Hoofdstuk 1 Wat is orthopedagogiek?
Opvoeden is van alle tijden. Het is een proces dat zich binnen een bepaalde gemeenschap
of cultuur afspeelt tussen opvoeders en kinderen. Doorgaans verloopt de opvoeding vanzelf,
voor een deel zelfs niet bewust. Toch kan het ook zo zijn dan opvoeden niet vanzelf gaat.
1.1 Als opvoeden niet vanzelf gaat
Als opvoeden niet vanzelf gaat, of als de ontwikkeling van een kind stagneert, leidt dat nogal
eens tot spanningen binnen het gezin, maar vaak ook daarbuiten. Er kan een
‘opvoedingsimpasse’ ontstaan. Volgens Sleutel (1986) verloopt het proces naar een
opvoedingsimpasse als volgt:
1. De opvoeder constateert voor tijdstip 1 dat de ontwikkeling van het kind niet in de
door hem gewenste richting verloopt.
2. De opvoeder heeft tot op dat moment naar beste kunnen geprobeerd om de
ontwikkeling van het kind in de gewenste richting te beïnvloeden.
3. Op tijdstip 1 is de opvoeder van mening dat hij daar niet in geslaagd is.
4. De opvoeder ziet dan ook geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling
van het kind in die richting te beïnvloeden.
5. De opvoeder mist op dat moment tevens de verwachting dat hij zelfstandig, of in
overleg met medeopvoeders, binnen een acceptabele termijn bevredigende
middelen zal vinden.
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.
Een opvoedingsimpasse kan worden gesignaleerd door de ouders of verzorgers zelf, maar
ook door buitenstaanders. Het laatste is bijvoorbeeld het geval als het noodzakelijk is om
van buitenaf in te grijpen.
1.2 Opvoeden
J.F.W. Kok beschrijft opvoeden als een wezenlijk aspect van het menselijk bestaan,
waarmee mensen ‘het humane voortbestaan’ mogelijk maken. Een eenduidige definitie van
opvoeding is niet zomaar te geven. Wat als ‘opvoeden’ wordt beschouwd, hangt namelijk
nauw samen met factoren als de tijdgeest, de cultuur of wetenschappelijke opvattingen.
Kok spreekt van een dynamisch proces, waarin het kind zich ontwikkelt en de opvoeder
opvoedt. Het kind ontwikkelt zich vanuit een innerlijke drang, door te oefenen en te leren. De
opvoeder voedt op door zijn manier van ‘zijn’ en door hoe hij inspeelt op het kind en zijn
opvoedingsbehoeften. De inhoud van het proces is voortdurend aan verandering
onderhevig, onder andere afhankelijk van de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt.
Niet alleen het kind ontwikkelt zich daarbij, de opvoeders groeien in die ontwikkeling mee.
Opvoeding krijgt niet alleen vorm in een reeks doelgerichte en bewuste pedagogische
handelingen die leiden tot een bepaalde ontwikkeling bij het kind. Een belangrijk accent ligt
juist bij de invloed van de dagelijkse omgang met elkaar, de sfeer of de wijze waarop de
opvoeder ‘voortleeft’ wat hij belangrijk vindt. Kok gaat ervan uit dat juist dit zogenaamde
‘functionele karakter van de opvoeding’ pedagogisch effect sorteert. De intentionele
momenten of doelgerichte handelingen maken volgens hem slechts een beperkt onderdeel
uit van het totale opvoedingsproces.
Wat is opvoeden?
Volgens Kok is opvoeden ‘het in relatie staan van opvoeders en opvoedelingen, waarin de
opvoeder zich als persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen
bieden voor zelfontplooiing’. Wat in deze definitie opvalt, is dat die geen resultaat van de
,opvoeding aangeeft. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft er een accentverschuiving in het
opvoedingsdenken plaatsgevonden van ‘het opvoedingsdoel’ naar ‘de kwaliteit van de
opvoedingsrelatie’. Een van de achtergronden van deze verschuiving is het feit dat het
moeilijk is een eindpunt voor het opvoeden te bepalen. Er is geen algemene en altijd
geldende norm voor volwassenheid, die bijvoorbeeld te toetsen zou zijn bij mensen die een
bepaalde leeftijd hebben bereikt. Kok ziet opvoeden dan ook als ‘samen op weg zijn, zonder
het waarheen te kennen’.
Functioneel en intentioneel proces
Met het ‘functionele karakter’ van de opvoeding verwijst Kok vooral naar de continue
onderlinge betrokkenheid van de deelnemers van het opvoedingsproces. Opvoeden is
echter niet alleen een ‘functioneel proces’. De opvoeder oefent binnen dat proces namelijk
ook doelgericht invloed uit. Hij wil het kind iets leren, hem iets duidelijk maken of iets laten
ervaren. Kok noemt dit het intentionele ofwel doelgerichte karakter van de opvoeding. Over
het algemeen betreft het hier ‘kleine doelen’ binnen het opvoedingsproces. Het kind
ontwikkelt zich dus via de interactie en in relatie met de opvoeder, in een proces dat primair
functioneel is, maar dat daarbinnen ook intentionele momenten kent. Gedurende deze
ontwikkeling vindt er een verschuiving plaats naar meer eigen verantwoordelijkheid voor het
kind en daarmee gaat opvoeden naarmate het kind ouder wordt, langzaamaan over in
begeleiding.
1.3 Pedagogiek
Het onderwerp ‘opvoeden’ is niet alleen een thema voor de opvoeders zelf, maar ook voor
beroepskrachten of wetenschappers. Er wordt vooral over de opvoeding nagedacht wanneer
het proces van opvoeden niet vanzelf gaat. Een wetenschapper gaat een stap verder dan
nadenken: hij onderzoekt de werkelijkheid op een systematische manier, waarbij hij uitgaat
van veronderstellingen of hypotheses en als doel heeft voorspellingen voor de toekomst te
kunnen doen, zodat het handelen daarop kan worden afgestemd.
Tussen opvoeders in de dagelijkse praktijk en de wetenschappers op het gebied van
opvoeding bevindt zich de professionele opvoeder. Volgens Van Strien (1984) zijn er drie
niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding die elkaar onderling beïnvloeden.
Het eerste niveau is het niveau waarop ouders, leerkrachten en andere opvoeders
nadenken over opvoeding en gedrag. Ze proberen recepten uit voor alledaagse kwesties
waarmee ze worstelen. De meest geslaagde pogingen worden ‘standaardvoorbeelden’.
Als dit niet werkt en als er een opvoedingsimpasse dreigt, kan er behoefte ontstaan aan een
deskundige op dit gebied. De beroepskrachten zijn in staat om verder te gaan dan
ervaringskennis en standaardvoorbeelden. Zij kunnen putten uit meer algemene,
wetenschappelijk getoetste kennis. Dit tweede niveau neemt een belangrijke middenpositie
in tussen het eerste en derde niveau: het is de verbindende schakel.
Het derde niveau is het wetenschappelijke niveau: het niveau waarop onderzoek wordt
verricht dat bijdraagt aan algemene theorievorming. Daarbij wordt een systematisch proces
van denken en handelen doorlopen, waarbij gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk
ontwikkelde instrumenten en procedures.
1.4 Orthopedagogiek
Vaak zijn problemen in de opvoeding gewoon tijdelijk of horen ze bij de ontwikkeling van het
kind en van de ouders zelf. Als bezinning op de situatie en een bijgestelde aanpak niet
opleveren wat ervan verwacht wordt en de betrokkenen geen mogelijkheden meer zien om
,de stagnatie in het opvoedingsproces zelf op te lossen, kan er echter een
opvoedingsimpasse ontstaan. Vaak zijn er dan meerdere complexe factoren die de
ontwikkeling en opvoeding beïnvloeden en die om nadere besturing vragen. Op dat terrein
levert de orthopedagogiek een bijdrage.
Orthopedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke
opvoeding en het in zijn ontwikkeling belemmerde kind. De orthopedagogiek doet dit onder
andere door problemen met kinderen op de eerste plaats te zien als opvoedingsproblemen
en een opvoedingsopdracht. Ontwikkelingsstoornissen, die in principe behoren tot het terrein
van de psychiater, worden tot het object van de orthopedagogiek gerekend voor zover ze
een belemmering vormen voor de opvoeding of aan opvoedingsproblemen gerelateerd zijn.
Orthopedagogische interventies hebben als doel de problemen bij het opvoeden zoveel
mogelijk op te heffen. Er wordt naar gestreefd de stagnerende ontwikkeling van het kind
weer op gang te brengen en ouders, kinderen en omgeving perspectief en voldoende
handvatten te bieden om zelf de opvoeding aan te kunnen. In feite streeft de
orthopedagogiek in de praktijk dus naar herstel van de gewone opvoeding, ofwel ‘herstel van
het gewone leven’.
Hoofdstuk 2 De geschiedenis van de orthopedagogiek
2.1 Geschiedenis van de speciale zorg en opvoeding voor speciale kinderen
In de achttiende eeuw, de periode van de Verlichting, ontstond voor het eerst speciale
belangstelling voor de opvoedbaarheid van ‘ontspoorden’ of ‘gehandicapten’. De
belangstelling voor de opvoedbaarheid hing samen met een groeiend optimisme over de
mens en zijn mogelijkheden. In de negentiende eeuw leidde dit tot pedagogisch optimisme.
, De heilpedagogiek deed zijn intrede en er kwamen leerboeken over de aanpak van
opvoedingsproblemen.
In de twintigste eeuw gingen deskundigen zich in toenemende mate richten op het kind en
op het ontwikkelen van kennis over en voorzieningen voor het kind. Er was sprake van
groeiende ‘pedagogisering’. Veranderende denkbeelden zorgden er uiteindelijk voor dat
pedagogen en psychologen de rol van artsen gingen overnemen en dat het accent werd
verlegd van een biologische insteek naar een ontwikkelingspsychologische en pedagogische
benadering. Zo verschoof in de zorg voor mensen met zwaardere handicaps in inrichtingen
de aandacht van verpleging naar opvoeding en training, gericht op meer aangepast gedrag
en een grotere mate van zelfredzaamheid.
2.2 Het ontstaan van de orthopedagogiek
De bemoeienis met het kind dat speciale aandacht nodig heeft, vroeg om nadere
bestudering. Men kreeg toenemend behoefte aan onderbouwing van het handelen ten
aanzien van kinderen en aan theorieën die konden bijdragen aan de verbetering van de
zorg. Het voorbeeld van de medische wetenschap om ervaringen nauwkeurig vast te leggen
en ter discussie te stellen werd overgenomen door praktijkwerkers in het pedagogische veld.
Dit was de basis van de latere orthopedagogiek. Er was verwantschap met de medische
wetenschap omdat die, net als de orthopedagogiek, praktisch en op handelen gericht was.
De term orthopedagogiek verving de term ‘heilpedagogiek’, die ten gevolge van de Tweede
Wereldoorlog beladen was geworden. Bovendien leek die ten onrechte te verwijzen naar
‘genezing’, waarvan over het algemeen geen sprake was.
In de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw groeide de orthopedagogiek uit tot een
zelfstandige wetenschappelijke discipline met een eigen aandachtsgebied. De
orthopedagogiek ging zich bezighouden met de wetenschappelijke vraagstukken met
betrekking tot de opvoeding van ‘psychisch afwijkende kinderen en de sociaal gederailleerde
kinderen’, een terrein dat voor die tijd werd ingenomen door de psychiaters, psychologen,
maatschappelijk werkers en artsen.
De orthopedagogiek verwierf zich niet gemakkelijk een eigen plaats. Er was veel discussie
over de identiteit en de eigenheid van de orthopedagogiek ten opzichte van de andere
wetenschappen. Het gebied van de orthopedagogiek was in die tijd nog sterk verbrokkeld
door de vele werkterreinen waarop de voorlopers zich hadden begeven. Er was bovendien
een grote diversiteit aan voorzieningen voor verschillende categorieën kinderen en elke
voorziening maakte een eigen ontwikkeling door.
Intussen zijn de discussies met betrekking tot de identiteit en het bestaansrecht van de
orthopedagogische wetenschap nog steeds niet geluwd, maar hebben orthopedagogen zich
in de praktijk van alledag wel een belangrijke plaats verworven en zich weten te handhaven
in het veld van de jeugdzorg, de geestelijke gezondheidszorg, de zorg voor mensen met een
beperking en het onderwijs. Zij leveren een belangrijke bijdrage aan inhoudelijke
ontwikkelingen in het werkveld, waarmee ze in feite aansluiten op de geschiedenis.
Hoofdstuk 3 De orthopedagogiek als wetenschap
3.1 De orthopedagogische wetenschap
Van een professioneel werkende (ortho)pedagoog mag worden verwacht dat hij niet zomaar
iets doet of beweert. Men moet ervan uit kunnen gaan dat zijn doen en laten verantwoord is
op basis van vakkennis die gestoeld is op ervaring en onderzoek. Hij kan daarbij onder
andere gebruikmaken van kennis uit de orthopedagogiek als wetenschap. De
orthopedagogiek is een praktische wetenschap: niet alleen worden verschijnselen binnen