PROBLEEM 8
Leerdoelen:
1. Kan een (privaatrechtelijke) rechtspersoon zoals een vereniging dader zijn? Wat zijn de voorwaarden
daarvoor?
2. Kan een leidinggevend binnen de rechtspersoon die betrokken was bij het plegen van het delict, ook
worden veroordeeld? Wat zijn de voorwaarden daarvoor?
3. Kan een publiekrechtelijke rechtspersoon zoals een gemeente strafbare feiten plegen en daarvoor bestraft
worden? Onder welke voorwaarden?
Bronnen:
- C. Kelk & F. de Jong, Studieboek materieel strafrecht: H10
- HR 6 januari 1998, NJ 1998/367 (Pikmeer II)
- HR 21 oktober 2003, NJ 2006/328 (Drijfmest te Groote Keeten)
- HR 26 april 2016, NJ 2016/375 (Feitelijk leidinggevende)
LEERDOEL 1 KAN EEN (PRIVAATRECHTELIJKE) RECHTSPERSOON ZOALS EEN
VERENIGING DADER ZIJN? WAT ZIJN DE VOORWAARDEN DAARVOOR?
Functioneel daderschap
• Wil zeggen dat een ander dan degene die fysiek handelt als dader geldt o.g.v. zijn
maatschappelijke functie
• In het algemeen kan men zeggen dat de ondernemer, de werkgever, de eigenaar etc.,
degenen zijn die d.m.v. hun personeel, hun ondergeschikten, hun knechten etc.
maatschappelijk ‘optreden
• Omdat ze over het handelende lichaam in zekere zin de beschikking hebben en in
sociaaleconomische zin het voordeel trekken, zijn ze de plegers van de desbetreffende
strafbare feiten
• Een en ander wordt gerechtvaardigd door de erkenning van het feit dat op hen in hun
kwaliteit van bijv. ondernemer een zorgplicht rust
Voor het functioneel daderschap van een natuurlijke persoon gelden sedert het IJzerdraad-arrest twee
voorwaarden:
1) Beschikkingscriterium: betreft de feitelijke zeggenschap die de functionele dader moet
hebben over zijn ondergeschikte. D.w.z. dat de functionele dader het in zijn macht moet
hebben gehad om het delict te verhinderen of te bewerkstelligen
2) Aanvaardingscriterium: impliceert dat bij de functioneel pleger een zeker bewustzijn en een
zekere acceptatie van de verboden gedraging aanwezig was: aanvaarding impliceert een
zekere subjectieve instemming met het strafbare gedrag
Bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafrecht werd slechts gedacht aan de strafbaarheid van
natuurlijke personen.
Tegen de strafbaarheid van de corporatie zijn dan ook diverse argumenten aan te voeren:
• Een rechtspersoon kan geen subjectief bestanddeel van het misdrijf (opzet of culpa) vervullen,
aangezien het veelal gaat om een strafbaar feit, dat ‘voortvloeit uit een volgens een
meerderheidsregel tot stand gekomen beslissing van een orgaan van de rechtspersoon
• De bestaande straffen zijn vaak ondergeschikt
• Bij bestraffing van de rechtspersoon worden ‘onschuldige’ personen getroffen (bijv. de
werknemer, de cliënten e.d. en niet de werkelijk schuldigen)
1
, • En het is de vraag of het strafrecht wel een aangepast controlemechanisme is om ongewenst
gedrag dat uitgaat van rechtspersonen te controleren. Zou het burgerlijk recht niet louter
aangewezen zijn?
Het functioneel daderschap is een aanloop geweest naar het strafrechtelijk aansprakelijk stellen van
rechtspersonen. Art. 51 lid 1 Sr bepaalt dat strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke
personen en rechtspersonen. Het strafrechtelijk begrip rechtspersoon valt geenszins samen met het
civielrechtelijk begrip rechtspersoon: het is veel ruimer
• Blijkens art. 51 lid 3 Sr vallen ook vennootschappen onder firma, maatschappen en
doelvermogens (de opbrengst van een benefietwedstrijd of televisie-actie etc.) eronder
• De organisatie moet maatschappelijk als zodanig hebben gefunctioneerd en zijn
geaccepteerd
Omissie- vs. commissiedelicten
• Bij omissiedelicten makkelijker voor te stellen; bijv. een chemisch bedrijf licht de regionale
meldkamer niet over de ongecontroleerde ontsnapping van gas
• Bij commissiedelicten is het minder makkelijk voor te stellen wanneer een rechtspersoon
strafbaar is
Voor het bepalen van dat daderschap zijn daarom eigensoortige criteria nodig, los van het fysieke
gedrag van de functionarissen van de rechtspersoon.
9 Het gaat erom dat het daderschap van de rechtspersoon moet kunnen worden afgeleid uit
bepaalde gedragingen van natuurlijke personen, die op de een of andere manier in het kader
van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden en die aan de rechtspersoon kunnen worden
‘toegerekend’ (dat is de kern van art. 51 Sr)
Opzet en schuld bij rechtspersonen
De vraag of een rechtspersoon onder de wetswijziging van 1976 opzet of schuld kan hebben is
bevestigend beantwoord in een arrest van de HR. Specifiek voor het strafrecht ontwikkelde criteria voor
het aannemen van opzet of culpa bij de rechtspersoon, bestaan nog niet. De vraag wanneer een
rechtspersoon opzet/culpa heeft, is een feitelijke kwestie. Op deze vraag zal afhankelijk van de
omstandigheden langs verschillende wegen een antwoord moeten worden gegeven.
1) Het kan zijn dat er binnen de rechtspersoon een bepaald psychisch klimaat heerst, dat sterk in
het teken staat van de intentie tot het verrichten van bepaalde verboden gedragingen.
2) Opzet/schuld van natuurlijke personen toerekenbaar aan rechtspersoon → dat kunnen zelfs
ook administratieve krachten zijn, bijv. als deze welbewust de boeken vals opmaken. In ieder
geval leidt opzet, aanwezig bij een hoge functionaris (orgaan), als snel tot het aannemen van
opzet bij de rechtspersoon; daarvoor is wetenschap bij en instemming door andere hoge
functionarissen niet nodig.
3) Normatieve benadering: kan de rechtspersoon in het maatschappelijk verkeer geacht worden
opzettelijk te hebben gehandeld?
Maar de toerekening van het opzet van de werknemer heeft wel grenzen.
• De onoplettendheid van een treinmachinist is niet zomaar toe te rekenen aan de spoorwegen.
Dan zal er zeker ook iets mis moeten zijn met de zorg en de oplettendheid binnen een orgaan
van de rechtspersoon zelf, bijv. op het vlak van instructies, voorschriften of controle
Opzet, en ook culpa, kan worden bijeengesprokkeld → d.w.z. dat indien verscheidene relevante
functionarissen binnen de rechtspersoon opzettelijk bij een strafbaar feit betrokken zijn geweest, hun
geestesgesteldheid bijeengesprokkeld aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend
Enigszins anders is het gesteld met de culpoze misdrijven → hieraan ligt immers de schending van een
veronachtzaamde zorgplicht ten grondslag.
• Doet zich dit in het kader van een rechtspersoon voor, dan zal vaak de verwaarlozing van de
zorgplicht direct zijn terug te voeren op gebreken en onachtzaamheden in de structuur van de
organisatie zelf
2