Samenvatting.
Blok 1.1
MB colleges
Motorische eenheid= motor unit= de motorische zenuwcel(motorneuron) + de spiervezels die door
deze motorneuron worden geinnerveerd.
Stappen voor spieraanspanning:
1. Zenuwimpuls bereikt het einde van de vezel
2. Spiervezelmembraan raakt geprikkeld
3. Het buisjessysteem in de spiervezel
(sarcoplasmatisch reticulum) laat Ca++ los
4. Ca++ bindt zich aan troponine
5. Troponine trekt tropomyosine van de
receptorplaats op actine
6. Er komt een crossbridge tussen actine en myosine
7. De kop van het myosine maakt een werkslag
8. Er bindt zich een nieuw ATP aan de kop
9. Kop laat los en richt zich op
10. De vezel is korter: contractie..
,Stappen voor spierontspanning:
1. Er komen geen zenuwprikkels meer
2. Het spiervezelmembraan raakt niet meer geprikkeld
3. De calcium pomp gaat het Ca++ terugpompen in het sarcoplasmatisch reticulum → dit kost
energie
4. Tropomyosine rolt terug
5. Crossbridges worden verbroken
6. Vezel ontspant → spierrelaxatie..
Voor de contractie van spieren is energie nodig, dit is ATP(adenosine triphosphate). ATP = water
zorgt voor een splitsing waarbij onder andere energie vrijkomt.
ATP word op 3 manieren gemaakt:
1. Splitsing van creatine fosfaat
-Onmiddellijk bron van 1 ATP, nadeel is dat voorraad CP beperkt is.
→Korte krachtexplosies
2. Glycolyse
-Glucose wordt omgezet in 2 ATP en in Pyruvic Acid(pyrodruivenzuur). Als er geen zuurstof
is(anaeroob metabolisme) wordt dit zuur omgezet in lactaat wat zorgt voor spierverzuring.
→Korte krachtexplosies
3. Krebscyclus en oxidatieve fosforylering.
-Als er wel zuurstof aanwezig is, dan wordt de pyruvic acid omgezet in Acetyl Co A en dit
wordt weer omgezet in 36 ATP.
→Duuractiviteiten
Mitochondriën; Aerobe ATP-productie vindt plaats in de mitochondriën
VO2Max; Maximale hoeveelheid zuurstof die een individu kan transporteren en gebruiken
Lactaatdrempel; Intensiteit waarbij er een plotselinge stijging is van lactaat
Om het duuruithoudingsvermogen te verbeteren, moet worden getraind met overload. Goede
overload gaat geleidelijk en cyclus discontinu(periodisering). Adaptatie vind plaats tijdens rust, de
volgende training moet daarom niet te vroeg weer beginnen want dan heb je te maken met
overtraining waarbij de prestaties juist verminderen. Als op de juiste momenten wordt getraind, heb
je te maken met verbetering.
Lactaatdrempel = omslagpunt = anaerobe drempel = ± 85-90% HFmax
4 soorten trainingen om duuruithoudingsvermogen te verbeteren:
• LSD; long slow distance training, duurtraining, op 70-75% van HFmax
• Tempoduur; intensieve duurtraining
• Interval
• Fartlek; ongestructureerde intervallen, natuurlijke omgeving
Concentrisch; spier verkort
Excentrisch; spier verlengt
Vermoeidheid treed op als een van de 3 systemen het niet langer volhoudt:
1. Aansturing vanuit het brein, ruggenmerg en zenuwen
2. Hart en long voor aanvoer van zuurstof
3. Spieren zorgen voor beweging
,Neuromusculaire vermoeidheid: Voorbijgaande afname van spiercontractievermogen,
samenhangend met bepaalde activiteiten
Lactaat is geen afvalstof, maar een nuttige brandstof voor het hart, hersenen en rode spiervezels.
Lactaat:
1. Wordt voornamelijk geproduceerd in witte spiervezels
2. Gaat dan naar mitochondriën van rode vezels
3. Gebruikt voor nieuwe ATP-productie
Vermoeidheid:
→ Depletie-hypothese; tekort aan glycogeen
→ Accumulatie-hypothese; ophoping van fosfaatgroepen, dit zorgt voor blokkade van
calciumkanaaltjes en binding aan calcium
Witte vezels raken sneller vermoeid dan rode vezels.
Oorzaken van centrale vermoeidheid:
• Sensorische feedback uit spieren
• Accumulatie van ammonia in het lichaam
• Accumulatie van serotonine in de hersenen
Formatio Reticularis: reguleert onder andere het niveau van ‘arousal’, zoekt balans tussen inhibitie
en facilitatie. Bij vermoeidheid gaat formatio reticularis meer inhiberen, hierdoor komt er inhibitie
van motorische systemen, waardoor motorische activiteit niet langer vol te houden is.
Ammonia heeft een remmende werking op de formatio reticularis.
Serotonine is een neurotransmitter, heeft effect op slaap, futloosheid, motivatieverlies, etc. dit
bemoeilijkt duuractiviteit.
Kracht van spiercontracties wordt bepaald door 4 factoren:
- Aantal spiervezels dat wordt gestimuleerd (reeds genoemd)
- Frequentie van de stimulatie (reeds genoemd)
- Grootte van de spiervezel
- De rek op de spier
Spieraanpassingen na training:
• Meer mitochondrien in spiervezels
• Meer myofilamenten en myofibrillen
• Meer opslag van glycogeen
• Meer bindweefsel tussen cellen
• ATP en CP nemen toe
• Myoglobine neemt toe
Verschillende types pijn:
➢ Nociceptief; pijn dat van echte of bedreigende schade aan niet-neurale weefsel komt en dit
dankzij de activatie van nociceptors
➢ Neuropathisch; schade aan zenuwweefsel, kan zowel perifeer als centraal zijn, gedefinieerd
als pijn veroorzaakt door primaire laesie of ziekte van de somatosensorische zenuwstelsel
➢ Chronisch; pijn dat langer dan normaal blijft, namelijk 3-6 maanden of langer
Spierpijn; 2 soorten
− Acute spierpijn; afvalstoffen kunnen niet afgevoerd worden en deze prikkelen de
nociceptoren, isometrische contractie zal eerder voor acute spierpijn zorgen
, − Later optredende spierpijn(DOMS); DOMS krijg je vooral na excentrische contracties, na
herstel van DOMS levert soortgelijke inspanning geen (of minder) DOMS op.
FT colleges
Preventie in gezondheidszorg, 3 niveaus:
-Primair; gedrag gericht op voorkomen van het krijgen van ziektes of aandoeningen
-Secundair; vroege opsporing van ziektes of aandoeningen
-Tertiair; voorkomen dat symptomen van een ziekte verergeren en/of het voorkomen dat het
opnieuw voorkomt.
Isokinetisch; spier verkort met constante snelheid
Statisch/isometrisch; spierlengte blijft gelijk
Beweging in open keten: het meest distale segment van het lichaam beweegt in de ruimte
Beweging in gesloten keten: het meest distale segment van het lichaam is gefixeert en beweegt niet.
Soorten gewrichten:
• Vlakgewricht: AC-gewricht
• Scharniergewricht: elleboog, knie
• Condyl gewricht: radius bij humerus en ulna
• Zadelgewricht: duim met carpo-metacarpaal 1
• Kop en kom gewricht: heup
• Draaigewricht: radius en ulna
Definitie van motor learning: het aanleren van een beweging door training, daarbij train je de
perceptie, cognitie en controle van actie van een persoon in relatie tot een specifieke taak en
omgeving.
Expliciet leren: Gebeurt terwijl je er ook bewust van bent, er is aandacht en bewustzijn voor nodig.
De persoon kan bewust vertellen wat hij of zij moet doen om de taak uit te voeren, hij heeft bewuste
of expliciete kennis over de beweging.
Bij het vaak herhalen van een geleerde beweging is het op een gegeven moment mogelijk de
beweging onbewust uit te voeren en dan wordt het impliciet of onbewuste kennis. Bij impliciet leren
ben je er dus niet bewust van.
3 stages van leren:
1. Cognitief
2. Associatief; in deze fase heeft de persoon ‘de beste strategie’ gekozen, waardoor de
prestatie dan ook minder variabel is.
3. Autonoom
In de cognitieve fase is de meeste aandacht nodig.
Voor het leren heb je feedback nodig:
• Intrinsieke feedback; feedback dat vanuit het individu zelf komt
• Extrinsieke feedback; feedback dat van buiten het individu komt, vooral deze soort van
feedback is bij de cognitieve fase belangrijk/nodig
Feedback kan je ook indelen in:
Knowledge of performance; feedback over de aard en kwaliteit van de prestatie, dit houdt in dat je
feedback geeft over hoe de beweging is uitgevoerd.
Knowledge of results; feedback gaat voer de uitkomst of het doel van de beweging