Faillissement H1:
Faillissement kan men omschrijven als een beslag op nagenoeg het gehele vermogen van de
schuldenaar ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers. Het uiteindelijke doel van het
faillissement is het gehele vermogen van de schuldenaar te gelde te maken en de opbrengst onder
de schuldeisers te verdelen.
Beslag, heeft a een vordering op b en weigert b die vordering te voldoen, dan kan a bv beslag laten
leggen op een aan b toebehorende antieke kast met de bedoeling die kast openbaar te laten
verkopen art. 430 Rv (wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dit gebeurt krachtens executoriale
titel. Conservatoir beslag laten leggen, een beslag dat erop is gericht de schuldenaar de mogelijkheid
te ontnemen zijn goederen aan het verhaal van de schuldeiser te onttrekken art. 700 e.v. Rv. In
beginsel wordt in het Rv geregelde beslag gelegd op een of meer specifiek aangewezen goederen van
de schuldenaar ten behoeve van de schuldeiser. Dat de schuldenaar met ingang van de dag waarop
zijn faillissement wordt uitgesproken, het beheer en de beschikking over zijn tot het faillissement
behorend vermogen verliest art. 23 Fw. Die bevoegdheden gaan over op de curator art. 68 Fw.
Uiteindelijk zullen de boedelbestanddelen verkocht moeten worden, in dat opzicht is het
faillissement ook een executoriaal beslag. De wettelijke regeling houdt in dat de curator in beginsel
pas mag gaan uitwinnen, vereffenen, wanneer de staat van insolventie, de executoriale fase intreedt
art. 173 Fw. Twee mogelijkheden:
- De curator draagt het faillissement voor opheffing ex art. 16 Fw voor of er volgt
vereenvoudigde afwikkeling ex art. 137a e.v. Fw.
- De curator vraagt aan de rechter commissaris om datum en tijdstip vast te stellen voor een
verificatievergadering.
Art. 33 Fw bepaalt dat het faillissement tot gevolg heeft dat reeds gelegde beslagen vervallen en dat
reeds ten behoeve van individuele schuldeisers aangevangen executies een einde nemen. In beginsel
hebben alle schuldeisers een gelijk recht, ongeacht het moment waarop ieders vordering is ontstaan.
Er is sprake van paritas creditorum. Die gelijkheidsgedachte is neergelegd in art. 3:227 BW. Het is
mogelijk dat de wet aan een schuldeiser een voorrangspositie toekent, bv bij pand en
hypotheekhouder. Volgens art. 57 Fw kunnen hun rechten uitoefenen alsof er geen faillissement
was, ze hoeven dan art. 33 niets gelegen te laten liggen en kunnen een reeds aangevangen executie
voortzetten. De regel van art. 33 Fw gaat alleen op voor beslagen die gelegd zijn op goederen die aan
de schuldenaar toebehoren. De volgende beslagen blijven dan ook ondanks faillissement in stand:
- Een beslag door iemand die stelt eigenaar te zijn van een zaak, de failliet bv als huurder
onder zich heeft.
- Een bodembeslag door de fiscus
Als een executie zich op het moment van de faillietverklaring al in een zo ver gevorderd stadium
bevindt dat reeds een datum voor de openbare verkoop is bepaald, kan de curator met machtiging
van de rechter commissaris de executie overnemen en voortzetten art. 34 Fw. Ingevolge art. 33 lid 2
Fw herleeft een door het vonnis van faillietverklaring vervallen beslag zodra het faillissement eindigt
door vernietiging of opheffing. Wel moet het beslagen goed dan nog tot de boedel behoren. Het is de
curator die het beheer van de boedel van de schuldenaar overneemt en deze ten behoeve van de
gezamenlijke schuldeiser vereffent art. 68 Fw.
,Faillissement H2:
Iedereen die zijn schulden onbetaald laat, zowel een natuurlijk als een rechtspersoon kan failliet
verklaard worden. Met betrekking tot de vof , betekend het noodwendig het faillissement van de
leden der vennootschap ten gevolge heeft. Vennoten zijn immers natuurlijke personen, die de
mogelijkheid moeten krijgen om toelating tot de schuldsaneringsregeling te verzoeken voordat zij
door de faillietverklaring van de vof in staat van faillissement komen te verkeren art. 3 en art. 3a Fw.
De vraag of publiekrechtelijke rechtspersonen, zoals gemeente failliet kunnen worden verklaard
loopt uiteen.
Meestal zal de faillietverklaring worden uitgesproken op verzoek van een of meer schuldeisers.
Daartoe moet de schuldeiser door middel van een advocaat een verzoekschrift indienen bij de
rechtbank van de woonplaats van de schuldenaar art. 2 lid 1 Fw. Woonplaats daar waar zij volgens
wettelijk voorschrift of volgens haar statuten of regelementen haar zetel heeft. Wie zich buiten het
rijk van Europa bevindt, is de laatste woonplaats die de schuldenaar in Nederland had bevoegd.
De vraag of Nederlandse rechter internationaal bevoegd is, art. 6 aanhef en sub i Rv: De Nederlandse
rechter heeft tevens rechtsmacht in zaken betreffende faillissement en art. 122 Fw.
In het verzoekschrift moet de schuldeiser stellen:
1. Dat hij een vordering op de schuldenaar heeft, die de schuldenaar onbetaald laat.
2. Dat de schuldenaar nog meer schuldeisers heeft die hij onbetaald laat.
3. Dat er ten minste een vordering opeisbaar is, en dat de schuldenaar mitsdien verkeert in de
toestand dat hij heeft opgehouden te betalen art. 1 jo art. 6 lid 3 Fw.
Ad 1. Slecht summier het bestaan van zijn vorderingsrecht aan te tonen.
Ad 2. Pluraliteit van schuldeisers vereist. Aan het te leveren bewijs worden geen zware eisen gesteld.
Ad 3. Omdat de wetgever de toestand van te hebben opgehouden met betalen van art. 1 Fw.
Wanneer er geen enkele opeisbare vordering is, kan onmogelijk geconcludeerd worden dat een
schuldenaar verkeert in de voor faillietverklaring vereiste toestand. Het is niet nodig dat hun
vorderingen de steunvorderingen opeisbaar zijn. Het is voldoende dat een van de schulden opeisbaar
is.
Wanneer er aan deze drie vereisten is voldaan, moet de rechter nog beoordelen of dat inderdaad de
in art. 1 Fw bedoelde toestand oplevert. Dus of het een toestand van ophouden te betalen oplevert.
De behandeling van het verzoekschrift vindt in de raadkamer plaats, niet in het openbaar. Volgens
art. 6 lid 1 Fw kan de rechtbank de schuldenaar oproepen om hem over een aanvraag te horen, dit is
een plicht. De rechter krijgt een grote vrijheid toe, wel moet de rechter wanneer hij tot
faillietverklaring concludeert, zijn beslissing motiveren.
De schuldenaar kan ook zelf zijn faillissement aanvragen of in de terminologie van de
Faillissementswet, aangifte doen van eigen faillissement art. 1 Fw. De schuldenaar kan zich
persoonlijk tot de griffie van de rechtbank wenden om mondeling of schriftelijk zijn faillissement aan
te vragen. Is de schuldenaar gehuwd, dan kan hij slechts aangifte doen met medewerking van zijn
echtgenoot, tenzij de echtgenoten met uitsluiting van iedere gemeenschap zijn gehuwd art. 4 lid 2
Fw. Volgens de Invorderingswet 1990 is ook de fiscus bevoegd een faillissementsaanvraag te doen
art. 3 IW 1990, wel toestemming van Minister van financiën vereist. Ongeacht op wiens initiatief het
verzoek tot faillietverklaring aanhangig wordt gemaakt, steeds zal de rechter moeten nagaan of de
schuldenaar in toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Daarnaast is het in enkele
gevallen mogelijk dat de rechter het faillissement ambtshalve uitspreekt, bv wanneer een surseance
, van betaling wordt ingetrokken art. 242 Fw, wanneer in een schuldsanering een akkoord wordt
ontbonden art. 340 Fw. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad: de staat van faillissement treedt
terstond in en duurt voort, ook al zouden rechtsmiddelen tegen de uitspraak worden aangewend. De
schuldenaar betekent het dat hij het beheer en de beschikking over zijn in het faillissement vallend
vermogen verliest. Deze bevoegdheden komen in handen van de curator, die zijn taak uitoefent
onder toezicht van de rechter- commissaris. Wordt gepubliceerd in de Staatcourant. Daarnaast houdt
de griffier van elke rechtbank een register bij van alle faillissementen welke in zijn rechtsgebied
worden uitgesproken art. 19 Fw. Inzag in registers is kosteloos. Een uittreksel kan tegen betaling
worden verkregen.
Hierboven werd al aangegeven dat tegen het vonnis van faillietverklaring nog rechtsmiddelen
kunnen worden aangewend, ook wanneer de faillissementsaanvraag niet is gehonoreerd staan
rechtsmiddelen open. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kent de volgende
mogelijkheden: verzet, hoger beroep, cassatie en herroeping en derdenverzet. Worden
rechtsmiddelen verzet, hoger beroep en cassatie krachten art. 8-12 Fw, dan gelden aanmerkelijk
kortere termijnen dan krachtens de bepalingen van Rv 143, 339 en 402 Rv. Er kan slechts een
uitzondering worden gemaakt als aan twee voorwaarden is voldaan:
- Degene die het rechtsmiddel instelt wist niet en kon redelijkerwijs ook niet weten dat er een
uitspraak was gedaan door een fout of verzuim van de griffie.
- De uitspraak is hem als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout of verzuim pas na
afloop van de termijn voor het instellen van het rechtsmiddel toegezonden of verstrekt.
Verzet moet worden gedaan bij de rechterlijke instantie die de faillietverklaring voor het eerst heeft
uitgesproken, meestal bij de rechtbank, hoger beroep wordt ingesteld bij het gerechtshof en cassatie
bij de Hoge Raad. In art. 8-12 Fw wordt gedetailleerd aangegeven wie een bepaald rechtsmiddel kan
instellen en welke voorschriften bij het instellen en behandelen van deze rechtsmiddelen in acht
moeten worden genomen.
Art. 10 Fw, met uitzondering van degene die de faillietverklaring heeft uitgelokt, heeft iedere
schuldeiser en iedere belanghebbende het recht van verzet tegen de faillietverklaring. De
belanghebbende zijn:
- De echtgenoot die met de gefailleerde in gemeenschap is gehuwd.
- Degene die bv een huis heeft gekocht samen met iemand die later failliet wordt verklaard.
Men kan niet het rechtsmiddel van verzet overslaan en rechtstreeks hoger beroep instellen tegen het
vonnis tot faillietverklaring. De rechter aan wie de zaak na verzet of hoger beroep wordt voorgelegd,
beziet opnieuw of de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Bij
zijn onderzoek houdt de rechter niet alleen rekening met feiten en omstandigheden die eerder niet
bekend waren, maar ook met gebeurtenissen die zich pas later hebben voorgedaan. Zo zal de
faillietverklaring vernietigd worden wanneer de openstaande schulden inmiddels uiteraard door een
derde, want de schuldenaar is beschikkingsonbevoegd zijn voldaan.
Vernietiging van faillietverklaring:
Voorop staat dat de schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn vermogen terugkrijgt. Omdat
vernietiging terugwerkende kracht heeft, wordt de schuldenaar geacht nooit failliet te zijn geweest.
Het faillissement blijft van kracht totdat kennisgeving van de vernietiging heeft plaatsgevonden
conform art. 15 Fw. Het faillissement zal inmiddels de nodige kosten met zich hebben meegebracht.
De rechter kan deze kosten ten laste brengen van degene die het faillissement heeft aangevraagd,
van de schuldenaar of van beiden art. 15 lid 3 Fw.