Samenvatting van het boek 'Elementair Materieel Strafrecht' van ter Haar en Meijer. Samengevat zijn alle hoofdstukken behalve hoofdstuk 8. (Samengevat is de literatuur die verplicht is voor het vak Materieel Strafrecht van de Bachelor Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden).
Samenvatting Elementair Materieel Strafrecht, R. ter Haar en G.H.
Meijer. Derde druk 2018
Hoofdstuk 1. Inleiding in het (materiële) strafrecht
1.1 Algemeen
Het materiële strafrecht is de tegenhanger van het formele strafrecht. Daarbij gaat het om de
procedurele regels van het strafproces. Het materiële strafrecht gaat over de inhoudelijke grenzen
van strafrechtelijke aansprakelijkheid: welk gedrag is wanneer strafbaar?
1.1 Het strafbare feit
In het strafproces speelt het tenlastegelegde strafbare feit een belangrijke rol. Wanneer is er nu
sprake van zo’n strafbaar feit? Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
1. Er is sprake van een menselijke gedraging;
2. Die past binnen een wettelijke delictsomschrijving;
3. Die wederrechtelijk is;
4. Die aan de schuld van de verdachte te wijten is.
Deze laatste twee voorwaarden worden ook wel de algemene voorwaarden voor strafbaarheid of
elementen genoemd.
Een menselijke gedraging kan zowel bestaan uit handelen als uit nalaten. Het impliceert dat er een
zekere mate van wil, die geleid heeft tot die gedraging, aanwezig moet zijn. Bij sommige
delictsomschrijvingen is de gedraging op zich strafbaar gesteld, zoals bij diefstal. Dan is er sprake van
een formeel omschreven delict. Bij andere delictsomschrijvingen gaat het om het bewerkstelligen
van een bepaald gevolg, dat strafbaar gesteld is. Bijvoorbeeld doodslag (art. 287Sr.). Dan is er sprake
van een materieel omschreven delict, waarbij er een causaal verband dient te bestaan tussen de
gedraging en het gevolg.
De belangrijkste wettelijke delictsomschrijvingen zijn te vinden in het Wetboek van Strafrecht en in
bijzondere wetten zoals de Opiumwet. Delictsomschrijvingen bestaan uit bestanddelen, dit zijn de
vereisten waaraan de gedraging moet voldoen om als strafbaar feit gekwalificeerd te worden.
Dan moet de gedraging nog wederrechtelijk en aan de schuld van de dader te wijten zijn. In sommige
gevallen zijn ze al als bestanddeel in de delictsomschrijving opgenomen (bijv. art. 307 en 310).
Wanneer ze niet als bestanddeel onderdeel van de delictsomschrijving zijn, zijn het elementen
waaraan alsnog voldaan moet worden.
De vele strafbare feiten kunnen op verschillende manieren onderverdeeld worden, bijvoorbeeld
tussen misdrijven en overtredingen. Misdrijven zijn zwaardere overtredingen, waarbij opzet of schuld
als bestanddeel vereist zijn. Bij overtredingen komen meestal geen subjectieve bestanddelen in de
delictsomschrijving voor.
Nu volgen nog een aantal andere onderverdelingen:
• Commune delicten (strafbaar gesteld in het WvSr.) vs. delicten uit bijzondere wetgeving.
1
, • Krenkingsdelicten (de daadwerkelijke krenking van een rechtsgoed is strafbaar gesteld) en
gevaarzettingsdelicten (het veroorzaken van gevaar voor een in de delictsomschrijving
beschreven beschermd rechtsgoed wordt strafbaar gesteld). Dan is er nog de nadere
onderverdeling tussen concrete (het gevaar heeft zich daadwerkelijk voorgedaan, zoals bij
brandstichting) en abstracte (een wettelijk vermoeden dat bepaalde gedragingen voor een
bepaald beschermd rechtsgoed in het algemeen gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld rijden onder
invloed) gevaarzettingsdelicten.
• Formele (voor strafbaarheid is een bepaalde handeling voldoende) en materiële (het gaat om
het ontstane gevolg van de gedraging) delicten.
• Kwaliteitsdelicten (delicten die alleen door personen in een bepaalde hoedanigheid begaan
kunnen worden) en algemene delicten (delicten die door eenieder gepleegd kunnen
worden).
• Commissiedelicten (het handelen is strafbaar) en omissiedelicten (het nalaten te handelen is
strafbaar). Vaak wordt er dan een gebodsnorm geschonden.
1.3 Het legaliteitsbeginsel
Dit beginsel is een essentieel onderdeel van de rechtsstaat. De wetgeving moet duidelijk en kenbaar
zijn. Voor het strafrecht betekent dit dat een delict pas strafbaar is als het voldoet aan een daaraan
voorafgegane strafbepaling. Er is dus een verbod op het met terugwerkende kracht strafbaar stellen.
Het is vastgelegd in art. 1 Sr. Het betekent over het algemeen ook dat de wetgeving duidelijk
geformuleerd moet zijn. Het moet voor personen duidelijk zijn wat wel en wat niet mag. Het EHRM
heeft het in dit licht over toegankelijkheid en voorspelbaarheid. Op het moment van het plegen van
het feit moet de interpretatie van de overtreden strafbepaling door de rechter redelijkerwijs
voorzienbaar zijn. Toch gaan de Hoge Raad en het EHRM ervan uit dat het nu eenmaal onvermijdelijk
is dat delictsomschrijvingen soms ietwat vaag zijn. Ook ontwikkelingen in de jurisprudentie zijn niet
verboden.
Rechters hebben dus een grote rol in de interpretatie van strafbepalingen, maar zijn daarbij wel aan
een aantal regels gebonden. De interpretatie mag namelijk geen afbreuk doen aan de essentie van
de strafbepaling en moet redelijkerwijs te voorzien geweest zijn. De interpretatie kan dus niet te
extensief zijn.
Er bestaan verschillende interpretatiemethoden:
• Grammaticale interpretatie: men kijkt naar de letter van de wet
• Wetshistorische interpretatie: men let op de ontstaansgeschiedenis van de wet
• Systematische interpretatie: men kijkt naar de plaats van de regel in het bredere systeem van
de regelgeving.
• Teleologische interpretatie: men gaat uit van het maatschappelijk doel dat de wetgever met
de regel wil dienen.
• Anticiperende interpretatie: men loopt vooruit op wetgeving die nog niet is ingevoerd. Dit
wordt erg weinig toegepast.
Het verbod van terugwerkende kracht geldt ook voor de hoogte en de soort straf.
Bij veranderingen in de wetgeving moet de voor de verdachte gunstigste bepaling gehanteerd
worden. Dit is iets genuanceerd bij een wijziging van de delictsomschrijving in voor de verdachte
2
, gunstige zin: dan moet eerst blijken dat de wetgever anders is gaan denken over het door de
verdachte gepleegde strafbare feit, voordat de gunstige bepaling op hem van toepassing is.
1.4 Rechtsmacht
In Nederland heeft de staat de macht om de Nederlandse strafwet toe te passen. Deze rechtsmacht
is een voorwaarde voor aansprakelijkheid. Deze rechtsmacht geldt in ieder geval voor feiten die op
Nederlandse bodem begaan zijn (het territorialiteitsbeginsel). In de artt. 2-8d Sr. zijn een aantal
beginselen omtrent de Nederlandse rechtsmacht verwoord. Zo zijn er ook het beschermingsbeginsel
en het passief personaliteitsbeginsel. Art. 7 Sr. bevat het actief personaliteitsbeginsel: het gaat dan
om respectievelijk misdrijven die in het buitenland tegen Nederlanders of door Nederlanders begaan
worden.
Ook het universaliteitsbeginsel is belangrijk. Op grond hiervan kunnen personen die geen enkele
band hebben met de staat waarin zij verkeren toch vervolgd worden door die staat, als ze een
misdrijf begaan hebben dat door de internationale gemeenschap als buitengewoon ernstig
beschouwd wordt.
De kern van het leerstuk van de rechtsmacht is dus dat de Nederlandse staat in één van de hiervoor
genoemde beginselen een aanknopingspunt moet hebben om over te gaan tot vervolging.
Hoofdstuk 2 – Strafrechtelijke causaliteit
2.1 Algemeen
Bij materieel omschreven misdrijven gaat het erom dat het veroorzaken van een bepaald gevolg
strafbaar is. Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid moet er dan een causaal verband worden
vastgesteld tussen de gedraging en het gevolg. Dit leidt vooral tot problemen in zaken waarin ook
andere factoren dan de gedraging van de verdachte aan het ontstaan van het gevolg bij (lijken te)
dragen.
Om het causale verband vast te stellen geldt nu de leer van de redelijke toerekening. Deze leer
hanteerde de Hoge Raad voor het eerst in 1978 in het Letale longembolie-arrest.
2.2 Toerekening naar redelijkheid
‘Redelijke toerekening’ heeft een open karakter. Hierdoor kan de rechter in specifieke casus alle
omstandigheden van het geval meewegen. Het gaat erom dat het eerlijk is om een bepaald gevolg
aan de gedraging van de verdachte toe te rekenen. Kan hij als de ‘hoofdveroorzaker’ van het gevolg
aangemerkt worden? Dat kan als de gedraging naar haar aard geschikt was om het uiteindelijke
resultaat teweeg te brengen of het gevaar daartoe in relevante mate te vergroten. Als dat het geval
is, doorbreken eventuele tussenkomende factoren de causaliteitsketen in beginsel niet. Dit is wel
eens aan de orde in zaken waarin iemand bijvoorbeeld na neergestoken te zijn in het ziekenhuis
overlijdt, mede als gevolg van medische fouten. Het overlijden is dan alsnog aan de dader toe te
rekenen. Ook reeds bestaande kwalen aan de kant van het slachtoffer hoeven de causaliteitsketen
niet te doorbreken.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Dostoczar99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.