Vereisten cao
Artikel 1 lid 1 Wet Cao
I. Cao-partijen
Aan de werknemerszijde moet een vereniging zijn met volledige rechtsbevoegdheid; een werknemer kan alleen geen
cao sluiten! Werkgever kan wel zonder een vereniging een cao sluiten = ondernemings-cao. Anders is het een
bedrijfstak/sector-cao. Onderscheid is van belang omdat alleen een bedrijfstak-cao algemeen verbindend verklaard kan
worden.
Er worden twee eisen gesteld aan de cao-partijen:
a. Vakverenigingen moeten volledig rechtsbevoegd zijn (art 1 Wet CAO), dit blijkt uit de statuten.
b. De bevoegdheid tot het aangaan van cao’s moet in de statuten staan (art 2 Wet CAO). FNV Bondgenoten/HEMA:
bij de vertegenwoordiging door de vakbonden van hun leden tijdens collectieve onderhandelingen zijn de algemene
regels van het vertegenwoordigingsrecht van toepassing. Brengt met zich mee dat een vakbond alleen die leden
vertegenwoordigt, die zij krachtens haar statuten kan vertegenwoordigen. Dat betekent dat niet is vereist dat een
vakbond bij onderhandelingen een bepaalde organisatiegraad heeft. De enkele omstandigheid dat de statuten de
mogelijkheid bieden bepaalde werknemers te vertegenwoordigen, heeft het recht dat te doen, los van de vraag of die
werknemers daadwerkelijk lid zijn.
De wet stelt verder geen eisen aan de feitelijke representativiteit of onafhankelijkheid van de bakbonden. Gevolg is dat
een afhankelijke vakbond een cao kan sluiten die voor de hele bedrijfstak kan gelden; ook kleine vakbonden kunnen
dergelijke cao’s sluiten die op veel werknemers van toepassing wordt verklaard.
II. Sluiten een overeenkomst
De cao moet schriftelijk tot stand zijn gekomen (art 3 Wet CAO), maar verder geldt er contractsvrijheid: de cao-partijen
zijn niet verplicht om een cao te sluiten. Partijen hebben het recht op collectief onderhandelen.
▫ In de Nederlandse wet is niets geregeld omtrent het recht op collectief onderhandelen, maar dit vloeit voort uit
artikel 6 ESH. FTA/CBA: uit de rechtstreekse werkende erkenning van het stakingsrecht in artikel 6 lid 4 ESH
vloeit voort dat in de rechtsorde van het Koninkrijk de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief
onderhandelen gewaarborgd is.
▫ Het recht op collectief onderhandelen is niet in rechte af te dwingen, daarom heb je het recht om te staken.
Soms vind je ook een recht op mede-onderhandelen; lopende cao-onderhandelingen waarbij een vakbond wil
meepraten. Kan dit worden geweigerd?
▪ VVMC/NSR: in beginsel is op het vlak van cao-overleg/onderhandelingen en het sluiten van een cao
sprake van contractsvrijheid. Deze regel moet echter onder omstandigheden uitzondering lijden. Dit is
het geval indien sprake is van voldoende representativiteit van een vereniging welke toelating tot cao-
overleg en cao-onderhandelingen nastreeft, mits die vereniging belangen behartigt die niet of althans
onvoldoende door de wel toegelaten overlegpartners worden behartigd.
▪ CHC Helikopters/NVLT: Omstandigheden zijn denkbaar waaronder een partij, die niet door de
beoogde contractspartners tot het overleg wordt toegelaten, die toelating kan afdwingen op grond dat
het niet-toelaten als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. In casu kon niet worden gezegd dat aan
zijde van NVLT zodanige zwaarwichtige belangen bestaan dat CHC, gelet op de bij haar aanwezige
belangen, onrechtmatig handelt door NVLT niet toe te laten tot de onderhandelingen over een nieuw
cao.
▫ Een weigering tot toelating van cao-onderhandeling kan onrechtmatig zijn indien een kleine vakbond, die reeds
lange tijd cao-partij is geweest, van onderhandelingen voor een nieuwe cao wordt uitgesloten. Terughoudende
toets als vakbond de toegang wordt geweigerd tot onderhandelingen over aanpassingen van een bestaande
cao waarbij de vakbond zelf geen partij is geweest.
▪ Abvokabo/Kinderdagopvang: het uitgangspunt is dat een vakbond die een groot aantal werknemers
in de branche vertegenwoordigt en representatiever is dan andere vakbonden, in beginsel recht heeft
op toelating tot cao-onderhandelingen. Doch zal deze partij duidelijk moeten maken waarom zij in
afwijking van haar eerdere houding wenst deel te nemen aan dit overleg en waarom dit overleg kans
van slagen heeft. Cao-partijen hebben immers vrijheid van onderhandelen en zijn daarom niet zonder
meer gehouden een niet bij de cao partij zijnde vakbond toe te laten tot overleg, als zij de
gerechtvaardigde verwachting hebben dat daardoor dit overleg wegend fundamenteel gebrek aan
overeenstemming niet tot resultaat zal kunnen leiden. Naarmate evenwel de belangen bij toelating tot
dit overleg groter of urgenter zijn, zullen de argumenten die voor niet-toelating worden aangevoerd van
meer gewicht moeten zijn.
→ Toelating tot onderhandeling van een bestaande cao is eigenlijk vragen om toetreding als
contractspartij. Dat is een stapje meer dan dat je alleen vraagt of je alleen mag praten.
, III. Over arbeidsvoorwaarden, bij de arbeidsovereenkomst in acht te nemen
Zijn normaliter de arbeidsvoorwaarden; voorwaarden die met de factor arbeid te maken hebben. De cao is niet beperkt
tot arbeidsovereenkomsten, kan ook gericht zijn tegen aanneming van werk of diensten etc. Ook een sociaal plan kan
een cao zijn, mits deze is aangemeld overeenkomstig art 4 lid 3 Wet LV. Cao-bepalingen kunnen verschillende karakters
hebben:
− Standaardkarakter: afwijking hiervan is niet mogelijk
− Maximumkarakter: alles wat hieronder valt is toegestaan, dus afwijking ten nadele mag maar ten voordele niet
− Minimumkarakter: er worden minimale arbeidsvoorwaarden gegeven, waarbij afwijking ten voordele wel is
toegestaan
Een cao heeft een dualistisch karakter: uit de obligatoire bepalingen blijkt dat het gewone contractspartijen zijn waarop
het normale verbintenissenrecht van toepassing is, maar de andere bepalingen gelden als wettelijke bepalingen en
hebben automatische en dwingende doorwerking in de individuele arbeidsovereenkomst. Artikel 12 Wet cao ziet op de
substitutie van strijdige bepalingen en artikel 13 Wet cao ziet op de aanvullende werking.
− Horizontale/normatieve bepalingen: de arbeidsvoorwaarden die tussen werkgever en werknemer gelden
− Diagonale bepalingen: bepalingen die betrekking hebben op de relatie tussen een individuele werkgever en de
vakbond
− Obligatoire bepalingen: bepalingen die betrekking hebben op de relatie tussen de onderhandelingspartners die
bij de cao betrokken zijn
Werking cao
Voor de rechtsgeldigheid van de cao moet je kijken naar artikelen 1, 2 en 3 Wet CAO. Maar om ook daadwerkelijk
werking te hebben is beslissend of de cao is aangemeld in de zin van art 4 Wet LV. Voor inwerkingtreding van de
rechtsgevolgen van een cao, is vereist dat die cao is aangemeld. FNV Bondgenoten/Campina: de melding van een
cao conform artikel 4 Wet LV moet als een constitutief vereiste worden beschouwd. Dat betekent dat een
arbeidsvoorwaardenovereenkomst niet als rechtsgeldige cao kan worden aangemerkt, wanneer niet aan de
meldingsplicht is voldaan. Indien er geen sprake is van een rechtsgeldige cao, is er geen automatische en dwingende
doorwerking van normatieve bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst. Dit openbaart zich in:
▫ Met cao strijdige bepalingen zijn nietig, art 12 Wet CAO en 3 lid 1 Wet AVV: in plaats van dergelijke bepalingen
treden de overeenkomstige bepalingen van de cao in.
▪ Kuypers I: de nietigheid van artikel 12 Wet CAO is absoluut en iedere belanghebbende kan daarop
een beroep doen.
▪ Kuypers II: gelet op de strekking van artikel 12 Wet CAO en op de eis van rechtszekerheid, is geen
plaats voor conversie van een met de CAO strijdig beding in een beding waarvan de werking aanvangt
na afloop van de cao. Daarnaast mag de werkgever er slechts op vertrouwen dat een individuele
werknemer heeft ingestemd met een nadelig beding indien uit de verklaringen of gedragingen van die
werknemer tijdens of na het gesprek ondubbelzinnig blijkt van aanvaarding van het voorstel.
▫ De individuele arbeidsovereenkomst wordt aangevuld met de bepalingen van de cao, is de supplerende werking
van art 13 Wet CAO en 3 lid 3 Wet AVV.
Gunstigheidsbeginsel: over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst
die gunstiger zijn voor de werknemer dan de cao, hun werking behouden. Het gunstigheidsbeginsel is alleen van
toepassing als er sprake is van een minimum-cao.
▫ Boonen/Quicken: Ingevolge art 12 Wet cao is elk strijdig beding nietig, hierbij mag een beding niet als één
geheel worden beschouwd. Er dient te worden gekeken naar beding voor beding, een pakketvergelijking is niet
toegestaan.
▫ Teunissen/Welter: bevestiging van Boonen/Quicken. De omstandigheid dat ingevolge art 12 Wet cao elk
beding dat strijdig is met een cao nietig is, en dat in plaats van zodanig beding de bepalingen van de coa gelden,
brengt mee dat indien ervan moet worden uitgegaan dat een cao een minimumgarantie met betrekking tot de
arbeidsvoorwaarden bevat en dat bedingen die ten gunste van de werknemer van de cao afwijken geldig zijn.
Hierbij dient ieder beding afzonderlijk te worden beoordeeld.
De gevolgen van artikel 12 en 13 Wet cao treden alleen in, indien de werkgever én werknemer aan de cao gebonden
zijn. Het toegangsticket voor art 12 en 13 Wet cao is artikel 9 Wet cao, die noemt twee voorwaarden voor binding:
a. Lidmaatschap van werkgever en werknemer: beide partijen moeten lif zijn van een van de contractspartijen bij
de cao of de werkgever moet zelf een cao hebben gesloten
b. Betrokkenheid bij de cao: de werkgever en werknemer moeten onder de werkingssfeer van de cao vallen.
Als je geen lid bent, kijk je naar artikel 14 Wet cao: verplichting voor de gebonden werkgever om tijdens de looptijd van
een cao normatieve bepalingen ook na te leven jegens de ongebonden werknemer. Dit ter bescherming van de aan de
cao-gebonden werknemers ten opzichte van buitenstaanders. Dit artikel legt alleen verplichting op aan de werkgever,
maar geeft de ongebonden werknemer geen recht.
▫ Het bindt niet automatisch de werknemer, Duschka/Robert Bosch: het bepaalde in artikelen 12 en 13 Wet cao
vindt geen toepassing terwijl artikel 14 Wet cao aan werkgever wel de verplichting oplegt met niet bij een van
de betrokken werknemersorganisaties aangesloten werknemers de arbeidsvoorwaarden aan te gaan die in de