Samenvatting ‘Goederenrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 2
Week 1 Herhaling Inleiding goederenrecht
Zie hiervoor de samenvatting van jaar 1
Week 2 Eigendom, eigendomsvoorbehoud, gemeenschap en mandeligheid
Hoofdstuk 9 en 10
Eigendom
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak (art. 3:2) kan hebben
(art. 5:1). Lid 2 geeft de grenzen van de bevoegdheden van de eigenaar. Men kan slechts
eigenaar zijn van een ding, een tastbaar lichamelijk object.
Eigendomsrecht is niet onbeperkt: gebruik maken van eigendomsrecht mag niet in strijd zijn
met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht
gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen.
Kenmerken van het eigendomsrecht:
- Eigendom is het volledigste recht
- Eigendom is nooit dochterrecht (nooit een beperkt recht in de zin van art. 3:8)
- Eigendom bergt in de kiem alle zakelijke rechten in zich – eigenaar kan zijn
eigendomsrecht bezwaren met beperkte (zakelijke) rechten
- Bevoegdheden van de eigenaar vormen een eenheid
- Absolute karakter en droite de suite (zaaksgevolg: eigendomsrecht volgt de zaak)
- Ook eigendom van vruchten (art. 5:1 lid 3 jo. art. 3:9)
Bevoegdheden van de eigenaar
In ieder geval de bevoegdheid om van de zaak vrij gebruik te maken, dit betekent dat de
eigenaar van niemand toestemming nodig heeft. De bevoegdheid tot vrij gebruik is een
exclusieve bevoegdheid (‘met uitsluiting van een ieder’) (art. 5:1 lid 2). Dit betekent dat de
eigenaar niet hoeft te dulden dat een ander op enige wijze van de zaak gebruikmaakt.
Het eigendomsrecht is, net als beperkte rechten en vorderingen dat zijn, overdraagbaar (art.
3:83).
- Revindicatie
De eigenaar van een zaak is bevoegd haar van eenieder die haar zonder recht houdt op te eisen
(art. 5:2). Men vordert dan het bezit van de zaak terug, het eigendom heb je namelijk al. Recht
tot handhaving vloeit voort uit hetgeen wat in art. 3:296 al is bepaald. Revindicatie kan
beperkt worden door derdenbescherming of verjaring (art. 3:86 jo. art. 3:88 jo. art. 3:99).
Revindicatie gaat verloren door een tijdsverloop van 20 jaar (art. 3:306). De revindicatie
kan niet worden gescheiden van het eigendomsrecht (art. 3:304).
Art. 3:105 bepaalt dat na verjaring van de revindicatie de bezitter eigenaar wordt van het
goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw.
- Actio negatoria
Met deze vordering kan de eigenaar zich verzetten tegen inbreuken die niet gepaard gaan met
bezitsverlies. Het is de goederenrechtelijke actie waarmee de eigenaar kan optreden tegen niet
met depossedering gepaard gaande inbreuken op zijn eigendomsrecht.
,Samenvatting ‘Goederenrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 2
Beperkingen van het eigendomsrecht
Door de wetgever wordt de vrijheid voor de eigenaar weer beperkt (art. 5:1 lid 2). De eigenaar
moet rekening houden met:
- Wettelijke voorschriften – bijvoorbeeld: art. 5:50 en art. 5:42
- Zakelijke en persoonlijke rechten van anderen – bijvoorbeeld: vruchtgebruik, erfpacht,
erfdienstbaarheden etc.
- Uit ongeschreven recht voortvloeiende beperkingen
Deze beperkingen bepalen de uiteindelijke omvang van de bevoegdheden van de eigenaar.
- Hinder (art. 5:37)
‘De eigenaar van een erf mag niet onrechtmatige (art. 6:162) hinder toebrengen aan eigenaren
van andere erven’
Geen eenduidige criteria voor de beantwoording van de vraag of er sprake van hinder is.
Verschillende gezichtspunten die kunnen helpen:
- Plaatselijke omstandigheden
- Wie zat er het eerst?
- Het algemeen belang
- Het aantrekken van belangen van de schadelijder
- Misbruik van (eigendoms)recht (art. 3:13)
Misbruik van eigendomsrecht is een vorm van gebruikmaking van zijn eigendom, die in
beginsel geoorloofd is, maar onder bepaalde omstandigheden ongeoorloofd. Degene die als
eigenaar een handeling verricht, die ingegeven wordt door het verlangen een ander te
benadelen zonder dat hij zelf daar enige baat bij heeft, maakt misbruik van zijn recht en is
aansprakelijk voor de door hem toegebrachte schade.
Art. 3:13: volgende criteria voor misbruik van recht:
1. Het gebruiken van de bevoegdheid voor een ander doel dan waartoe die bevoegdheid
is verleend
2. Het handelen met de bedoeling om een ander te benadelen zonder dat men daarbij zelf
een redelijk belang heeft
3. Het handelen in een situatie waarin er sprake is van een te grote onevenredigheid
tussen het persoonlijk belang dat men dient en het belang van de ander dat men
schaadt, niet tot de uitoefening had kunnen komen
Eigendom van roerende zaken
Verschillende manieren waarop je het eigendomsrecht kan verkrijgen:
1. Bijzondere titel (art. 3:80 lid 3)
a. Overdracht, verkrijgende verjaring
2. Algemene titel (art. 3:80 lid 2)
a. Juridische fusie, splitsing, erfenis
3. Overige wijzen van verkrijging (art. 3:80 lid 3)
a. In bezitneming, vinderschap, schatvinding
b. Vruchttrekking
c. Natrekking, vermenging en zaaksvorming
, Samenvatting ‘Goederenrecht’ VU Rechtsgeleerdheid Jaar 2
- In bezitneming (occupatie) (art. 5:4 jo. art. 3:113)
Het verschaffen van de feitelijke macht over een goed, het houden voor jezelf. Is dit goed een
roerende zaak en behoorde deze zaak aan niemand toe (art. 5:18), dan wordt de nieuwe
bezitter daarvan ook eigenaar. Hier is sprake van een originaire wijze van
eigendomsverkrijging.
Planten vallen niet onder art. 5:18 aangezien zij toebehoren aan de grondeigenaar en grond
heeft altijd een eigenaar (art. 5:24).
- Vinderschap (art. 5:5 e.v.)
In geval van een eerlijke vinder:
- Roerende, onbeheerde zaak (dus niet in de macht van iemand anders), niet
prijsgegeven
- Onder je nemen (je wordt dus houder) en aangifte doen bij de gemeente
- Na een jaar na de vondst kun je eigenaar worden (art. 5:6)
In geval van een oneerlijke vinder:
- Kan alleen bezit verschaffen indien eigendom niet is prijs gegeven (art. 5:18)
- Bezitter te kwader trouw kan na 20 jaar eigendom worden (revindicatie vervalt
namelijk door verjaring)
Positie van de eigenaar: bij een tijdige melding heeft de eigenaar recht op afgifte (tegen
vergoeding van kosten van bewaring en onderhoud). Wanneer de eigenaar zich na meer dan
een jaar na de vondst meldt, dan is hij de eigendom kwijt. De vinder is dan eigenaar
geworden. Er bestaat op grond van art. 5:10 een recht op beloning.
- Schatvinding (art. 5:13)
De wet verstaat onder ‘schat’ een waardevolle zaak, die zolang verborgen is geweest dat
daardoor de eigenaar niet meer kan worden opgespoord.
Lid 3: ontdekker is verplicht afgifte te doen van zijn vondst bij de gemeenste, zodat
eventueel kan worden getracht de herkomst van de gevonden zaak te achterhalen.
De schat komt voor gelijke delen toe aan degene die hem ontdekt en aan de eigenaar van de
zaak waarin de schat wordt aangetroffen. Op het moment van de ontdekking wordt de schat
dus mede-eigendom van de ontdekker en de eigenaar van de zaak waarin de schat is
gevonden.
Eigendomsrecht krachtens schatvinding is een nieuw en onbezwaard recht (uitzondering
voor monumenten: dan wordt de staat eigenaar)
Natrekking, vermenging en zaaksvorming
o Natrekking: een zaak wordt bestanddeel van een andere zaak en verliest daarmee haar
zelfstandigheid: zij gaat op in de andere zaak
o Zaaksvorming: uit een zaak of meerdere zaken wordt een nieuwe zaak gevormd
o Vermenging: het samenvloeien van niet individualiseerbare zaken
- Natrekking (art. 5:14)
Lid 1: de eigendom van een roerende zaak die een bestanddeel wordt van een andere roerende
zaak die als hoofdzaak is aan te merken, gaat over op de eigenaar van de laatstgenoemde
zaak. De eigenaar behoudt de eigendom van zijn zaak.