Saturday, 6 June 2020
14:55
Inleiding belastingrecht
Het belasting recht als rechtsgebied hoort bij het bijzonder bestuursrecht.
Belastingen zijn gedwongen betalingen aan de overheid, op grond van publiekrechtelijke
regelingen, waar geen rechtstreekse tegenprestatie van de overheid tegenover staat en die
geen bestraffend karakter hebben.
De feitelijke bereidheid van burgers om datgene wat ze aan belasting verschuldigd zijn ook
daadwerkelijk te (willen) betalen wordt belastingmoraal genoemd. Belastingen zijn zeer
belangrijk voor onze samenleving en zijn inkomstenbron nummer 1 in ons land.
Als we het hebben over belastingen dan moeten we het ook hebben over tarieven en
tariefstelsels. We kennen in het belastingrecht 2 tariefstelsels: proportioneel tarief en
progressief tarief. Een progressief tarief houdt in dat de belastingplichtige een hoger
percentage aan belasting moet betalen als het bedrag waarover de belasting wordt geheven
hoger is. Een proportioneel tarief houdt in dat ongeacht de hoogte van het belastbaar
bedrag een gelijkblijvend percentage belasting betaald moet worden.
Belastingen zijn in te delen naar heffende instantie:
• Rijksbelastingen : omzetbelasting, loon-en inkomstenbelasting en
vennootschapbelasting,kansspelbelasting,dividendbelasting,motorrijtuigenbelasting,
overdrachtsbelasting, accijnzen.
• Provinciale belastingen
• Gemeentelijke belastingen: onroerendezaakbelasting (OZB),toeristenbelasting,
hondenbelasting.
• Waterschap belastingen: kwaliteit waterbeheer
Belastingen zijn ook in te delen in directe en indirecte belastingen.
Directe belastingen zijn belastingen die worden gedragen door degene die het betaalt, deze
belasting kun je niet doorberekenen aan een ander.
Indirecte belastingen zijn belastingen die door degene die haar betaalt, kan worden
afgewenteld op/ doorberekend aan een ander.
En als laatste kunnen belastingen worden ingedeeld op wijze van heffing, zo heb je
aanslagbelastingen en aangiftebelastingen.
Aanslagbelasting is belasting die wordt opgelegd door middel van een aanslag door de
Belastingdienst, bijvoorbeeld IB.
Aangiftebelasting is belasting die door de belastingplichtige zelf wordt berekend en betaald,
bijvoorbeeld OB/Btw.
Verder is het belastingrecht onder te verdelen in materieel en formeel belastingrecht. Het
materiële belastingrecht gaat over de inhoud en is opgenomen in verschillende
heffingswetten: Wet op de loonbelasting 1964, Wet inkomstenbelasting 2001, Wet op de
vennootschapsbelasting 1969, enzovoort.
Het formele belastingrecht gaat over procedure gaat over de procedure van
belastingheffing. Het formele belastingrecht is te vinden in de Algemene wet inzake
rijksbelastingen (AWR) en de Algemene wet bestuursrecht (AWB).
Het legaliteitsbeginsel is in onze rechtsstaat heel belangrijk.
In het belastingrecht spelen nog een aantal beginselen een belangrijke rol:
, • Draagkrachtbeginsel: beginsel dat belastingen hoger zijn voor degenen die meer
inkomsten hebben of die meer bezitten.
• Profijtbeginsel: beginsel dat men belasting betaalt omdat men voordeel heeft van een
dienst van de overheid.
• Het beginsel van bevoorrechte verkrijging: beginsel dat iemand belasting betaalt als hij
iets verkregen heeft waar hij geen tegenprestatie voor heeft hoeven leveren.
• Het beginsel van de minste pijn: beginsel dat de belasting wordt geheven op een
manier waarop de burger er het minst last van heeft.
De bronnen van het belastingrecht:
• Nationale wet- en regelgeving
• Wetgeving in materiële zin
• Beleidsregels en resoluties
• Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
• Jurisprudentie
• Verdragen
Inkomstenbelasting
Op de basis van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt een belasting geheven van
natuurlijke personen. De personen van wie belasting wordt geheven worden
belastingsubjecten genoemd. De Wet inkomstenbelasting 2001 kent 2 belastingplichtige:
Binnenlands belastingplichtigen en buitenlands belastingplichtigen.
De heffing van de inkomstenbelasting:
• Aangifte
• Voorlopige aanslag
• Controle
• Definitieve aanslag
De inkomstenbelasting wordt geheven over het totale (belastbare) inkomen dat de
belastingplichtige in een tijdvak van 1 jaar heeft genoten. De Wet IB 2001 kent een
boxenstelsel, dit betekend dat de inkomsten worden ingedeeld in 3 boxen/delen, die elk
een verschillend tarief hebben.
§ Box 1: inkomen uit werk en woning
§ Box 2 : inkomen uit aanmerkelijk belang
§ Box 3: inkomen uit sparen en beleggen
Box 1: inkomen uit werk en woning
• Winst uit onderneming
• Loon uit dienstbetrekking
• Inkomsten uit overige werkzaamheden
• Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
• Inkomsten uit eigen woning.
Zelfstandigenaftrek is een bedrag dat een ondernemer mag aftrekken van zijn winst voordat
er inkomstenbelasting over geheven wordt. Om in aanmerking te komen voor
,zelfstandigenaftrek moet de ondernemer voldoen aan het urencriterium van 1255 uur per
jaar en moet hij minimaal 50% van zijn arbeidstijd aan de onderneming besteden.
Een ondernemer die in de vorige 5 kalenderjaren een of meer jaren geen ondernemer Is
geweest en wie niet meer dan 2 keer zelfstandigenaftrek is toegepast heeft ook nog recht
op startersaftrek.
Het bezitten van een woning kan voor de IB een belastbaar feit opleveren. Het
eigenwoningforfait is een vastgesteld percentage van de WOZ-waarde van de woning wordt
bij het inkomen geteld, waardoor er belasting over wordt geheven.
De WOZ-waarde is de geschatte waarde van een onroerende zaak die als grondslag dient
voor onder andere de OZB en het eigenwoningforfait bij de IB.
De reden om de eigenwoning die als hoofdverblijf dient in box 1 onder te brengen is om de
hypotheekrenteaftrek mogelijk te maken. Tegenover de inkomsten die het bezit van een
eigen woning in box 2 creëert, staat de mogelijkheid de rente en de financieringskosten die
met de eigen woning gemoeid zijn, af te trekken.
Schijventarief:
De inkomsten in box 1 worden progressief belast, om dit mogelijk te maken wordt het
inkomen opgedeeld in schijven. Er zijn 4 schijven. Er zijn verschillende tarieven voor
belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd en voor belastingplichtigen die de
AOW-leeftijd hebben bereikt. Bij schijf 1 en 2 worden naar het heffen van de IB nog premies
voor volksverzekeringen geïnd. Dit betreft de premies voor de AOW, de Anw en de AWBZ.
Schijventarief IB 2020:
Inkomsten in box 1- tot AOW leeftijd:
Schijf 1 €1 t/m €68.5008 --> 37,35%
Schijf 2 €68.509 t/m meer --> 49,50%
Inkomsten in box1- vanaf AOW-leeftijd
Schijf 1 €1 t/m €34.713 --> 19,45%
Schijf 2 €34.714 t/m €68.508 --> 37,35%
Schijf 3 €68.509 t/m meer --> 49,50%
Na verkoop van een woning mag een belastingplichtige alleen de rente aftrekken voor een
lening die noodzakelijk is nadat de winst op de vorige woning is geïnvesteerd, dit is de
bijleenregeling.
Aftrekposten: hypotheekrenteaftrek, leaseauto, reiskosten ov, gift aan goede doelen,
heffingskortingen, loonheffing korting, zelfstandigenaftrek, startersaftrek,
inkomensafhankelijke korting.
De IB kent een aantal heffingskortingen, dit zijn persoonsgebonden kortingen op het te
betalen belastingbedrag.
De belangrijkste heffingskortingen zijn:
• De algemene heffingskorting
• Arbeidskorting
• Inkomensafhankelijke combinatiekorting
• Heffingskorting voor AOW-gerechtigden
, • Jonggehandicaptenkorting
• Levensloopverlofkorting
Het verschil tussen een aftrekpost en een heffingskorting:
Een aftrekpost is een bedrag dat wordt afgetrokken van het bruto-inkomen
(hypotheekrente aftrek, giften, zorgkosten, betaalde partneralimentatie, studiekosten). Een
aftrekpost maar het bruto-inkomen lager --> belastbaar inkomen(algemene heffingskorting,
arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting, heffingskorting voor groen
beleggen).
Een heffingskorting is een bedrag dat wordt afgetrokken van het totaal aan verschuldigde
inkomstenbelasting over box 1,2 en 3.
Box 2: winst uit aanmerkelijk belang
Van een aanmerkelijk belang is sprake als een belastingplichtige ten minste 5% van de
aandelen in een besloten vennootschap (bv) of naamloze vennootschap(nv) bezit of een
optie daarop heeft.
De inkomsten uit aanmerkelijk belang zijn belast in box 2 betreft:
• Dividend en winstuitkering
• Winst verkregen uit de overdracht van een aanmerkelijk belang
Het inkomen in box 2 kent een proportioneel tarief van 25%.
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen
Is er bij de belastingplichtige sprake van inkomsten uit bezittingen die niet in box 1 of 2
vallen dan zitten ze in box 3. Met vermogen wordt bedoeld: het saldo van de bezittingen en
schulden van de belastingplichtige.
Alle vermogensonderdelen die rendement opleveren behalve de eigenwoning uit box 1.
Vermogen box 3:
• Spaargeld bij de bank
• Aandelen
• Obligaties
• Een 2e woning
• Verzameling van schilderijen of beelden als belegging
• Een belegging in een verzameling oude auto's
• Een verzameling oude munten of postzegels
• Uitgeleend geld
• Goud of zilver in baren
Het gaat in box 3 om een vermogensrendementsheffing, dit is belasting over het
verondersteld rendement over iemands vermogen. Om de inkomsten uit het vermogen te
berekenen wordt er uitgegaan van een vastgesteld percentage van rendement. Het jaarlijks
rendement is 4% en over dit rendement moet 30% belasting worden betaald.
Een gedeelte van het vermogen is vrijgesteld van heffing, dit is in 2020 €30.846 per persoon,
over dit bedrag wordt 4% forfaitair rendement verondersteld heirvoer wordt 30% belasting
geheven (de belasting is 1,2% van de rendementsgrondslag).
Fiscale partners hebben een heffingsvrij vermogen van tweemaal het bedrag van de
vrijstelling per persoon.