Samenvatting
‘Hoe ga je om met kinderen op school en met hun ouders?’
Hoofdstuk 1 – Zelfbeeld: een theoretisch kader
Paragraaf 1.1 – Een goede relatie
Ontwikkeling is relationeel. Alle ontwikkeling vindt plaats in relatie met de omgeving.
Zonder relatie geen prestatie.
De invloed van de beslissingen van de individuele leraar is veel groter dan het effect van
beslissingen op schoolniveau. Een belangrijke variabele hierbij is de relatie leerkracht-
leerling.
De ruimte voor leren en doceren wordt zo groot mogelijk door een goede relatie: het kind
accepteert regels, voelt zich veilig, zal de relatie niet onder druk zetten door bijv. gedrag,
kind laat evt. zien dat hij een probleem heeft en uit dit niet in druk gedrag.
Een goede relatie kent de volgende drie elementen: acceptatie, ondersteuning en
betrokkenheid.
Acceptatie > erkenning van eigenheid van het kind.
Ondersteuning > uitzicht bieden op ontwikkeling, het kind voelt dan vertrouwen.
Betrokkenheid > het willen en kunnen aangaan van een relatie met het kind.
Psychologische behoeften bestaan uit behoefte aan onafhankelijkheid of autonomie,
competentie en relatie. Dit samen vormt de intrinsieke motivatie om je te ontwikkelen tot
mens.
Hoe een kind over zichzelf denkt, bepaalt in sterke mate zijn manier van reageren en zijn
gedrag.
Paragraaf 1.2 – Een goede relatie en zicht op het zelfbeeld
Kennis van het zelfbeeld stelt een leraar in staat het beeld dat een kind van zichzelf heeft
zo nodig positief te beïnvloeden.
Bij een goede relatie zal een leraar sneller opmerken dat een gekozen aanpak van een
probleem niet werkt en kiezen voor een andere benadering.
Paragraaf 1.3 – Het zelfbeeld: een begripsbepaling
De aandacht voor het individu in onze samenleving is door de jaren heen sterk
toegenomen.
Tot aan de renaissance was de mens dienstbaar aan God en de gemeenschap. Niet het
individu, maar de religie en de sociale structuur waren bepalend.
In de stroom van middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd komt daar verandering in. De mens
komt langzaam centraal te staan.
De ontwikkeling van aandacht voor het individu en zijn ontplooiing beperkt zich niet tot de
psychologie en aanverwante terreinen, maar zien we ook terug in het onderwijs. Denk
hierbij aan montessorionderwijs, jenaplan en daltononderwijs.
Er is niet echt overeenstemming over het begrip ‘zelfbeeld’, maar meestal wordt bedoeld
het beeld dat iemand van zichzelf heeft.
De begrippen identiteit, persoonlijkheid en zelfbeeld hebben alles met elkaar te maken,
maar zijn niet hetzelfde.
Een goed, samenhangend identiteitsgevoel vormt een goede basis voor alle keuzes en
beslissingen waarmee een volwassene te maken krijgt.
Er zijn twee belangrijke karakteristieken als we het hebben over identiteit:
o Continuïteit – Je bent morgen dezelfde persoon als vandaag.
o Contrast – Identiteit is uniek, je onderscheid je van anderen.
De naam Erikson is verbonden aan de uitleg van het begrip identiteit.
De kern van het begrip identiteit heeft te maken met een gevoel van eigenheid, het gevoel
van iemand te zijn, een zelfgevoel en de ervaring dat we ons in verschillende
omstandigheden en op verschillende tijdstippen dezelfde persoon voelen.
Persoonlijkheid is een begrip, een veronderstelling, waarmee wij het gedrag proberen te
verklaren.
In de eerste plaats moet iemand een bepaald type gedrag regelmatig vertonen: stabiliteit.
1
, Daarnaast moeten in de gedragingen van iemand een soort gemiddelde, een constante
aanwezig zijn. Dit is de consistentie.
De individuele verschillen in persoonlijkheid zijn toe te schrijven aan genetische en
omgevingsinvloeden.
De trait-theorie beschrijft de persoonlijkheid in bepaalde eigenschappen. Toonaangevend is
het Vijf Factoren Model of de Big Five genoemd. Die bestaat uit 5 dimensies namelijk:
o Extraversie
o Vriendelijkheid
o Zorgvuldigheid
o Emotionele stabiliteit
o Intellectuele autonomie
Als we het over het begrip persoonlijkheid hebben, hebben we het over het speciale,
eigene, authentieke en unieke van een bepaalde persoon.
Reacties van de omgeving zijn voor het zelfbeeld van een kind nog veel belangrijker dan
voor een volwassene, want het kind ontwikkelt zich nog.
Opmerkingen van omgeving > zelfbeeld van kind > gedrag en gevoel van kind
Het zelfbeeld is van grote invloed op iemands functioneren.
Het zelfbeeld van een kind en zijn welbevinden gaan hand in hand. Het gevoel van
welbevinden wordt gevoed door 4 aspecten:
o Het emotionele aspect
o Het sociale aspect
o Het cognitieve aspect
o Het lichamelijke aspect
Het zelfbeeld is daarom het beeld wat iemand van zichzelf heeft op emotioneel, sociaal,
cognitief en lichamelijk vlak.
Paragraaf 1.4 - Basishouding
De leerkracht heeft invloed op de leerling. In de eerste plaats moet uit de basishouding van
de leerkracht acceptatie, ondersteuning en betrokkenheid spreken. In de tweede plaats is
wát de leraar zegt en de wijze waarop hij dat doet bepalend of een kind zich al dan niet de
moeite waard gaat voelen.
Als de lichaamstaal in overeenstemming is met de woorden die iemand zegt, zullen wij de
spreker eerder geloven.
We moeten letten op de verbale en non-verbale communicatie.
Paragraaf 1.5 – Praktijk
Kinderen blijken in staat te zijn goed onderscheid te maken tussen de wereld op school en
daarbuiten.
Het is een aanbeveling om bij problemen van of met een kind met betrekking tot het
zelfbeeld ook zijn sociale omgeving te betrekken.
Hoofdstuk 2 – Zelfbeeld: concrete uitwerking
Paragraaf 2.1 – Een goede relatie en beïnvloeden van het zelfbeeld
Oorzaken van niet goed functioneren zijn vaak terug te voeren op problemen met het
zelfbeeld.
Niet goed functioneren gaat ten koste van leren, lesgeven en leeropbrengsten.
Negatieve gevoelens en gedrag maken een kind minder of soms zelfs moeilijk ontvankelijk
voor een positieve benadering.
Is er een goede relatie tussen leraar en leerling – acceptatie, ondersteuning, betrokkenheid
– dan voelt de leerling zich veilig en kan alle aandacht besteed worden aan het beïnvloeden
van het negatieve zelfbeeld.
Paragraaf 2.2 – Ik ben de moeite waard
Een positief zelfbeeld is als het ware een optelsom van goede en minder goede
eigenschappen en vaardigheden, waarvan de uitkomst is: ‘Ik ben de moeite waard’. Dit
idee is een concretisering van het begrip positief zelfbeeld.
2