HOORCOLLEGES BURGERLIJK RECHT 3
HOORCOLLEGE 1 (AANSPRAKELIJKHEID )
Literatuur:
- Verheij, nrs. 1- 16, 23.2 en 24
- J.J. Smeehuijzen, ‘Hoe oordeelt de feitenrechter over strijd met de maatschappelijke betamelijkheid in
de zin van art. 6:162 lid 2 BW?’, VR 2017/125.
OSVO = Ongelukkige Samenloop Van Omstandigheden
Uitgangspunt aansprakelijkheidsrecht ?in beginsel draagt ieder zijn eigen schade”. Goede redenen om van
dit uitgangspunt af te wijken worden besproken in dit vak.
- Rechtvaardiging van de verplaatsing van schade: schuld, risico, profijt
Functies van het aansprakelijkheidsrecht (nr. 7 & 8)
1. Compensatie volledig herstellen van schade. Maar ook selectie, bepalen in welke gevallen schade
wordt gecompenseerd.
2. Preventie voorkomen van schade.
Verder:
- Om vast te stellen dat er een goede grond is om de schade te verplaatsen, en het dus niet zelf te dragen.
- Om vast te stellen wanneer iemand aansprakelijkheid,
- Rechtshandhaving (defensief en offensief) het aansprakelijkheidsrecht wordt gezien als mogelijkheid
om bepaalde rechten te handhaven (bijv. grondrechten/persoonlijkheidsrechten) en om opnieuw rechten
te creëren (bijv. immateriële schadevergoeding als er sprake is van psychisch leed).
- Erkenning van leed/onrecht (‘ventielfunctie’) Urgenda-zaak. Kan de rechter het gat vullen dat de
wetgever laat?
- Genoegdoening (art. 6:106 BW) hangt samen met compensatie. Stel kind wordt aangereden, dan
hebben ouders recht op een vergoeding van €20.000, compenseert dit het leed? Nee, het is enkel een
voorbeeld van genoegdoening, een tegemoetkoming in het (psychische)leed.
- ‘Straffen’/ontneming voordeel (art. 6:104 BW) de veroorzaker van schade straffen. Onrechtmatig
verkregen voordeel mag je weer afpakken (art. 6:104 BW), dat is toch wel een voorbeeld van een ‘tik
uitdelen’, want de winst die gemaakt is is op zichzelf niet de schade die een ander geleden heeft.
Fout vs. risicoaansprakelijkheid
Fout = een toerekenbare onrechtmatige daad die door een persoon is verricht.
- Dat is schuldaansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig gedrag (persoonlijk). Het gaat echt over de
dader die zelf in de fout is gegaan.
Risicoaansprakelijkheid = een kwalitatieve aansprakelijkheid, in hoedanigheid van (bijv. ouder, werkgever,
bezitter opstal of dier (kwalitatief)). Toerekening niet nodig.
- Ratio: geen algemene ‘theorie’ maar multi-factorbenadering:
o Profijt
o Gevaar
o Draagkracht en verzekerbaarheid
Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen (fout-onrechtmatigheid)
Art. 6:162 BW, 5 vereisten:
1. Onrechtmatigheid (lid 2)
1) Inbreuk op een recht (worden nader toegelicht hieronder)
2) Strijd met een wettelijke plicht
3) Zorgvuldigheidsnorm: strijd met het ongeschreven recht dat in het maatschappelijk verkeer
betaamt
Rechtvaardigingsgronden (neemt de onrechtmatigheid weg):
o Noodweer
o Overmacht
o Noodtoestand
o Bevoegd gegeven ambtelijk bevel als politieagent aangeeft dat je moet doorrijden, en op het
moment dat je oversteekt rijdt er een auto waar je tegen aanbotst, dan kun je beroep doen op
deze rechtvaardigingsgrond.
1
, 2. Toerekening (lid 3)
- Schulduitsluitingsgronden
3. Causaliteit (lid 1: ‘dientengevolge’ causaal verband tussen schade en gedraging)
4. Relativiteit (art. 6:163 BW) Alphense schietpartij*
5. Schade
* De vraag of de Wet Wapen en Munitie ook beschermd tegen de schade die geleden is door de mensen die
geraakt zijn door de schietpartij en of de materiële schade die winkeliers hebben geleden ook binnen het
beschermingsbereik van de norm viel.
Onrechtmatigheid
1) Inbreuk op een recht (art. 6:162 lid 2 BW)
Het moet gaan om een subjectief recht = een recht dat iemand toekomt, teneinde een hoogwaardig belang te
beschermen Absolute vermogensrechten: eigendomsrecht, auteursrecht, octrooirecht.
- Bijv. als er onterecht een conservatoir beslag wordt gelegd op een goed, dan kan er inbreuk zijn op het
eigendomsrecht).
Of persoonlijkheidsrechten: recht om in vrijheid te leven, lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer
- Bijv. gijzeling
- Hoe verhoudt het tot grond- en mensenrechten? En tot relatieve vermogensrechten? Onderscheid
maken tussen horizontale persoonlijkheidsrechten (burger – burger) en de horizontale verhouding
(overheid – burger, dan komen de grondrechten erbij kijken).
* Stel: iemand maakt mijn raam kapot door er een bal tegenaan te trappen tijdens een potje voetbal op straat. In
heel veel gevallen heb je schade omdat er iets kapot is gegaan wat in je eigendom is, of omdat je zelf hebt
ondervonden en dan is er sprake van strijd met de lichamelijke integriteit. Is dasarmee de kous af? Dat zou
makkelijk zijn, want zodra je dus gewond bent of zodra er iets in je eigendom kapot gaat, dan heb je de
strijd/inbreuk op een recht te pakken. Zo werkt het niet. Een inbreuk op een recht is niet zonder meer voldoende
om van een onrechtmatige daad te spreken. Een inbreuk op een recht is slechts onder hele bijzondere
omstandigheden voldoende om een inbreuk op een recht aan te nemen (er moet sprake zijn van nadere
omstandigheden).
** Zwiepende tak = 4 vrienden lopen door het bos. 1 vriend schopt tegen een tak aan en die tak zwiept terug
naar achteren. De jongen die achter loopt krijgt de tak in zijn oog en moet zijn oog missen. De HR distantieert
zich van het feit dat iemand waarbij sprake is van ernstig lichamelijk letsel, dat dit op zichzelf een inbreuk op
een recht vormt. De HR geeft aan in dit arrest dat er ook sprake moet zijn van onzorgvuldig handelen en dat was
in deze casus niet vast komen te staan. Hier was sprake van een OSVO.
2) Strijd met een wettelijke plicht (art. 6:162 lid 2 BW)
Wettelijke plicht = een hele ruime benadering, heel veel verplichtingen die in gedelegeerde wetgeving zelfs
kunnen hiervoor in aanmerking komen. Hier is de afbakening het relativiteitsvereiste (4) (art. 6:163 BW) om te
voorkomen dat iedere ‘strijd met de wet’ ook daadwerkelijk onrechtmatigheid oplevert. Je moet je afvragen of de
wet ook de schade die is veroorzaakt beoogt te voorkomen en ook daartegen beschermd. Daarnaast moet het wel
zo zijn dat de wet van toepassing is op de casus.
- Elke algemeen verbindende regeling uitgaande van een bevoegd gezag:
o Hinderwetvergunning
o Strafrechtelijke bepalingen
o WVW 1994
3) Zorgvuldigheidsnorm
Strijd met de maatschappelijke betamelijkheid. Het gaat hier om een ongeschreven norm die niet nader in de wet
is omschreven, dus geeft veel vrijheid aan de rechter om hierover te oordelen (hier bestond vrees voor, angst
voor claimcultuur).
Onderlinge verhouding 3 categorieën uit art. 6:162 lid 2 BW
Tussen 1) en 3) de Leer Smits gaat terug tot de jaren ’40 en houdt in dat er geen zelfstandige categorie
inbreuk op een recht bestaat. Het is natuurlijk de vraag of je dan de inbreuk op een recht als categorie ziet, of je
het ruim opvat of heel eng opvat. Want als je het heel eng opvat, dat je de inbreuk als opzet of directe inbreuk
ziet, dan kleur je als het ware het criterium van de inbreuk.
o Bijv. iemand pakt een pistool en loopt daarmee een winkelcentrum binnen en verwond iemand
met het pistool, dan kun je wel spreken van een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de
mensen die daar aanwezig zijn, omdat het om een direct opzettelijke inbreuk gaat.
o Heb je het daarentegen over iemand die bij een schietschool aan het oefenen is en hij schiet en
de kogel weerkaatst en raakt iemand en die houdt daar letsel aan over, dan heb je het over
2
, hetzelfde letsel. Je moet niet naar de schade die is ontstaan naar het gevolg redeneren, want in
dat geval zou er geen sprake zijn van een inbreuk op een recht (want geen opzet, niet direct).
- In arrest Zwiepende tak is de HR duidelijk terughoudend om het letsel aan het oog op zichzelf als een
inbreuk aan te merken, er is onzorgvuldigheid daarnaast nodig.
- In het Taxus-arrest legt iemand een taxus struik op een hopje bij een omheining. 2 eigenaren van
landgrenzen aan elkaar. 1 iemand heeft een hoopje met afval naast de omheining. Achter de omheining
staan paarden te grazen, iemand legt een taxus struik op de hoop met afval. De paarden eten van de
taxus en overlijden. HR vond dat hier geen sprake was van aansprakelijkheid, want men wist niet en
behoorde ook niet te weten dat de taxus dodelijk is voor paarden.
o Dus weer meer nodig dan alleen inbreuk op het eigendomsrecht (paarden zijn je eigendom).
Tussen 2) en 3) verkeers- en veiligheidsnormen
Deze 2 gedragingen werken samen als bijv. op grond van de relativiteit wordt gezegd: eigenlijk is strijd met de
wettelijke verplichting op zichzelf niet onrechtmatig, maar in combinatie met wat er verder in de casus is
voorgevallen kan het zeker zo zijn.
- Bijv. de situatie waarin iemand een ander aanspoort om te wet te schenden, of om een wet die nog niet
in werking is getreden tegen te gaan.
- Strafrechtelijke veroordeling, art. 5 WVW
- ‘Samenwerking’ en ‘reflexwerking’ (Artikel Smeehuijzen)
3) Zorgvuldigheidsnorm (vervolg)
Aan de zorgvuldigheidsnorm is invulling gegeven door de HR in de jurisprudentie:
- Zuthpense waterleiding (1910) = mevrouw zat boven opslag en weigerde de kraan dicht te draaien
waardoor er enorme waterschade ontstond door de waterlekkage en dus ook enorme schade aan alles
wat er lag opgeslagen. Volgens HR had mevrouw niet onrechtmatig gehandeld, want ze had niet
gehandeld in strijd met de wettelijke plicht, ze had ook geen directe inbreuk gemaakt op het recht, dus
er bleef niks over om haar aansprakelijk te stellen.
- Lindebaum Cohen (1919) = HR heeft de ommezwaai gemaakt en de zorgvuldigheidsnorm in het leven
geroepen. Ging om een geval van bedrijfsspionage.
- Kelderluik (1965) = deze factoren zijn van belang voor het vaststellen van de vraag of er sprake is van
gevaarzetting. Het is eigenlijk een van de belangrijkste uitingsvormen/deelnormen binnen de strijd met
de zorgvuldigheidsnorm:
1. De waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en
voorzichtigheid kan worden verwacht,
2. De hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan,
3. De ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben (bijv. zaaks schade, letselschade)
4. En de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen
De eerste drie factoren bepalen de zwaarte van het risico en dat moet weer worden afgewogen tegen de
bezwaarlijkheid van de voorzorgsmaatregelen (de zwaarte van de te betrachten zorg, 4e factor).
o Onderlinge samenhang factoren: wederzijdse beïnvloeding.
o Bijv. als iemand ergens over struikelt, of als er een gat is in een gebouw waar iemand doorheen
valt, dan wordt er vaak een beroep gedaan op de kwalitatieve aansprakelijkheid voor opstallen
(de aansprakelijkheid die je draagt als bezitter in de hoedanigheid van een opstal). Bij een
opstal gaat het vaak om de gebouwen, huizen, flats, winkels. Dus art. 6:174 BW hangt heel
nauw samen met de kelderluikfactoren, omdat ook gebouwen/opstallen voor gevaarzetting
kunnen zorgen. Je moet weten dat in feite de vraag of een opstal gebrekkig is, wordt
ingekleurd door de kelderluikfactoren, dus ze spelen ook een rol binnen de
risicoaansprakelijkheid. Dus Kelderluik ook buiten art. 6:162 BW.
Voorbeeld 3) zorgvuldigheidsnorm (ECLI:NL:RBAMS:2019:271)
Een moeder bezoekt haar sportende zoon bij sportschool Fit for Free. Moeder valt over een verhoging en loopt
daarbij letsel op. Moeder doet een beroep op zowel art. 6:162 BW (gevaarzetting) als op de aansprakelijkheid
voor gebrekkige opstallen (art. 6:174 BW). Beide normen worden ingekleurd door de kelderluik-criteria. Is Fit
for Free hiervoor aansprakelijk? Rb:
- Vervlechting art. 6:174 en Kelderluik (HC 4) 4.3. Bij het antwoord op de vraag of een opstal voldoet
aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheid mag stellen, en dus niet gebrekkig is, komt
het aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten
gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken
deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en
welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze
maatstaven komen overeen met de ‘kelderluikcriteria’.
3
, - Toetsing aan factor 1: te verwachten oplettendheid 4.5. In de fitnessruimte van een sportschool
bewegen de bezoekers veelvuldig heen en weer. De aandacht van de bezoekers zal daarbij met name
uitgaan naar het zich verplaatsen naar een volgend fitnessapparaat (bij moeder ging de aandacht uit naar
dat ze haar zoon zocht). De verhogingen in de fitnessruimte van Fit for Free moeten daarbij worden
betreden; daarop staat immers de fitnessapparatuur geplaatst. Fit for Free kon er daarbij, als
professionele organisatie, niet zonder meer van uitgaan dat de bezoekers altijd een hoge mate van
oplettendheid betrachten met betrekking tot de aangebrachte verhogingen. De aandacht van de
bezoekers is in de eerste plaats immers gericht op de fitnessapparaten en de beschikbaarheid daarvan.
Dat brengt met zich dat aan de verhogingen, en in het bijzonder daar waar de verhoging aanvangt, de
eis mag worden gesteld dat die in voldoende mate zichtbaar zijn voor de bezoekers van de sportschool,
ongeacht of het frequente bezoekers betreft dan wel gaat om een incidenteel bezoek (moeder was
waarschijnlijk voor het eerst in de sportschool) Rb vindt dus dat er wel sprake is van een grote
waarschijnlijkheid dat men de vereiste oplettendheid niet in acht neemt, dus aan factor 1 is voldaan!
- Toetsing aan factor 2, 3, 4 4.6. Wanneer bezoekers die niet in hoge mate oplettend zijn de
verhoging betreden, bestaat het risico van een val (factor 2), met als gevolg schade. Alhoewel de
gevolgen van een val over een verhoging met een hoogte zoals in dit geval aan de orde niet altijd groot
zullen zijn, is de kans, zeker gezien de aanwezigheid van fitnessapparatuur, op ernstig letsel wel
aanwezig (factor 3). Voor Fit for free moet het verder niet bezwaarlijk zijn geweest om
veiligheidsmaatregelen te treffen (factor 4). De later aangebrachte aluminiumstrips zouden reeds
afdoende zijn geweest. Hierdoor wordt de verhoging, ook als dat niet de primaire functie was van deze
strips, immers gemarkeerd. Verder had Fit for free op de verhoging een andere kleur vloerbedekking
kunnen (laten) aanbrengen. Belang van feiten/afweging van omstandigheden!
o Over Factor 2 zegt Rb er wordt eigenlijk volstaan met bezoekers die niet in hoge mate
oplettend zijn, omdat zij alleen maar gericht zijn op de toestellen en de beschikbaarheid,
daarbij bestaat het risico van een val.
o Factor 3 het feit dat er fitnesstoestellen staan, die kunnen voor ernstig letsel zorgen.
o Factor 4 de Rb acht het niet bezwaarlijk om verdere maatregelen te nemen
(aluminiumstrips, andere vloerbedekking op het gangpad).
Uitspraak = Fit For Free is aansprakelijk voor de gevolgen van de val!
3) Zorgvuldigheidsnorm (vervolg): deelnormen
Gevaarzetting (= scheppen van een onaanvaardbaar onveilige situatie):
- Gevaarzetting in professionele vs. privésfeer, wel of geen overheid
- Terreinbeheer/gevaarlijke toestand Jetblast-arrest
- OSVO: Zwiepende tak-arrest (privésfeer), Zeulende Zusjes het idee achter deze categorie is dat men
het rechtsverkeer/de samenleving niet onnodig ontwricht om een te groot risico op aansprakelijkheid
creeren om iemand te helpen met verhuizen (dat mensen niet meer durven helpen verhuizen).
- Sport en spel: Tennisbal-arrest je bent minder snel aansprakelijk, omdat je in een speelse situatie
schade veroorzaakt.
- Zuiver nalaten.
Buiten gevaarzetting (waarin zorgvuldigheidsnorm geschonden kan zijn, waar de kelderluik-factoren niet van
belang zijn!)
- Hinder
- Profiteren van wanprestatie
- Derdenwerking contract
- Beroepsaansprakelijkheid
- Bestuurdersaansprakelijkheid
- Aansprakelijkheid toezichthouder
- Aantasting eer/goede naam
- Oneerlijke concurrentie
3) Zorgvuldigheidsnorm (vervolg): overige bronnen die invulling geven aan zorgvuldigheidsnorm
Hierover gaat het artikel van Smeehuijzen:
- Rol strijd met wettelijke plicht als op zichzelf de strijd met de wettelijke plicht niet onrechtmatig is,
dan kan dat het wel worden i.c.m. andere omstandigheden (bijv. aansporen om wet te schenden,
‘samenwerking, reflexwerking).
- Rol van maatschappelijke normen (m.n. bij beroepsaansprakelijkheid) ‘veldnormen’ (gedragscodes,
protocollen, richtlijnen, medische aansprakelijkheid).
4
, o Soms zijn maatschappelijke normen opgesteld door een kleine groep mensen in een beperkte
zetting. Het is altijd de vraag of je het zo kan transponeren naar een andere casus en is die
totstandkoming van de normen wel democratisch geweest.
- Rol van tuchtrechtspraak en deskundigen aansprakelijkheid van notaris, advocaten, etc.
* De omstandigheden van het geval blijven bepalend! Die geven kleur aan de factoren.
Der Bildtpollen Aanwas BV – Miedema In dit arrest wordt aangegeven hoe de HR een nieuwe draai heeft
gegeven aan de kelderluik-criteria, maar wel met dezelfde uitkomst. Taxus, en zwiepende tak komt hier ook in
terug. Bildtpollen is een dijkbeheerder, hij heeft schapen op de dijk. Hij stort rottende uienresten over de dijk, dit
vinden de schapen heerlijk. Aan de dijk grenst het bedrijf van uienteler Miedema. De uien van Miedema gaan
rotten, ze krijgen koprot (schimmelziekte waar de uien aan bezwijken). Er wordt door Miedema enorm veel
bedrijfsschade (zaakschade) geleden. Miedema stelt de dijkbeheerder aansprakelijk o.g.v. gevaarzetting (een
onaanvaardbaar risico op schade is aan mijn uien gecreëerd, omdat u uienrestanten heeft gestrooid op de dijk met
het risico van besmetting van mijn eigen uienteelt). Rb wijst het af, Hof wijst het toe. HR: is van mening dat het
Hof het bij het verkeerde eind heeft, want het Hof heeft alleen maar gekeken naar de kans op schade (en die is er
natuurlijk). Volgens de HR moet niet alleen worden gekeken naar de kans op schade (factor 1 en 2 van
Kelderluik), maar ook op de aard van de gedraging (nieuw, factor 5!!!), de aard (nieuw, aanvulling op factor
3), en ernst van de eventuele schade (verschil tussen zaakschade en letselschade benoemen, in dit geval was er
‘slechts’ sprake van zaakschade) en de bezwaarlijkheid en gebruikelijkheid (nieuw, aanvulling op factor 4), van
het nemen van voorzorgsmaatregelen (stel dat de gebruiken slecht zijn, moeten die dan de norm blijven
kleuren?).
- Op tentamen: in acht nemen dat wat er in kelderluik is opgenomen, er aanvullingen op zijn zoals
hierboven genoemd. Dus die aanvulling aangeven bij toetsing!
Jetblast-arrest mevrouw werd gekatapulteerd tegen een blok beton en raakte heel ernstig gewond. Zij stond
achter een groot vliegtuig om te wachten tot het vertrekt en dan word je gelanceerd in zee of op het zand. Dit
arrest is weer een verdere bewerking van de Kelderluik-factoren. In dit arrest zie je dat er sprake is van een hele
grote waarschijnlijkheid dat de vereiste oplettendheid niet in acht is genomen, maar die worden ook weer
gekleurd door de al bestaande voorzorgsmaatregelen. Want op zichzelf is het gevaar dat hier gecreëerd wordt
aanvaard. Het is een vliegveld dat een bepaald economisch belang dient en waarvan alle vergunningen in orde
zijn, de vliegtuigen mogen daar landen. Maar dan is het zaak dat de eigenaar van het vliegveld ervoor zorgt dat
de mensen waarschuwt voor dat gevaar. Wat dit arrest doet is dat het de nadruk legt op de 4 e factor
(veiligheidsmaatregelen/ waarschuwing). Deze 4e factor wordt eruit getild en zo uitgewerkt dat hier bepalend is
of de waarschuwing/voorzorgsmaatregel ook daadwerkelijk effect is. Door de HR wordt benadrukt dat iets pas
een afdoende maatregel is (wordt voorkomen dat de niet-oplettendheid, die zeer waarschijnlijk is, plaatsvindt?)
is van doorslaggevende betekenis of te verwachten valt dat deze waarschuwing zal leiden tot een handelen of
nalaten waardoor dit gevaar wordt vermeden. Er wordt gekeken hoe je factor 1 kan ombuigen, door iets van een
bord of andere informatie. De HR doet hier iets door te kijken over wat je kan zeggen over het effect van de
waarschuwing, zal het ertoe leiden dat mensen hun gedrag gaan aanpassen, gaan ze dat handelen of nalaten
waardoor het gevaar wordt gecreëerd ook wordt vermeden, gaan ze het gedrag vermijden.
- Aan het hek hing een waarschuwingsbord met daarop de tekst: ‘WARNING!’ en daaronder ‘Low flying
and departing air craft blast can cause physical injury’.
- Niet waarschuwen voor op zichzelf toegestaan/aanvaardbaar gevaar als verwacht kan worden dat
het publiek zich zal opstellen in de nabijheid van gevaarlijke plek vormt een schending van de
zorgvuldigheidsnorm.
- Het bord wordt nu op zichzelf wel als voldoende effectief beschouwd.
3) Zorgvuldigheidsnorm (vervolg): Begrenzing gevaarzetting
Waar houdt de aansprakelijkheid eigenlijk op OSVO, schade ontstaan in privésituatie.
Je kunt ook de aansprakelijkheid als een drempel zien, hoe lager hoe sneller aansprakelijk, hoe hoger de
drempel hoe lastiger het is om iemand aansprakelijk te stellen
OSVO heeft een hele hoge drempel, het enkel ontstaan van schade betekent niet dat datgene waardoor de schade
is ontstaan ook onrechtmatig is. Je moet kijken of iemand zich had moeten onthouden van de gedraging die
schade heeft veroorzaakt o.g.v. maatstaven van zorgvuldigheid.
Zwiepende tak-arrest de HR hamert erop dat niet enkel de mogelijkheid van een ongeval (kans op schade)
doorslaggevend is. Het moet wel gaan om en schade die zó waarschijnlijk is (en ook zo ernstig) dat men zich
daar naar maatstaven van zorgvuldigheid moeten onthouden. Dus dat gedrag moet in beginsel zo’n gevaar
opleveren dat de waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg van dat gedrag zo groot is, dan pas is er sprake
5
, van een situatie waarin je dat gedrag moet vermijden. Dus de combinatie van de eerste 3 factoren (de grote
waarschijnlijkheid waarmee de niet inachtneming van de vereiste oplettendheid kan worden verwacht i.c.m. de
grote kans, de waarschijnlijkheid van een ongeval als gevolg daarvan (hoe groter, hoe meer) en aard en ernst van
de schade). Als je die 3 bij elkaar combineert (de 3 factoren die zien op het risico), hoe groter het risico, hoe
sneller de zorgvuldigheid vereist dat je dat gedrag nalaat. Het wordt niet zo letterlijk genoemd door de HR, maar
je leest in die overweging de kelderluik-criteria terug De waarschijnlijkheid van het risico bepaalt of een
bepaalde gedraging achterwege moet blijven.
- Hoe bepaal je nou hoe waarschijnlijk een ongeval is? Eigenlijk zijn een val van een trap en
huishoudelijke ongelukken heel waarschijnlijk. Het is sterker nog dat in de privésfeer trapongelukken
de grootste oorzaak van letsel en dood zijn. Het wordt wel wat subjectief gekleurd, met name door de
behoefte om de samenleving niet te laten verstarren dat ze geen vriendendienst meer durven te verlenen,
omdat ze bang zijn dat ze aansprakelijk worden gesteld.
- ‘Onderdeel I van het middel, dat dit oordeel bestrijdt, gaat terecht ervan uit dat niet reeds de enkele
mogelijkheid van een ongeval, als verwezenlijking van aan een bepaald gedrag inherent gevaar, dat
gedrag onrechtmatig doet zijn, maar dat zodanig gevaarscheppend gedrag slechts onrechtmatig is indien
de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval (het oplopen van letsel door een ander) als gevolg
van dat gedrag zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had
moeten onthouden.’ (r.o. 3.4)
- Combinatie van de factoren 1/2/3 bepaalt of de zorgvuldigheid vereist dat een bepaalde gedraging
achterwege moet blijven.
HOORCOLLEGE 2 (AANSPRAKELIJKHEID )
Literatuur:
Verheij, nrs. 23.1, 23.3, 25-30.
Hele college gaat nog over zorgvuldigheidsnorm!!!
Deelnormen zorgvuldigheidsnorm (dus nog steeds vervolg van 3))
- Begrenzing gevaarzetting/hoge aansprakelijkheidsdrempel OSVO/schade ontstaan in een
privésituatie (Zwiepende tak), sport en spel.
- Binnen gevaarzetting zuiver nalaten (derde als dader, nr. 23.1), aansprakelijkheid voor gevaarlijke
toestand en terreinbeheer (nr. 16, nr. 23.2 derde als dader (niet zelf gecreëerd).
- Buiten gevaarzetting profiteren van wanprestatie die door een ander is gedaan (nr. 26), niet
nakoming als onrechtmatige daad jegens een derde (nr. 27), beroepsaansprakelijkheid.
Derde als dader = derde veroorzaakt de schade, of de derde handelt onrechtmatig, of de derde valt iets te
verwijten, maar u of een ander persoon kan daarvoor aansprakelijk worden gesteld. Gevaar wat niet zelf is
veroorzaakt, maar waar men bijv. voor had moeten waarschuwen of voorzorgsmaatregelen had moeten nemen.
Sport en spel (nr. 24.2) Tennisbal-arrest (niet verplicht) = twee vrienden zijn aan het tennissen, houden
even een pauze en terwijl de ene vriend tot rust komt gaat de andere nog even een paar ballen slaan. 1 bal raakt
de vriend die pauze neemt in zijn oog en het oog gaat verloren. De pauze vriend spreekt de andere aan o.g.v.
onrechtmatige daad. Dit is niet gelukt. HR: een gedraging in het kader van het tennisspel, dat buiten de
spelsituatie onvoorzichtig en onrechtmatig zou kunnen zijn (bijv. zomaar een bal slaan buiten een tennisbaan), is
binnen zo’n spelsituatie niet onrechtmatig. Omdat de deelnemers aan het spel gedragingen waartoe het spel
uitlokt (bal, tennisracket), waaronder onvermijdelijk van tijd tot tijd ook misslagen, over en weer van elkaar
hebben te verwachten (wat verwacht je van elkaar in zo’n spelsituatie), terwijl een dergelijke gedraging niet
onzorgvuldig wordt op de enkele grond dat zij door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tot gevolg
heeft dat een der deelnemers ernstig letsel oploopt (komt weer uit Zwiepende-tak-arrest).Aldus opgevat geeft 's
hofs voormelde overweging geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.’(r.o. 3.3)
- Het feit dat er toch nog sprake is van een spel-situatie, dat moet worden vastgesteld (zitten we nog in
die sport- en spel situatie of is dat beëindigd).
- Stel A en B spelen niet tegen elkaar, maar op 2 verschillende banen Arrest Midgetgolf = geldt dan
een lagere drempel in de zin dat de spelers op de andere baan rekening moeten houden met het feit dat
de spelers A even pauze nemen? Nee, in principe niet (zie p.94). Wordt gewoon gezien als 1
spelsituatie.
- Waar wel een verschuiving plaats kan vinden is bij toeschouwers, dan zit je buiten de sport- en spel
situatie, maar ook daarvoor geldt wat mag je verwachten en wat kan verwacht worden van de spelers.
Dan zal er gekeken worden naar de veiligheidsmaatregelen die genomen zijn.
- Overtreding spelregels wederzijdse verwachtingen criterium: het is onvermijdbaar en voorzienbaar
dat er soms niet altijd even nauw met de spelregels wordt omgegaan. Dat op zichzelf hoeft niet te
6