Samenvatting Handboek Mediation (blok B)
Brenninkmeijer, A., Bonenkamp, D., Van Oyen, K. & Prein, H. (2017). Handboek mediation (6e herziene druk). Den
Haag: Sdu Uitgevers.
Inhoud
Hoofdstuk 10 Paragraaf 5
Hoofdstuk 12 Paragraaf 1-4
Hoofdstuk 14 Paragraaf 1-5
Hoofdstuk 18 Paragraaf 2-4 + 6 + 9
Hoofdstuk 10 Benaderingen (alleen paragraaf 5)
10.5 Narratieve mediation (pagina 298-310)
10.5.1 Definitie en doel
Bij narratieve mediation staan de verhalen centraal in de wijze waarop ieder zijn eigen werkelijkheid construeert.
De woorden die iemand gebruikt bij het vertellen van een verhaal, bepalen welke betekenis elementen uit zijn
verhaal krijgen. Bovendien staat het verhaal nooit los van degene aan wie het wordt verteld. Er bestaat geen
objectieve werkelijkheid. Bij mediation vertellen partijen hun verhaal, hun constructie van de werkelijkheid. Het
conflict wat er speelt kan beschouwd worden als een strijd tussen de verschillende verhalen. Toch zijn er bijna
altijd wel gemeenschappelijke kenmerken. In de narratieve mediation heet de optelsom van beide
conflictverhalen samen het dominante conflictverhaal.
De mediator is zich ervan bewust dat beide conflictverhalen nooit de absolute waarheid zijn. Ook het dominante
conflictverhaal is een constructie van de werkelijkheid. Er zijn dingen die niet verteld worden. De narratieve
mediation gaat ervan uit dat er altijd een ander verhaal bestaat dat door het dominante conflictverhaal wordt
verdrongen. Een narratieve mediator probeert ruimte te scheppen voor dit verhaal. De technieken en interventies
van de narratieve mediator zijn erop gericht dat de macht van het dominante conflictverhaal te verkleinen en het
andere verhaal (alternatieve verhaal genoemd) duidelijk te krijgen. Stel dat de mediation begint met de bewering
van een partij dat de ander nooit luistert. Als narratieve mediator kan je dan de vraag stellen of de partijen zich
een moment kunnen herinneren waarop de ander wel luisterde. Herinneren ze zich inderdaad een moment
waarop dit zo was, dan kan de mediator naar meer details vragen waardoor het alternatieve verhaal aan kracht
wint. Als het alternatieve verhaal naar boven is gekomen, is het doel van de mediation bereikt.
Narratieve mediation komt voort uit de narratieve therapie, waarbij de therapeut op zoek gaat naar ervaringen
van de cliënt waaruit blijkt dat er momenten zijn (geweest) waarop de cliënt zich met succes tegen het probleem
verweerde. Door naar deze momenten te vragen, zorgt de therapeut ervoor dat de cliënt zijn constructie van de
werkelijkheid verandert. Er ontstaat een nieuw verhaal en gedrag dat bij dat nieuwe verhaal past. Het probleem
wordt niet in de persoon of het karakter van de cliënt gezocht. Narratieve mediation wijkt sterk af van de
faciliterende of probleemoplossende en transformatieve mediation. In tegenstelling tot deze vormen van
mediation wordt er bij narratieve mediation een verhaal geconstrueerd waarin het conflict het leven van de
partijen niet of veel minder domineert. De uitgangspunten van narratieve mediation hebben effect op de rol die
de mediator heeft. Zo is het de vraag in hoeverre de mediator zich als neutrale derde kan opstellen en los staat
van de inhoud. Door vragen en interventies construeert hij mee aan het verhaal dat verteld wordt.
Volgens de narratieve mediation speelt woordkeuze een essentiële rol in het proces van betekenisgeving waar we
mee bezig zijn als we een verhaal vertellen. De narratieve mediator probeert soms bewust maar altijd respectvol
Pagina | 1
,vraagtekens te plaatsen bij de etiketten die partijen plakken op gebeurtenissen door hun woordkeuze.
Bijvoorbeeld: ‘Je noemt het woord “kritiek”, maar wordt het ook anders als je het “feedback” noemt?’. Narratieve
mediation begint vaak met een caucus, waarbij de mediator bij het verkennen van het conflictverhaal op zoek
gaat naar de kiem van een alternatief verhaal. Vragen die vaak gesteld worden in de caucus zijn bedoeld op
partijen te laten uitspreken dat ze willen dat het conflict minder invloed heeft op hun leven. Ook worden er
vragen gesteld die als doel hebben om te zoeken naar de uitzondering op de regel.
10.5.2 Theoretische en filosofische uitgangspunten
Het sociaal constructionisme (verwant aan het postmodernisme) is van grote betekenis voor de narratieve
mediation. Het kent een aantal uitgangspunten die we terugvinden in de narratieve mediation:
Mensen construeren de werkelijk in het onderling contact, door verhalen die ze aan elkaar vertellen.
Mensen zijn eerder het product van sociale processen dan van een bepaalde innerlijke essentie.
Er bestaan geen feiten, wel sociale en culturele kaders van waaruit iets als feit of waarheid beschouwd kan
worden.
10.5.3 Visie op conflict
De narratieve mediation ziet een conflict als een botsing van twee verschillende constructies van de
werkelijkheid, als gevolg van het toekennen van verschillende betekenissen aan gebeurtenissen of ervaringen.
Het gedrag van de ander interpreteren we op een manier dat het past binnen het verhaal dat we zelf
geconstrueerd hebben. Vanuit narratief perspectief in een conflict ook een strijd over de vraag welk verhaal het
meeste bestaansrecht heeft. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een verhaal wat binnen de heersende cultuur past
meer bestaansrecht wordt toegekend. Elke samenleving ontwikkelt zich, opvattingen verschuiven. Mediation is
een van de plekken waar de strijd tussen breed geaccepteerde verhalen en (nog) nauwelijks geaccepteerde
verhalen wordt gevoerd, doordat de mediator ruimte probeert te scheppen voor alle mogelijke verhalen. In
tegenstelling tot andere vormen van mediation, zal de narratieve mediation zeggen dat een conflict is opgelost
(i.p.v. het creëren van een win-winsituatie). Dit omdat partijen de werkelijkheid en elkaar anders zijn gaan zien.
10.5.4 Discours
Discours is een belangrijk begrip binnen de narratieve mediation. Bij discours gaat het enerzijds om interactie
waarvan het verloop voorspelt kan worden en anderzijds om achtergrondverhalen waarin bepaalde opvattingen,
aannames en normen voor de spreker vanzelfsprekend zijn. Discours zorgt voor voorspelbaarheid. Als we
bijvoorbeeld worden voorgesteld aan iemand die we niet kennen, dan kunnen we ons goed redden omdat we het
discours van het kennismaken kennen. Het discours dat in onze cultuur bij een conflict hoort, is vaak het discours
van het debat. Partijen nemen standpunten in en bestoken elkaar met argumenten om hun gelijk te halen. De
narratieve mediator kan proberen dit discours te veranderen. Als er sprake is van verhalen met algemeen
geaccepteerde opvattingen, wordt dit het dominant discours genoemd.
10.5.5 Handelingsruimte
Discours beperkt vaak de handelingsruimte die we in een conflict ervaren. De handelingsruimte die we hebben
om binnen een bepaald discours andere gedrag te vertonen dat dit discours ons als het ware oplegt, wordt
binnen het sociaal constructisme aangeduid met de term agency. Binnen de narratieve mediation wordt getracht
de handelingsruimte van partijen te vergroten, door het introduceren van andere soorten discours.
Pagina | 2
,10.5.6 Positionering
In elk gesprek vindt er voortdurend positionering plaats, wat ontstaat in interactie tussen twee of meer mensen.
Het werkt dan ook twee kanten op: je wordt gepositioneerd of je positioneert zelf iemand. Je kunt denken aan bij
elkaar horende rollen (dader en slachtoffer, ouder en kind), want bepaalde positief impliceert. Deze posities
veranderen voortdurend, zo kan een partij het ene moment een minder machtige positie hebben en het andere
moment degene zijn met de meeste macht. Positionering is onontkoombaar, wel heb je de keuze om het al dan
niet accepteren van de positie waarin iemand je probeert te plaatsen. Een belangrijk kenmerk van een conflict is
dat het aantal mogelijke posities voor partijen verkleint. Dit kunnen partijen soms ook letterlijk aangeven door
bijvoorbeeld te zeggen: ‘Ik sta met mijn rug tegen de muur.’.
Het is de vraag in hoeverre de mediator zelf de partijen in allerlei posities plaatst. Wel blijft het hierbij de
mogelijkheid van de partij om de posities, waarin de mediator hen plaatst, af te wijzen. Ook kunnen ze kiezen
voor een andere positie waarmee ze de mediator ook in een andere positie plaatsen. Wat ze niet kunnen, is het
gesprek voeren zonder dat er positionering plaatsvindt, tussen hen en tussen hen en de mediator. Wel is de
mediator zich hiervan bewust. Een voorbeeld hiervan is dat de mediator aangeeft dat beide partijen zich aan een
bepaalde afspraak moeten houden (elkaar niet onderbreken). Als ze zich niet aan deze regel houden, zal de
mediator ingrijpen. Hiermee positioneert de mediator zich als de bewaker van deze spelregel, waarmee hij de
partijen automatisch in de positie van leerlingen plaatst.
10.5.7 Werkwijze en technieken
Het mediationproces kent volgens de narratieve benadering een aantal vaste stappen.
Externaliseren: dit is het plaatsen van het probleem tússen de partijen en daarmee dus buiten te partijen,
in plaats van het probleem ín de andere persoon te plaatsen. Het effect van externaliseren is dat de
schuldvraag meteen ook minder relevant wordt. Het conflict heeft ervoor gezorgd dat partijen het gedrag
vertonen dat ze laten zien. Dat gedrag zou er anders uitzien als niet het conflict de baas over hen was, maar als
zij zelf weer aan het roer staan. Externaliseren krijgt vooral vorm door het woordgebruik van de mediator en
om die reden wordt in de literatuur over narratieve mediation gesproken over het voeren van een
externalizing conversation.
Het probleem een naam geven: de mediator vraagt partijen om het (geëxternaliseerde) probleem een
naam te geven (bijvoorbeeld wantrouwen, machteloosheid). Het doel hiervan is dat het probleem en de
persoon van elkaar gescheiden worden. Ook kan de mediator er voor kiezen om partijen geen naam te laten
kiezen, maar het probleem te benoemen als ‘de situatie’ of ‘dat wat er speelt’. Dit kan de mediator doen
wanneer partijen de neiging hebben een naam te kiezen die probleem en persoon helemaal niet van elkaar
scheiden.
Het probleem in kaart brengen en de impact en het effect vaststellen: de mediator vraagt partijen welke
invloed het probleem of het conflict heeft of heeft gehad op hun leven. Dit doet hij externaliserend. Het
conflictverhaal brengt niet alleen impact (emoties) met zich mee, het heeft ook invloed op het gedrag (effect).
Mensen gedragen zich naar de constructies die ze hebben gemaakt.
Uitzonderingen en inconsistenties zoeken: elk verhaal bevat slechts een gedeelte van de ervaringen van de
verteller. Hoeveel strijd er ook is tussen partijen, de mediator gaat ervan uit dat er ook altijd ervaringen zijn
geweest die niet passen in het conflictbeeld. Door vragen te stellen naar de uitzonderingen worden ook
positieve ervaringen verteld en daarmee wordt ruimte gecreëerd voor het alternatieve verhaal.
De wenselijkheid van het dominante conflictverhaal evalueren: het is belangrijk dat partijen in de
mediation een oordeel uitspreken over de vraag hoe wenselijk ze het conflictrijke verhaal vinden. Als partijen
zeggen dat ze niet willen dat het conflict hun leven blijft bepalen, is dat een belangrijke eerste stap richting
Pagina | 3
, een alternatief verhaal. Partijen kunnen dan samenwerken om dit te bereiken, want een kantelpunt is in de
mediation.
Het alternatieve verhaal opbouwen: het alternatieve verhaal kan worden opgebouwd door ervaringen met
elkaar te delen die niet passen in het dominante verhaal. Ook kan het worden opgebouwd door tussen de
mediationsessies te experimenteren met gedrag dat niet past binnen het dominante conflictverhaal. De
mediation is afgerond als partijen erin geslaagd zijn de werkelijkheid anders te construeren en dus hun gedrag
afstemmen op de nieuwe constructie van de werkelijkheid. Uiteraard is dit alles geen lineair proces.
10.5.8 Rol van de mediator
Hoeveel de grondleggers van de verschillende benaderingen van mediation zeggen dat er geen mengvormen zijn
van de benaderingen, zijn technieken binnen de narratieve mediation goed te integreren in een meer
probleemoplossende benadering. Erkenning vragen bij een partij voor de emoties van de andere partij
(transformatief) is in het geheel niet strijdig met de narratieve benadering. De verschillende oriëntaties op
mediation zijn het best te vergelijken met verschillende brillen. Door een zonnebril zie je dingen anders dan door
een leesbril. Narratief werken betekent dat de mediator een andere selectie maakt in zijn waarneming. Hij is
gevoelig voor woordgebruik; is gerecht op uitzonderingen op de regels en concentreert zich op de discours. Het
opzetten van de narratieve bril breng met zich mee dat er minder gericht wordt op zaken als neutraliteit en gelijke
verdeling van spreektijd. De narratieve mediator is allesbehalve volgend en passief.
10.5.9 Voor- en nadelen
Voordelen:
De relationele gerichtheid: narratieve mediation richt zich vooral op de relationele componenten en is
daarom zeer geschikt voor conflicten waarbij een goede relatie tussen partijen belangrijk is voor de toekomst;
De degelijke theoretische onderbouwing: de narratieve mediation is gegrondvest op de uitgangspunten van
het sociaal constructionisme, wat uitvoering beschreven is;
Aandacht voor de rol van de culturele achtergrond van partijen: doordat discours vaak wortelt in culturele
achtergrond van partijen.
Mogelijke nadelen:
De onbekendheid van het paradigma: als je aan de slag gaat met narratieve mediation, zal je vaak moeten
‘omdenken’ en zal je op een andere manier moeten leren luisteren;
Een gebrek aan opgedane ervaring: narratieve mediation is relatief onbekend, dus hebben niet veel
mediators ervaring opgedaan met deze benadering.
Hoofdstuk 12 Interculturele sensitiviteit (alleen paragraaf 1-4, pagina 355-385)
12.1 Inleiding (pagina 355)
Bij interculturele ontmoetingen kan het gevoel van onbestemdheid ervaren worden, wat kan optreden wanneer
de mensen die we ontmoeten een culturele achtergrond hebben waar we niet vertrouwd mee zijn. Dit gevoel
treedt daarom vooral op bij ontmoetingen met mensen met verschillende culturele achtergrond. Door deze
verschillen kan het zijn dat we merken dat we soms niet goed met de ander kunnen verbinden of ‘geen klik’
ervaren. Hierdoor komt er niet alleen een gevoel van onbestemdheid, maar kan ook het gevoel van
machteloosheid en stuurloosheid ervaren worden. Deze verlammende gevoelens kunnen voorkomen of
gereduceerd worden wanneer een mediator beschikt over interculturele diversiteit
Pagina | 4