschijnlijk loopt het de volgende keer beter.
Blz30:
Elke vaardigheid is ook op zich een complex geheel van handelingen, afwegingen en emoties, en elke
facet daarvan is belangrijk. Soms treden ernstige problemen met een kind op door een partieel
probleem van de ouder met een facet van `verzorging`.
De tevredenheid van het kind en de snelle gewichtstoename versterken het zelfvertrouwen van
moeder-als-moeder. Dat vormt de basis van verdere hulpverlening (Fraiberg, 1980).
Zorgen dat een baby warm en veilig is, betekend in de ene cultuur dat hij met een kruik in zijn eigen
wieg ligt op een rustig kamertje voor hem alleen; in vele andere culturen betekent het dat hij de hele
dag op moeders rug mee naar het veld gaat en mee op en neer beweegt als zij bukt of rechtop gaat
staan. In het ene land draagt de moeder het kind daarbij losjes in een doek; in het andere bakert ze
het stevig in (Van Hout, 1994).
De basis ingrediënten worden, in verschillende samenstelling en op verschillende manieren opgediend
als naargelang bijvoorbeeld de leeftijd van het kind. Grenzen stellen speelt nog weinig een rol bij een
wiegenkind: wordt acuut bij de peuter wiens actieradius vertienvoudigt als hij gaat lopen en de handen
vrij heeft om naar alles te graaien wat binnen bereik komt. Grenzen stellen is cruciaal als je op reis
bent met lagere-school-kinderen, maar speelt nauwelijks een rol als je kind zelf op reis gaat. Om die
reden spreekt men in literatuur over ouderschap wel van ouderschap fasen; de vroegste fase heet de
verzorgende fase, enzovoort, tot de laatste, die van uit huis gaan.
Blz31:
In elke fase zouden er voor de ouder specifieke `opvoedingsopgaven` zijn die corresponderen met
`ontwikkelingsopgaven` van het kind (Van Yperen, 1994).
Laten gaan begint echter al bij de geboorte, herhaalt zich bij het spenen, en weer als Sarah
nieuwsgierig de crèche binnenstapt en vader vergeefs hoopt at ze nog even zwaait. En verzorgen
houdt niet op ma de kleuterjaren, maar gaat nog door als ze, op kamers wonend, met een tas vol vuile
was thuis komt bijeten. Veiligheid bieden gaat nog door als de volwassen dochter overstuur belt dat
haar man haar heeft geslagen en of ze met de kinderen een paar dagen `thuis` kan komen. De