Samenvatting hoofdstuk 17 t/m 20
Bij ‘Taal en taalwetenschap’
pag. 1
, H17: Verschillen en overeenkomsten tussen talen
Talen verschillen op alle gebieden van elkaar
sommige zaken zijn echter universeel; gebruik van klinkers en medeklinkers, termen
zwart, wit, donker, licht, etc.
Overeenkomsten tussen talen zijn:
Genetisch: doordat ze dus van oorsprong afgeleid zijn van elkaar
Typologisch: qua logica wat betreft grammatica zijn ze overeenkomstig
Areaal: talen die in hetzelfde gebied worden gesproken gaan op elkaar lijken →
Sprachbund
Comparatieve reconstructie: een gemeenschappelijke taalvorm reconstrueren, ofwel een
vorm vinden waarvan de andere vormen met minimale klankverandering van af te leiden
zijn.
→ voorbeeld: ‘*treyes’ is de proto-vorm van ‘drie’.
Een proto-taal omvat alle proto-vormen binnen een taalfamilie. Al deze vormen zijn
hypothetisch. Dit gebeurt onder andere op basis van klankwetten → klanken hebben
overeenkomstige posities.
→ bekende taalfamilies: Indo-Europees, Fins-Oegrisch, Afro-Aziatisch, Altaïsch (Hebreeuws,
Turks), Australisch, Inuit.
Het begrip ‘cultuur’ omvat de gehele normen- en waardepatronen van een samenleving, dus
inclusief materiële cultuur. Er is een relatie tussen taal en cultuur (lexicon), denk aan het feit
dat Eskimo's’ heel veel termen voor verschillende zeehonden kennen.
De Sapir-Whorf-hypothese veronderstelt dat taal het denken van de mens beïnvloedt.
Desondanks valt dit te relativeren. Taal blijkt namelijk geen overheersende rol te spelen.
pag. 2