Samenvatting met oefenvragen
Boek
‘Group dynamics’
Donelson R. Forsyth
,Hf. 1. Introductie Groepsdynamiek
De neiging om samen te werken in groepen is misschien wel het belangrijkste kenmerk van de mens. De
processen die zich binnen deze groepen ontvouwen, laten een onuitwisbare indruk achter op hun leden en
op de samenleving. Groepsdynamiek zijn de invloedrijke processen die plaatsvinden in groepen, evenals de
discipline die is gewijd aan de wetenschappelijke analyse van die dynamiek.
1.1. Definieer de term groep
Twee of meer mensen die verbonden en onderling afhankelijk (inter-dependend) zijn in een sociale
relatie. Hun behoeftes en doelen zorgen ervoor dat ze elkaar beïnvloeden.
Twee of meer mensen
Connectie tussen de mensen
Betekenisvolle connecties, elkaar kennen. Door afhankelijkheid en ervaring
1.2. Definieer de termen taak interactie en relatie interactie
Relatie/ socio-emotionele interactie gaat over emotionele en interpersoonlijke banden door steun en
hulp. De gezamenlijk aangepaste acties van groepsleden die betrekking hebben op of invloed hebben op
de aard en kracht van de emotionele en interpersoonlijke banden binnen de groep inclusief zowel
ondersteunende (sociale support) als ondermijnende acties (conflict, kritiek).
Taak interactie gaat over ideeën genereren, oplossing kiezen, onderhandeling oplossing en taak uitvoeren.
De gezamenlijk aangepaste acties van groepsleden die betrekking hebben op de taken en doelen van de
projecten van de groep.
1.3. Maak een diagram van de volgende types van afhankelijkheid
(interdependence): symmetrical (mutual), hierarchical, and sequential.
symmetrical (mutual) hierarchical sequential
,1.4 Zoek overeenkomsten en verschillen in de vier basis types van groepen:
primaire groepen, sociale groepen, collectieven en categorieën
Primaire groep
Klein, lange termijn, veel tijd met elkaar doorbrengen. Beïnvloed gedachten en gedrag.
Bijvoorbeeld familie of goede vrienden.
Secondaire/ sociale groep
Net zoals de primaire groep is de secondaire groep klein. De secondaire groep interacteert echter
over een lange (extended) periode.
Bijvoorbeeld collega’s, teams, studiegroepen etc.
Collectieve groep
Grote groep doe gelijkenissen laat zien in acties en outlook. Geen sterke band, formeel.
Bijvoorbeeld een sneeuwgevecht houden of samen naar een concert gaan, publiek, wachtrij.
Categoriale (sociale) groep
Net zoals de collectieve groep een grotere groep. De categoriale groep heeft gedeelde attributen of is
anders gerelateerd. De groep kan voor een deel maar ook voor een groot deel anders zijn. Een andere
overeenkomst met de collectieve groep is dat beide groepen geen sterke band hoeven te hebben. Dit
is echter niet noodzakelijkerwijs zo bij de categoriale groep, wel bij de collectieve groep.
Bijvoorbeeld een genderidentiteit, een vrouw of man zijn. Maar bij een bepaalde groep horen geeft
bepaalde verwachtingen voor iemand. Mensen verwachten van vrouwen dat ze slecht zijn in
wiskunde. Ander voorbeeld is bij een bepaalde cultuur horen. Of bijvoorbeeld Tilburgers. Of en
bepaald beroep zoals psychologen, doctoren.
1.5. Vat de theorie van Campbell over entitativity samen
Entitativity gaat over de mate waarin individuen worden waargenomen als een groep. Lijkt de groep op
een echte groep? Entitativity is de ogenschijnlijke samenhang of eenheid van een verzameling individuen;
de kwaliteit van het zijn van een enkele entiteit dan een set van onafhankelijke, niet-verwante individuen.
Dit heeft volgens Campbell te maken met de gestaltpsychologie. Mensen vertrouwen op cues als zij
objecten perceptueel organiseren tot een geheel (gestallt). Een auto wordt gezien als een auto, omdat het
vier wielen, deuren etc heeft. Dit werkt ook zo in een groep. De observator ziet niet losse individuen, maar
een hele groep. Entitativity wordt bijvoorbeeld beïnvloed door gelijkheid en nabijheid. Je kijkt intuïtief naar
de cues van de individuen en ziet het als een groep.
, Hf. 2. Groepen bestuderen
Er is niet één goede manier om onderzoek te doen. De meeste wetenschappelijke ondernemingen
hanteren de volgende manier:
a) het meten van groeps- en individuele processen
b) hypothesen testen in casestudy's, experimentele en in niet-experimentele designs
c) theorieën ontwikkelen die groepsprocessen verklaren.
2.1. Definieer en geef voorbeelden van observationele metingen van
groepsdynamiek
Observatie is een meetmethode waarbij je de activiteiten van individuen en groepen bekijkt en opneemt.
Een voorbeeld van een observatie is om ‘sweet’ eten neer te zetten en te kijken of mensen liever gedrag
vertonen dan zonder dit eten.
2.2. Zoek overeenkomsten en verschillen van:
a. deelnemer, covert, overt en gestructureerde observationele methoden
Covert
Mensen niet vertellen dat ze geobserveerd worden.
Overt
Je vertelt diegene die geobserveerd wordt over de onderzoeksdoeleinden.
Deelnemers
Observeren terwijl je zelf deelnemer van de groep bent. Je krijgt verborgen info.
De overeenkomst tussen covert en deelnemer zijn is dat je je af kunt vragen of het wel ethisch is wat je
doet. Bij beide weten de deelnemers van de groep of het individu niet dat hij of zij geobserveerd wordt. Dit
verschilt van overt, omdat de deelnemer hier juist wel weet van het onderzoeksdoel. Echter is er daar
sprake van het Hawthorne effect: mensen gedragen zich anders als ze weten dat ze geobserveerd worden.
Dit kan ook zo zijn als je een deelnemer bent van de groep als de leden het door hebben.
b. Kwantitatieve en kwalitatieve meetmethoden
Kwalitatieve studie
Een onderzoeksprocedure die niet-numerieke, niet-gekwantificeerde soorten data verzameld.
Bijvoorbeeld verbale beschrijvingen, teksten, afbeeldingen of voorwerpen.
Kwantitatieve studie
Een onderzoekprocedure die numerieke data verzameld.
Bijvoorbeeld frequenties, proporties of aantallen
De overeenkomst tussen een kwalitatieve en een kwantitatieve studie is dat er bij beiden data wordt
verzameld. Het verschil is dat het bij een kwalitatieve studie om niet-numerieke data gaat en bij een