H1 vdw. begripsbepaling en uitgangspunten
Aanvulling van docent in rood
1 leeftijd en gedrag
In de ontwikkelingspsychologie wordt gebruikgemaakt van het begrip fase waarin mensen
voorspelbare overeenkomsten in lichamelijke en geestelijke ontwikkeling vertonen. In elke
fase heeft het menselijk functioneren een eigen kwaliteit. Een baby bijvoorbeeld brengt een
groot deel van zijn tijd slapend door en is volledig afhankelijk van zijn omgeving. Een
schoolkind gaat veel concreter met taken om dan een adolescent en een 80-jarige beleeft
de wereld anders dan een 20-jarige.
De levensloop bestaat uit verschillende fasen die een vaste volgorde hebben en onderling
samenhang vertonen.
Een periode is een deel van een fase met bepaalde eigen kenmerken.
Adolescentie : fase tussen de kindertijd en volwassenheid
1.2 levensloop
Baby 0-2 Peuter 3-4 Kleuter 5-6
Kind 7-9 Tiener 10-17 Volwassen 18- ...
1.3 puberteit en adolescentie
De begrippen puberteit en adolescentie verwijzen oorspronkelijk vooral naar kenmerken
van de lichamelijke ontwikkeling tot volwassenheid, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de
secundaire geslachtskenmerken (het krijgen van lichaamsbeharing en nieuwe
lichaamsvormen). Het Latijnse woord pubertas betekend ‘huwbaar’ en een betekenis
van pubes is ‘geslachtsrijp’. Adolescere betekend ‘opgroeien, rijp worden’ en met het woord
adolescentia werd in het oude Rome de leeftijdsfase van 17 tot 30 jaar mee aangeduid.
Voor velen was dit de laatste fasen van hun leven. Het denken in levensfasen heeft dus een
hele geschiedenis door de eeuwen heen. De leeftijdsgrens van wanneer men kind of
adolescent was, zijn veelvuldig verschoven in de geschiedenis. De benaming kind is nog
tamelijk recent bedacht. Ook spreken we nog niet zo lang over ‘jongeren’. Vroeger werden
kinderen beschouwd als volwassenen in zakformaat. Na een korte periode van verzorging
(toendestijds tot 7 jaar) werden ze zo snel mogelijk in aanraking gebracht met alle facetten
uit de wereld van de volwassenen (in sommigen delen van de wereld is dat nog steeds zo).
Voor adolescentie als aparte fasen van uitgestelde volwassenheid word de term
jeugdland gebruikt door Dasberg. Die fase kon ontstaan onder invloed van de toegenomen
rijkdom in de hogere standen en de ideeën die in de verlichting ontstonden over de
noodzaak van een langere opvoering als voorbereiding op de volwassenheid. Dasberg vat
zijn omschrijving jeugdland als volgt samen;
“Vanaf de verlichting (ongeveer 1750) hoefden kinderen niet meer zo snel volwassen te
worden. Daarna mochten ze dat niet meer. Toen wilde ze niet meer snel volwassen worden
en als gevolg daarvan kunnen ze dat tegenwoordig niet meer.”
,Deze ontwikkeling is tot in de 20ste eeuw sterk klassengebonden geweest, dat wil
zeggen: afhankelijk van de sociaaleconomische klasse waarin de adolescenten opgroeide.
Sinds het begin van deze eeuw lijken jongeren weer sneller volwassen te worden, of zoals ze
in Amerika zeggen “kids getting older Younger”. Onder invloed van technologische
veranderingen en digitale beeldcultuur worden kinderen direct geconfronteerd met de
(harde) werkelijkheid.
Omdat aan de andere kant sprake is van een foreveryoungcultuur (je bent net zo oud als je
je voelt) gaan ouders en adolescenten meer dan voorheen op voet van gelijkheid met elkaar
om. Voor opvoeders blijft het moeilijk om jongeren te begeleiden, dit doet iedereen dan
ook op zijn totaal eigen manier. Er ontstaan veel verschillende subculturen.
Hier word adolescentie gehanteerd als de meeste gebruikelijke definitie, de
ontwikkelingsfase tussen de kindertijd en de volwassenheid. Dit is ongeveer tussen de 12 en
22 jaar. Gedurende de adolescentie treden voorspelbare fysieke, neurologische en
psychologische veranderingen op, die tot uiting komen in gedrag, gedachten, behoeften en
gevoelens. Op grond van deze gedachtes worden binnen de adolescentie drie periodes
onderscheiden:
1. In de vroege adolescentie (puberteit) staan de lichamelijke groei en rijping en de
daarmee verbonden psychoseksuele ontwikkeling centraal. Ook komt het
losmakingsproces tussen de adolescent en de ouders op gang.
2. Voor de middenadolescentie is typerend dat de adolescent experimenteert met de
vele nieuwe keuzemogelijkheden.
3. De late adolescentie staat voor velen in het teken van het aangaan van
verplichtingen op het gebied van een maatschappelijke positie en persoonlijke
relaties.
Deze indeling dient met de nodige reserve gehanteerd worden. In de praktijk verloopt de
ontwikkeling minder schematisch en bovendien overlappen de periodes elkaar
enigszins. Puberteit is een gangbaar woord en zal dan ook worden gebruikt als vroege
adolescentie.
1.4 beeldvorming over adolescenten
De eigenschappen die adolescenten in het verleden zijn toegediend noemen we
beeldvorming.
Duitse schrijver Johan Wolfgang von Goethe publiceerde in 1774 het leiden van de jonge
Werther. Vaak werd gezegd dat daarmee ‘de puber’ de wereld in werd gezet. Het gaat over
dat Werther zelfmoord pleegt wegens een onbereikbare liefde. Het boek bracht dus nogal
wat beroering met zich mee, hij zou een slecht voorbeeld zijn voor jongeren. In de
verantwoording van zijn bloemlezing De perfecte puber schrijft Müller;
,“Sinds Werther hebben vele pubers veel geleden, maar ook zijn voor hen vele werelden
open gegaan- werelden waar hun vermetel verlangen hen onvermijdelijk toe dreef.” (Blz 26)
Veel literatuur over adolescenten refereert aan het eenzijdige, heftige of extreme van hun
beleving of gedrag. Müller typeert de binnenkant van de puber bijvoorbeeld als ‘gekweld en
juist van God los’. De adolescentie wordt vaak geschetst als een moeilijke periode, van
sterke emoties en labiliteit, opstandigheid, heftige verliefdheden en idealisme. Dat zegt
natuurlijk iets over het gedrag wat de adolescenten vertonen, maar het zegt ook iets over
hoe de schrijvers kijken naar adolescenten. ‘Bij mensen die werkelijk leven houdt de
puberteit nooit op.’ Aldus Martin Walser in 1927.
1.4.4 beeldvorming in de neurowetenschap
Hersenen zijn opgebouwd uit neuronen, Witte en grijze massa.
Elk gebied van de hersenen heeft een specifieke functie. (Blz 39)
1. Sensorische cortex = motoriek, gezichtsvermogen, emoties
2. Parietale en temporale cortex = coördinatie van sensorische cortex
3. Prefrontale cortex = impulscontrole, planning, beoordeling, doelgericht
- tijdens de adolescentie zorgt dit voor onbalans tussen emotie en rede
- neurobiologische verklaring: de amygdala is extra gevoelig (aansturen en
verwerken van emoties)
- puber paradox
Ontwikkeling van de gebieden van die cortex loopt van voren naar achter
Ontwikkeling van elk Stadum laat hetzelfde patroon zien in hoeveelheden witte en grijze
massa
Alleen de beste neutronen/verbindingen blijven over.
Neuron / zenuwstelsel
Bouw van een zenuw
• Axon (neuriet) = uitloper die impuls van het cellichaam af geleidt
• Dendriet = uitloper die impuls naar cellichaam toe geleidt
Sensorische ontwikkeling is uitgewerkt op het 4e jaar
Parietale temporale ontwikkeling is uitgewerkt op het 14e jaar
(Pre)frontale cortex is uitgewerkt op je 20ste jaar
,Witte stof (myeline)
• Witte stof bevat de lange uitlopers (de axonen) van zenuwcellen
• Zorgt voor snelle overdracht van signalen
• Neem toe tot in het twintigste levensjaar
• Neemt toe in alle hersengebieden
• Witte stof blijft gelijk
Grijze stof (cellichamen)
• Grijze stof bestaat uit cellichamen van zenuwcellen
• Geeft informatie over dichtheid van neuronen en aantal connecties tussen neuronen
• Na de geboorte eerste grote toenamen, gevolgd door afname tot twintigste
levensjaar
• Verschilt per hersengebied (vd wal blz 39)
• Hoeveelheid grijze massa varieert
Puber paradox
Emotionele regelsysteem is eerder uitgerijpt dan het het rationale controlesysteem
(prefrontale cortex)
-> onbalans tussen gevoel en verstand tijdens de adolescentie
• Ontwikkeling van de prefrontale cortex, dus toename van executieve functies (leren
plannen, argumenteren, vooruitzien etc)
• Toenamen van risicovol gedrag
Oorzaken puber paradox: onvolgroeide hersenen
Emotionele zelfcontrole vergt dual-processing in het limbisch systeem, tussen:
1. Subcorticale hersengebieden (oude hersenen)
- amygdala: agressie en angst
- nucleus accumens: beloning, verslaving en genot
2. Cordialehersengebieden (nieuwe hersenen, zoals de prefrontale cortex)
- belangrijk voor controle van emoties, planning, impulscontrole,
beoordelingsvermogen
Oorzakken puber paradox: amygdala
De amygdala (amandelkern), behoort tot het limbische systeem
• Speelt een belangrijke rol bij het aansturen en verwerken van verschillende emoties
• Helpt met vormen en opslaan van herinneringen aan emotionele gebeurtenissen
De amygdala is tijdens de adolescentie extra gevoelig (neurologische verklaring)
, 1.6 literatuur
Veel van de mediabeelden zijn nogal generaliserend. Dit wordt nog versterkt doordat in de
media het afwijkende, het extreme en sensationele natuurlijk meer aandacht krijgt dan het
gangbare. Is er sprake van selffulfilling prophecy? Zichzelf waarmakende voorspelling,
waarbij jongeren zich gaan gedragen naar de door volwassenen gecreëerde beelden?
Sociale wetenschappers hebben ook bijgedragen aan de beeldvorming over jeugd. Het
bekendste beeld is sturm und drang. Stanley Hall, de grondlegger van de
adolescentiepsychologie in de USA,beschreef aan het begin van de vorige eeuw in zijn boek
adolescence de adolescentie fasen van emotionele labiliteit, spanning en beroering. ‘Storm
en stres’ dus , voortkomend uit genetisch bepaalde biologische veranderingen aan het begin
van de adolescentie. Alle psychologische theorieën waarin gedrag van mensen vanuit hun
biologische ontwikkeling verklaard wordt, gaan ervan uit dat het voor jonge adolescenten
normaal is om zich onvoorspelbaar en onevenwichtig te manifesteren. Ze geven sterke
wisselingen in gedrag en stemming de schuld van de hormonale verandering.
Naast deze biologisch georiënteerde theorieën bestaan er ook theorieën die het gedrag van
mensen verklaren op grond van sociaal-culturele ontwikkeling. Hierin wordt de fase van.
Sturm und Drang gerelativeerd tot een cultuurgebonden verschijnsel. Een argument
daarvoor is dat in sommige niet-westerse culturen adolescenten weinig onvoorspelbaar en
onevenwichtig gedrag vertonen. Dat zou worden verklaard door het feit dat zij hier eerder
verantwoordelijkheid krijgen en meer door de gemeenschat opgevoed worden en dat
seksualiteit minder omgeven is met taboes.
Deze twee benaderingen vormen al jaren een discussie, dit noem je het nature-
nurturedebat.
• nature-standpunt: eigenschappen worden door aanleg bepaald
• Nurture-standpunt: eigenschappen worden bepaald door de omgeving
Voor het antwoord op de vraag in hoeverre adolescentie en moeilijke periode is voor de
adolescent, kijken we naar de resultaten van een aantal onderzoeken naar het
welbevinden van adolescenten. Het eerste onderzoek is gepubliceerd in 1975 door Offer en
Offer. Het beschrijft de aanzienlijke individuele verschillen in de mate waarin adolescenten
emotionele spanningen ervaren. Het onderzoek heeft 11 jaar geduurd en men deelde de
respondenten in drie groepen in. Ook was er een niet typerende restgroep.
• De eerste groep (23%)
- voelde zich redelijk gelukkig
- gaf blijk van realistisch zelfbeeld
- had gevoel voor humor