Inleiding insolventierecht
Casusopdrachten week 2
Casus 1
Silver BV is een organisator van evenementen. Door XXXEvents is voor de rechtbank
Gelderland faillissement aangevraagd wegens een openstaande opeisbare vordering van
€ 9.500,- voor verrichte advieswerkzaamheden. De vordering blijkt uit een factuur die door
Silver B.V. voor akkoord is getekend. De heer Pelckmans, enig aandeelhouder en
bestuurder van Silver BV, verschijnt namens Silver BV bij de behandeling van de aanvraag.
Pelckmans stelt dat er conform een getroffen betalingsregeling maandelijks een betaling
wordt verricht van € 500,- en dat er verder voornamelijk gebruikelijke schulden aan meerdere
schuldeisers zijn, die zoveel mogelijk tijdig worden voldaan. Pelckmans erkent wel dat de
maandelijkse betalingen niet steeds tijdig zijn verricht maar toont aan dat er op dit moment
geen achterstand bestaat. XXXEvents ontkent de stellingen van Silver BV niet maar
handhaaft zijn faillissementsverzoek, stellende dat de betalingsproblemen iedere keer weer
rijzen, ondanks toezeggingen, en dat haar verontrustende berichten hebben bereikt over de
levensvatbaarheid van de onderneming.
Op uitdrukkelijke vragen van de rechter geeft Pelckmans vervolgens aan dat de zaken
momenteel niet erg goed lopen en er wel wat betalingsproblemen verwacht worden, maar
dat naar verwachting op niet al te lange termijn enkele grote, winstgevende, opdrachten
zullen worden verkregen, die het voortbestaan van de onderneming veilig zullen stellen.
a. Aan welke vereisten moet zijn voldaan wil de rechter Silver B.V. failliet verklaren? Geef
tevens aan of er in dit geval aan deze vereisten is voldaan?
Artikel 1, lid 1 jo 6, lid 3 Fw
1. Toestand te hebben opgehouden te betalen:
1) Tenminste twee schuldeisers (pluraliteit)
2) Tenminste één vordering is opeisbaar
3) Schuldenaar heeft daadwerkelijk opgehouden te betalen
2. Indien schuldeiser verzoek doet: vorderingsrecht moet aannemelijk worden gemaakt
3. Redelijk belang aanvraag/geen misbruik van bevoegdheid
→ Zie arrest: Gemeente Dantumadeel
- Er zijn twee schuldeisers
- Er is een openstaande opeisbare vordering van €9.500
- Er is niet opgehouden met te betalen.
- Hij is naar de rechter gegaan met een factuur
- Hij krijgt nog geld van de schuldenaar
b. Leg uit of Silver BV c.q. de heer Pelckmans, in reactie op de faillissementsaanvraag,
toepassing van een andere insolventieregeling zou kunnen verzoeken?
Artikel 214 Fw: surseance van betaling
- Lid 1: de schuldenaar voorziet dat hij de opeisbare schuld in de toekomst niet meer
kan betalen.
- Lid 4: de surseance van betaling geldt niet voor natuurlijke personen. Het is een bv
Artikel 218 Fw: afwijzingsgronden
- Lid 2: de surseance wordt niet verleend als schuldeisers zich ertegen verzetten.
- Lid 4: afwijzing wanneer er gegronde vrees is dat de schuldeisers worden benadeeld
of dat de schuldenaar na surseance niet kan betalen.
, Casus 2
Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, d.d. 20 maart is aannemer Van Loon,
een zelfstandige zonder personeel (zzp-er), failliet verklaard op aanvraag van een Belgische
handelsrelatie, vanwege diens onbetaalde vorderingen op Van Loon. Hoewel opgeroepen
door de rechtbank is Van Loon niet ter zitting verschenen. Tot curator is benoemd mr. Pronk.
Van Loon wil opkomen tegen het vonnis, gegeven de blijkens het vonnis zeer magere
stellingen en het gebrek aan deugdelijk bewijs van het bestaan en de omvang van
steunvorderingen.
a. Kan Van Loon een rechtsmiddel instellen tegen het vonnis en zo ja, welk? Binnen welke
termijn moet dit geschieden?
Artikel 8, lid 2 Fw, omdat Van Loon niet is gehoord heeft hij het recht om verzet in te
zetten. Hier heeft hij 14 dagen de tijd voor.
b. Hoe zou u oordelen over de stelling dat er een gebrek aan deugdelijk bewijs van het
bestaan van steunvorderingen is?
Artikel 6, lid 3 Fw, de rechter toetst summierlijk. Hij controleert de vereisten dus niet heel
grondig. Wanneer je er dan niet bent om te spreken wordt je gewoon failliet verklaard.
Stel dat het uitgesproken faillissement in stand blijft. Ten behoeve van het in kaart brengen
van de boedel, heeft de medewerker van de curator in het faillissement, reeds de volgende
informatie verzameld. Van Loon bewoont een huis in Arnhem dat toebehoort aan zijn vader.
De inboedel in de woning, die aan Van Loon toebehoort, blijkt geen bijzondere, waardevolle
stukken te bevatten.
In de garage bij de woning, die tot kantoor en opslagruimte is bestemd, bevindt zich een
partij geleverd natuursteen in verband met de voorgenomen aanleg van een terras bij een
Belgische klant. De betreffende partij is door Van Loon nog niet aan de leverancier betaald.
Van Loon beschikt verder over een bestelbus die hij zowel in de onderneming, als voor
privédoeleinden gebruikt. Spaargelden heeft Van Loon niet. Wel blijkt een spaarrekening te
bestaan op naam van de 12-jarige dochter van Van Loon, met een positief saldo van
€ 2.500,-. De enige betaalrekening op naam van Van Loon vertoont op datum faillissement
een negatief saldo van € 6.100,-.
c. Geef van alle bovengenoemde goederen (zaken en vermogensrechten) aan of deze al
dan niet tot de boedel behoren.
Van Loon is een zzp-er, dus zijn hele vermogen valt in het faillissement.
- Huis (van vaders): valt er niet in, want het huis is van de vader.
- Inboedel (nagenoeg geen waarde): ja behalve bed + beddengoed en kleding, 447 Rv
- Natuursteen (nog niet voldaan): er is een geldige overdracht, maakt niet uit dat de
rekening nog niet is betaald. Het is eigendom van Van Loon.
- Bestelbus
- Spaarrekening (op naam dochter): het staat op naam van het kind, dus nee
- Betaalrekening (negatief saldo): nee, het vertegenwoordigt geen waarde