Nederlands 4
Spelling en taalbeschouwing
Toets wordt afgerond met een schriftelijke toets
60 meerkeuzevragen met 3 alternatieven
30 over spelling ongeveer, 30 over taalbeschouwing
Literatuur:
Portaal
Spelling van Huizinga
Kennisbasis
Les 17-04-2020
Pictografisch schrift systeem = verkeersborden of andere bordjes
Je ziet in één oogopslag wat de bedoeling is van dit systeem.
Je kan geen lange boodschappen weergeven.
Logografisch schrift systeem = zit tussen het alfabet en het pictografisch schrift systeem.
Voor elk woord is een apart teken bedacht. Dus unieke tekens voor veel woorden.
Je hebt heel veel verschillende woorden en dus ook heel veel andere tekens.
Alfabetisch schrift systeem = iedere afzonderlijke klank (foneem) van een woord noteren we
met een letter (grafeem).
Een foneem veroorzaakt betekenisverschil tussen klankgroepen.
Een foneem is dus een betekenisonderscheidende klank.
Het Nederlands kent 34 fonemen en 36 grafemen.
De vier hoofdregels van het Nederlandse spellingsysteem:
- fonologisch principe
- morfologisch principe
- etymologisch principe
- syllabisch principe
Fonologisch principe (basisregel):
Iedere foneem krijgt een grafeem
Iedere grafeem staat voor één foneem
Woorden die op deze wijze geschreven kunnen worden, noemen we klankzuivere woorden.
Je schrijft wat je hoort.
Morfologisch principe:
Een woord bestaat uit morfemen, kleine elementen die een eigen betekenis hebben. Bijv:
kast-deur-tje-s. We schrijven deze morfemen zoveel mogelijk op dezelfde wijze.
De regel van de gelijkvormigheid: eenzelfde woord of woorddeel, ook al wordt het wel eens
iets anders uitgesproken, schrijven we altijd op dezelfde manier. Het krijgt dus altijd dezelfde
(=gelijke) vorm. Hond-honden, goed-goede, werkzaam-langzaam.
De regel van de overeenkomst (analogie): woorden die op een overeenkomstige
,(gelijkaardige, analoge) manier zijn gevormd, worden ook op een overeenkomstige manier
gespeld. Deze regel is alleen van toepassing op afleidingen en samenstellingen en op
verbogen en vervoegde vormen. In dergelijke woorden schrijven we soms letters waar geen
waar geen klank aan beantwoordt, omdat we in vergelijkbare woorden wél een bepaalde
klank horen.
Vrije morfemen: eigenstandige betekenis.
Twee of meer vrije morfemen: samenstellingen
Bijv. Tuin-Hek
Gebonden morfemen: alleen in groter woordverband
Vrije morfeem met gebonden morfeem: afleiding
Bijv. Wet-Tig, Vis-Je
Prefix (voorvoegsel): on-heil
Suffix (achtervoegsel): kop-je, zeker-heid, klein-e
Etymologisch principe:
De herkomst van een woord (vroegere schrijfwijze of buitenlandse taal) bepaalt hoe het
woord wordt geschreven. De schrijfwijze van de woorden wordt bepaald door vroeger.
- koud, hout, goud/pauw, au
- hij, lijden, dijk, spijker, reizen/heide, leiden, reizen
- interview, computer
Kennis van: dialecten, buitenlandse talen, betekenis van een woord (semantiek)
Syllabisch principe:
- Syllabe is een klankgroep, een gedeelte van een woord. Een klankgroep is geen
lettergreep en ook geen foneem.
Regels:
1. de verenkelingsregel:
als je aan het einde van een klankstuk een lange klinker hoort, schrijf je de klinker
kort. Ra-men.
2. de verdubbelingsregel:
als je aan het eind van een klankstuk een korte klinker hoort, schrijf je de
medeklinker dubbel. Ko-ffer.
Het doel van spellingonderwijs:
Het automatisch kunnen opschrijven van zoveel mogelijk woorden (directe spellingstrategie).
Referentieniveaus: geeft aan wat je op welk moment in je leven moet weten.
F staat voor fundament.
S staat voor streef.
- Alfabetische spelling - fonologische spelling - klankzuiver
- Orthografische spelling - directe strategie - specifieke spellingproblemen zoals
woorden met ng, nk, sch, ch, ooi, aai, ieuw, eeuw.
- Morfologische spelling - woorden analyseren - gaat over de spelling van bijvoorbeeld
meervouden, maar ook achtervoegsels, en verkleinwoord vorming.
- Morfologische spelling op syntactische basis: grammaticale kennis die je voor de
, juiste spelling nodig hebt.
Les 24-04-2020
Hoe leer je spellen?
- door zoveel mogelijk te oefenen in zoveel mogelijk levensechte schrijfsituatie.
- door zoveel mogelijk te lezen (lezen leidt tot kennis over regelmatigheden in de
schrijfwijze en over lettercombinaties die vaak voorkomen).
- veel directe feedback en ondersteuning bij het schrijven.
Wat zijn problemen bij spellen?
- Als je onnauwkeurig leest, bouw je onnauwkeurige representaties op die nauwelijks
nog zijn de herstellen.
Mentaal lexicon
Hoe liggen de woorden opgeslagen in ons woordgeheugen?
- Fonologische identiteit (akoestische- en articulatorische identiteit)
- Morfologische identiteit
- Semantische identiteit
- Syntactische identiteit
- Orthografische identiteit
- (Pragmatische identiteit)
Versmelting Theorie van Ehri = probeer in je lessen alle identiteiten aan de orde te laten
komen.
Niveaus/identiteiten:
- Fonologische niveau = klankvorm staat centraal
- Morfologisch niveau = opbouw van een woord staat centraal
- Semantisch niveau = betekenis van een woord staat centraal
- Syntactisch niveau = gebruik van een woord in de zin staat centraal
- Orthografisch niveau = spelling van een woord staat centraal
Drie componenten van ons spellingonderwijs:
Leerling > spellingstrategieën
- Fonologische strategie
- Woordbeeldstrategie
- Analogg strategie
- Regelstrategie
- Hulpstrategie
Leerstof > spellingprincipes
- Fonologisch principe
- Morfologisch principe
- Hymologisch principe
- Syllabisch principe
Leerkracht > instructieprincipes
- Inprenting
- Aanleren van analogierederneringen
- Aanleren van spellingsregels.
, Spellingstrategieën:
- Hoe gaat iemand die een woord opschrijft te werk?
A. Directe spellingstrategie (eindpunt van het leerproces)
B. Indirecte spellingstrategie:
- Fonologische strategie, luisterwoorden
- Woordbeeldstrategie, weetwoorden
- Regelstrategie, regelwoorden
- Analogiestrategie, net-als woorden
- Hulpstrategie
1. Fonologische strategie
Elementaire spellinghandeling: luisterwoorden
Regel: wat je hoort, schrijf je op
Auditieve spellingstrategie
2. Woordbeeldstrategie
Visuele spellingstrategie: inprenting, weetwoorden
Ou of au? F of v? Z of s? Ij of ei?
Verschillen in schrijfwijze = verschillen in betekenis.
Basis: de betekenis van het woord, geschiedenis, schrijfwijze in andere taal.
3. Regelstrategie
Je past een regel toe om tot de juiste schrijfwijze te komen: regelwoorden
- Verlengingsregel
- Verdubbelingsregel
- Verenkelingsregel
- Als je sg hoort, schrijf je sch.
Basis: het gesproken woord
Regel: als je X hoort in situatie Y, dan schrijf je Z
4. Analogiestrategie
Net als-woorden: je spelt het woord net zoals je een ander woord spelt.
Basis: al aanwezige kennis van spelling
Schrijfwijze komt overeen met een ander woord door:
- overeenkomst in klank
- overeenkomst in betekenis
- samengestelde woorden
Probleem bij de analogiestrategie:
- zwakke spellers herkennen vaak het grondwoord niet
- je moet goed weten wanneer je te maken hebt met een regel
- verwarrend: want - land - zand - kant
5. Hulpstrategie
Bijvoorbeeld: schema, geheugensteuntje, zelfbedachte hulpmiddelen.
Meest gebruikte ordening van leerstof: spellingcategorieën
- clusters van medeklinkers
- specifieke spellingpatronen
- woorden met historisch afgeleide schrijfwijzen
- woorden met open en gesloten lettergrepen
- samenstellingen
- meervouden en verkleinwoorden