Tentamen voorbereiding
1. According to the text, which one is NOT a key element in the definition of a group?
A. Two or more members
B. Members share some characteristic, such as eye color or gender
C. Interpersonal connections among members
D. Boundaried (connections enclose members within the group)
De definitie van een groep is: ‘Twee of meer mensen die verbonden en onderling afhankelijk (inter-
dependend) zijn in een sociale relatie. Hun behoeftes en doelen zorgen ervoor dat ze elkaar
beïnvloeden.’ De leden hoeven dus niet noodzakelijkerwijs karakteristieken te delen.
2. Dr. Bynamic studies group performance by watching same- and mixed-sex groups in the
library, and recording how much time they spend talking versus studying. Bynamic is using
a(n) ___ measurement method.
A. Survey
B. Experimental
C. Observational
D. Participant observation
Observatie is een meetmethode waarbij je de activiteiten van individuen en groepen bekijkt en
opneemt. Dit is van Dr. Bynamic doet in de beschreven studie.
3. Which list correctly sequences the stages in Kipling Williams’ temporal need-threat
model of ostracism?
A. Rejection stage, discord stage, depression stage, release stage.
B. Reflexive stage, reflective stage, resignation stage
C. Fight stage, freezing stage, flight stage,
D. Alarm stage, resistance stage, exhaustion stage
In het temporal Need-threat model wordt er onderscheid gemaakt van de volgende states:
1. Reflexive stage: voel van negatieve gevoelens
2. Reflective stage: reflecteren over wat er nu eigenlijk gebeurt is
3. Resignation stage: mensen geven op, wat ik ook doe het lukt toch niet
1
, 4. Who is most likely to describe themselves in these terms: “I am friendly, hard-working,
and like to watch TV”?
A. A person raised in Japan
B. A woman
C. An individualist (idiocentric) person
D. A collectivist (allocentric) person
Een individualist omschrijft zijn of haar zelfconcept aan de hand van zijn of haar persoonlijke
kenmerken. Dit doet de persoon uit de vraag ook.
5. Which of the following is NOT an attachment style?
A. Secure
B. Fearful
C. Dismissing
D. Assertive
Er zijn vier hechtingstijlen: veilig, gepreoccupeerd, afwijzend/vermijdend (dismissive) en fearful.
Assertive is dus geen hechtingsstijl.
6. Schachter’s experiments on affiliation suggest
A. Misery loves happy company.
B. Misery loves miserable company.
C. Misery hates company.
D. Misery hates miserable company.
Mensen willen connectie maken met mensen die dezelfde dingen meemaken als zij zodat ze een
bond kunnen vormen. Zij willen dit met mensen die door dezelfde pijnlijke of angstige situaties gaan:
miserable company.
7. Which statement describes a group at the orientation, or forming, stage of
development?
A. Members tend to go along with whatever the leader suggests.
B. Members challenge the leader’s ideas.
C. Members rely on each other.
D. The group encourages high performance and quality work.
In de forming/orientate fase worden de leden bekend met elkaar en met de groep. Zij accepteren de
leider en zijn dus volgzaam naar hem of haar.
2