SAMENVATTING VERMOGENSRECHT
Hoofstuk 5,7,8,9,10,11,12 en 13
Hoofdstuk 5, Rechtshandeling algemeen
Inhoud vermogensrecht
Vermogensrecht is opgedeeld in 2 rechtsgebieden, namelijk:
Het verbintenissenrecht: het recht dat ziet op alle
civiele verbintenissen.
Het goederenrecht: het stelsel van rechtsregels met
betrekking tot iemands vermogen. Bijvoorbeeld hoe is
jouw relatie juridisch geregeld met betrekking tot je
auto.
o Het vermogensrecht is vastgelegd in de Boeken 3, 5, 6 en 7 van het Burgerlijk
Wetboek (BW).
Burgerlijk wetboek
Het burgerlijk wetboek kent een gelaagde structuur: van algemeen bepalingen naar bijzondere
regels. Onderwerpen die voorkomen zijn: Personen- en familierecht, Rechtspersonen,
Vermogensrecht algemeen, Erfrecht, Zakelijke rechten, Verbintenissenrecht algemeen, Bijzondere
overeenkomsten, Verkeersmiddelen en vervoer en intellectueel eigendom.
5.1 Het begrip ‘rechtshandeling’
Een rechtshandeling is een handeling van een rechtssubject die het rechtsgevolg heeft dat de
bedoeling was van het handelende rechtssubject en dat ook is erkend door de recht.
o Voorbeeld 1: Een vrachtwagen heeft door een ongelukkige manoeuvre bij het keren een hek
van een bedrijf beschadigd. De schade bedraagt €1200 er is hier geen sprake van een
rechtshandeling omdat het handelend rechtssubject de handeling niet verricht heeft met de
bedoeling dat het rechtsgevolg (betalen schade) zou ontstaan.
o Voorbeeld 2: Een directeur geeft een aannemer de definitieve opdracht voor de bouw van
een nieuw kantoor tegen een door de aannemer aangegeven aanneemsom.
Feitelijke handelingen: menselijke handeling met niet-beoogd rechtsgevolg rechtmatig/
onrechtmatige daad
o Dus iemand doet iets maar heeft de rechtsvervolgen heeft hij niet gewild, rechtmatige en
onrechtmatige daad. Stel iemand gaat dweilen, maar plaatst geen bordje, iemand glijdt uit
en breekt iets. Schoonmaker heeft dit niet bewust gedaan.
Rechtshandelingen: Handeling verricht met de bedoeling bepaalde rechtsgevolgen in het leven te
roepen (voorbeeld 2)
Rechtshandelingen kunnen worden onderscheiden in:
Eenzijdige rechtshandeling: één partij voldoende om rechtsgevolg(en) in het leven te roepen
o Voorbeeld 1: Je gaat je testament laten opmaken
o Voorbeeld 2: Je schrijft je als bedrijf in bij de Kamer van Koophandel
In beide gevallen is er sprake van een rechtshandeling, zowel de erflater als de ondernemer wil de
rechtsgevolgen, bijvoorbeeld geld naar kinderen en dat de onderneming ingeschreven wordt. In
beide gevallen is er maar één persoon nodig om het rechtsgevolg in het leven te roepen. Toch zijn
eenzijdige rechtshandelingen nog op te delen:
1
, Eenzijdige ongerichte rechtshandeling: de rechtshandeling is niet specifiek gericht tot een
bepaalde persoon. Andere voorbeelden zijn verwerping van een nalatenschap, afstand doen
van huwelijksgemeenschap of het plaatsen van een advertentie.
Eenzijdige gerichte rechtshandeling: Dit is wel specifiek gerecht tot een bepaald persoon.
Andere voorbeelden zijn het opzeggen van een huur-/arbeidsovereenkomst, ontbinding van
een overeenkomst, een aanbod of het verlenen van een volmacht.
Meerzijdige rechtshandeling: corresponderende wilsuitingen van meerdere personen vereist voor
het tot stand brengen van het rechtsgevolg bijv. de overeenkomst. Bijvoorbeeld crediteuren en
debiteuren. Bijvoorbeeld een koopovereenkomst, iemand moet leveren en iemand moet betalen. Of
de besluiten van een algemene aandeelhoudersvergadering.
Van de overeenkomsten is de verbintenis scheppende overeenkomst de belangrijkste. Dit is een
overeenkomst die is gericht op het scheppen van verbintenissen. Een verbintenis is een
rechtsbetrekking tussen twee partijen krachtens welke de ene partij (schuldenaar, debiteur) tot een
prestatie verplicht is waar de wederpartij (schuldeiser, crediteur) recht op heeft.
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan , indien dit uit de wet voortvloeit (artikel 6:1 BW).
Bijvoorbeeld het kopen van drugs is dus geen verbintenis.
Een van de wettelijke bronnen van verbintenissen is de overeenkomst (6:213 BW)
Als je een laptop aanschaft dan weet je dus dat je hiervoor moet gaan betalen.
Door de meeste verbintenis scheppende overeenkomsten ontstaan twee verbintenissen. Sommige
overeenkomsten hebben echter slecht het ontstaan van een enkele verbintenis tot gevolg. Aan de
hand van het aantal verbintenissen dat ontstaat, wordt de verbinternisscheppende overeenkomst
onderverdeel in:
De wederkerige overeenkomst: bij de wederkerige overeenkomst ontstaan er twee
verbintenissen. Voorbeeld: Laura huurt van Eva een loods voor €250 per vierkante meter. Er
ontstaan nu twee verbintenissen: Eva moet de ruimte ter beschikking stellen aan Laura. En
Laura moet huur betalen aan Eva. Voorbeelden van een wederkerige overeenkomst zijn de
koopovereenkomst, de arbeidsovereenkomst, de reisovereenkomst en de
verzekeringsovereenkomst.
De eenzijdige overeenkomst: het kan ook voorkomen dat er als rechtsgevolg van een
overeenkomst slechts één verbintenis ontstaat. Voorbeeld: Laura geeft haar camera aan Eva
cadeau, zodat Eva de bruiloft van haar broer kan vastleggen. Dit wordt ook wel de
overeenkomst van schenking genoemd. Er ontstaat slecht voor Laura een verplichting om de
camera cadeau te doen.
5.2 Totstandkoming van een rechtshandeling
Voor een totstandkoming van een rechtshandeling moet je voldoen aan drie eisen:
1. Een handelingsbekwaam rechtssubject (3:32 lid 1 BW). Dit is iemand die 18+ is.
Rechtssubject: dragers van rechten en plichten.
2. Een op een rechtsgevolg gerichte wil (3:33 BW)
3. Een verklaring waarin de op een rechtsgevolg gerichte wil is geopenbaard (3:33 BW)
Handelingsbekwaam zijn is het kunnen verrichten van onaantastbare rechtshandeling.
Handelingsbekwaam zijn in ieder geval natuurlijke personen. Voor de totstandkoming van een
rechtshandeling is vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft
geopenbaard. Er ontstaan natuurlijk problemen als iemand iets verklaart dat niet in
overeenstemming is met wat hij werkelijk wil. En hoe kan degene tegenover wie hij deze verklaring
uit, weten dat deze iets zegt wat hij niet wil? Dat kan hij natuurlijk niet en daarom mag hij ervan
2
,uitgaan dat degene wat de ander verklaarde, overeenkomstig de zin die daaraan in de gegeven
omstandigheden redelijkerwijze mocht worden toegekend, in overeenstemming was met datgene
wat hij wilde. Dit noem je ook wel het vertrouwensbeginsel (art. 3:35 BW).
Overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling waarbij een of meer partijen jegens een of meer
andere een verbintenis aangaan (artikel 6:213 BW). Een overeenkomst komt tot stand doordat
iemand een ander een aanbod doet en die ander dat aanbod aanvaardt ( 6:217 BW)
Voorbeeld: Laura ziet in de etalage van een fotozaak een camera staan als voordeelaanbieding voor
€725. Als ze aangeeft hem voor die prijs te willen kopen, deelt de verkoper haar mee dat de camera
bij vergissing verkeerd is geprijsd. De verkoper had de camera willen verkopen voor €825. De wil en
verklaring sluiten in dit voorbeeld niet op elkaar aan. Het gevolg hiervan is dat strikt genomen geen
overeenkomst tot stand gekomen is, omdat de wil en verklaring niet op elkaar aansluiten. Er komt
echter in dit geval toch een overeenkomst tot stand, en wel voor €725. Dat heeft te maken met het
vertrouwensbeginsel. Hij mocht ervan uitgaan dat de prijs die aangegeven stond juist was. Het was
natuurlijk een ander verhaal geweest als de prijs stond aangegeven voor bijvoorbeeld €8,25. In het
volgende voorbeeld is een soortgelijk verhaal opgenomen.
Voorbeeld: De voorganger van Bol.com was Otto. Otto had een Samsung
televisie te koop gezet voor 100 euro i.p.v. 1000 euro. De volgende
ochtend kreeg iedereen mail dat de prijs verkeerd was. Dus als iemand
de koopovereenkomst wou sluiten moesten ze extra bijbetalen. De wil
was 1000 en de verklaring was 100, dit sloot niet op elkaar aan. In dit
geval is de overeenkomst dus niet tot stand gekomen, omdat iedereen
er hiervan uit kon gaan dat er sprake was van een misverstand.
Degene die een verklaring in ontvangst neemt, moet zich afvragen of de
ander zich wel realiseerde wat hij verklaarde. Er dus op hem een onderzoeksplicht. Dat wil zeggen
dat hij soms moet onderzoeken of de ander werkelijk wil wat hij verklaart. Laat hij dit laatste na, dan
kan hij geen beroep meer doen op het vertrouwensbeginsel.
De rechtshandeling komt pas tot stand als de verklaring van de persoon tot wie zij gericht is, heeft
bereikt (art. 3:37 lid 3 BW). Dit geldt natuurlijk ook als er schriftelijk wordt gereageerd. De
rechtshandeling komt dan pas tot stand wanneer de brief de wederpartij heeft bereikt, dit noemen
we de ontvangsttheorie. Soms komt het voor dat er ondanks het feit dat de verklaring de aanbieder
niet heeft bereikt, toch een rechtshandeling, bijvoorbeeld een overeenkomst, tot stand komt,
namelijk:
Als de aanbieder zelf of degene voor wij hij aansprakelijk is, zoals een werknemer, de oorzaak
is van het feit dat de verklaring hem niet of niet tijdig heeft bereikt;
Wanneer er sprake is van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en die
rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt. Persoonlijke omstandigheden behoren namelijk
altijd tot iemand risico.
Bij onjuist overgebrachte verklaringen kijken we naar degene tot wiens risico de fout behoort.
Voorbeeld: Laura biedt aan Eva een partij goederen aan. Eva faxt digitaal aan Laura: ‘aanvaard je bod
niet’. In de haast komt het woordje ‘niet’ te vervallen. Er is hier een geldige rechtshandeling tot stand
gekomen, ondanks het feit dat dit niet de bedoeling was van Eva. Het risico rust op Eva, omdat zij had
uitgekozen dat ze het zou faxen. Het was anders geweest als Laura tegen Eva had gezegd dat ze moet
faxen. Onthoud dus dat de persoon die een bepaald middel van verzending gekozen heeft, draagt
ook het risico voor een eventuele daarmee gemaakte fout.
Stel je biedt iemand schriftelijk een aanbod aan (bijvoorbeeld dat hij je laptop mag kopen voor €600),
maar je bedenkt je en wil het aanbod intrekken. Dit is alleen mogelijk wanneer je intrekking het
3
,aanbod eerder bereikt; dus, aangezien het aanbod per post is gegaan zal je direct moeten bellen of e-
mailen aangezien dat sneller is dan de post.
5.3 Nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling
(nulliteiten)
Het kan voorkomen dat rechtshandelingen achteraf niet de beoogde rechtsgevolgen hebben. Er zijn
twee mogelijkheden:
1. De rechtshandeling is nietig
o De rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de
openbare orde
o De rechtshandeling die is verricht door een handelingsonbevoegde. Dit is iemand die
gezien zijn maatschappelijke positie in zaken waarin hij ambtshalve betrokken is,
misbruik van deze positie zou kunnen maken (bijvoorbeeld rechters en notarissen).
o Een eenzijdige ongerichte rechtshandeling die is verricht door iemand die handelde
onder invloed van een geestelijke stoornis
2. De rechtshandeling is vernietigbaar
o Als de rechtshandeling is verricht door een handelingsonbekwame
o Als de rechtshandeling is verricht door iemand die op dat moment onder invloed van
een geestelijke stoornis handelde
o Als er bij de totstandkoming van de rechtshandeling sprake is geweest van een
zogenoemd wilsgebrek
o Als de rechtshandeling door een schuldenaar is verricht en tot gevolg heeft dat diens
andere schuldeisers daardoor worden benadeeld, de zogenaamde Actio Pauliana
Je bent handelingsonbekwaam op grond van: minderjarigheid en ondercuratelestelling (een
meerderjarige kan door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of
duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar
brengt (bijvoorbeeld geestelijke toestand, drank-/drugsgebruik)).
De door een handelingsonbekwame persoon verrichte rechtshandeling is weliswaar geldig, maar met
een roep op de handelingsonbekwaamheid kan deze worden vernietigd.
Het kan voorkomen dat de wil en de verklaring wel op elkaar aansluiten, maar dat er aan de
verklaring geen volwaardig wilsbesluit ten grondslag ligt. Degene die de verklaring aflegde, heeft
gehandeld onder invloed van een geestelijke stoornis. We gaan ervanuit dat de verklaring in ieder
geval onder invloed van geestelijke stoornis is gedaan als de rechtshandling nadelig voor de geestelijk
gestoorde was.
Voorbeeld: Laura is geestelijk niet volwaardig. Ze heeft het huis van haar ouders uit Amsterdam
geërfd en op een gegeven moment doet haar buurman een bod op het huis van €50.000. Laura vindt
dit veel geld en aanvaardt het bod. Het bod is veel te laag, het pand had minstens €450.000 kunnen
opleveren.
Er is hier een geldige rechtshandeling tot stand gekomen – wil en verklaring sloten op elkaar aan –
maar wel een die nadelig is voor Laura, we mogen er in zo’n geval vanuit gaan dat er aan de
verklaring geen volwaardig wilsbesluit ten grondslag heeft gelegen. Het is dus mogelijk om de
rechtshandeling te vernietigen.
Wilsgebreken maken dat iemand bij het bepalen van zijn wil om een bepaalde rechtshandeling tot
stand te brengen, is beïnvloed door bepaalde omstandigheden. De wet kent de volgende
wilsgebreken: bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden en dwaling. Bedreiging, bedrog en
misbruik van omstandigheden zijn geregeld bij de rechtshandeling. Dwaling komt alleen voor bij
overeenkomsten. Bij bedrog of dwaling heeft de betreffende persoon zijn wil gevormd onder invloed
van een misleidende voorstelling van zaken.
4
,Voorbeeld: Laura koopt een auto van Eva. Achteraf blijkt het dat Eva de kilometerstand heeft
teruggedraaid. De kilometer geeft hierdoor 100.000 minder kilometers aan.
Dit zouden we bedrog kunnen noemen. Hetzelfde is al iemand denkt een antieke kast te kopen, maar
het blijkt een goede replica te zijn. Dwaling komt in principe alleen voor bij verbinternisscheppende
overeenkomsten.
Je kan geen beroep op dwaling doen als je een situatie verkeerd hebt ingeschat.
Voorbeeld: je huurt een café, omdat je denkt dat er in de buurt een wekelijkse markt komt. Achteraf
blijkt dat laatste niet het geval te zijn. Het beroep op dwaling is hier niet mogelijk.
Je kan ook nooit een beroep doen op dwaling ten aanzien van de prijs waarvoor je iets hebt verkocht.
Voorbeeld: je verkoopt je aandelen maar een week later blijken ze een veel hogere waarde te
hebben.
Tot slot is een rechtshandeling vernietigbaar als zij door een schuldenaar ten behoeve van een
schuldeiser is verricht, maar tot gevolg heeft dat diens andere schuldeisers daardoor benadeeld
worden. Dit beroep heet Actio Pauliana. Dit beroep kan ook plaatsvinden bij faillissementen.
Een overeenkomst die nietig is heeft praktisch gezien weliswaar bestaan, maar juridisch gezien heeft
deze nooit bestaan. Bijvoorbeeld drugshandel, je hebt er wel geld voor betaald maar het is in strijd
met de strafgeving. Als een rechtshandeling nietig is, heeft dit tot gevolg dat datgene wat de
handelende rechtssubjecten wilden, niet doorgaat.
Vernietigbare overeenkomsten daarentegen, zijn wél geldig, tenzij de partij die een grond heeft om
te vernietigen besluit om te vernietigen.
Als er bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst een proeftijd is overeengekomen, heeft dit tot
gevolg dat gedurende deze proeftijd zowel de werknemer als de werkgever zonder opgave van
redenen en zonder de opzeggingstermijnen in acht te hoeven nemen de arbeidsovereenkomst kan
opzeggen. De wet schrijft voor dat de akte van huwelijkse voorwaarden notarieel moet zijn verleden,
wil de akte geldig zijn. Afspraken in een onderhandse akte, zijn dus niet geldig en nietig.
Als bij verkoop het eigendom van de verkopen nooit op de verkrijger is overgegaan en de verkoper
het object bij zich houdt, dan kan je het object opeisen als koper. Dit noemen we revindicatie.
Omdat vernietigbaarheid eigenlijk meestal geldt in de situatie dat iemand tegen een ander
beschermd moet worden, is degene die de rechtshandeling kan laten vernietigen dan ook degene die
door een bepaalde regel wordt beschermd (art. 3:50 BW).
Rechtsvorderingen tot vernietiging van een rechtshandeling verjaren na 3 jaar (art. 3:52 BW).
5
,Hoofdstuk 7, Overeenkomst
7.1 Wat is een overeenkomst?
Volgens de wettelijke omschrijving is de overeenkomst een meerzijdige rechtshandeling waarbij een
of meer partijen jegens een of meer andere partijen een verbintenis aangaan (art. 6:213 BW). Het
feit dat de overeenkomst een meerzijdige rechtshandeling is, betekent dat er wilsovereenstemming
van minimaal twee personen nodig is voor de totstandkoming van de rechtshandeling.
Schenking is een overeenkomst, dus een meerzijdige rechtshandeling. Voorbeeld: Laura wil de
Bibliotheek in Zwolle haar hele boekencollectie schenken. Er komt geen schenkingsovereenkomst tot
stand wanneer de bibliotheek haar aanbod weigert. Als ze het aanbod wel accepteren, dan komt er
een schenkingsovereenkomst tot stand (art. 7:175 BW). In dit voorbeeld is er sprake van een
eenzijdige overeenkomst omdat Laura alleen is verplicht haar afspraak na te komen. De inhoud van
deze verbintenis betreft de overdracht van de boekencollectie. Schenking is dus een meerzijdige
rechtshandeling, maar een eenzijdige overeenkomst. Bij een koop- of arbeidsovereenkomst is er
sprake van een meerzijdige rechtshandeling. Omdat er twee verbintenissen ontstaan (bijvoorbeeld
verrichten van arbeid in ruil voor loon), spreken we van een wederkerige overeenkomst.
Omdat de overeenkomst een (meerzijdige) rechtshandeling is, zijn natuurlijk ook de bepalingen van
de tweede titel van Boek 3 BW van toepassing op de overeenkomst, voor zover ze niet door
bijzondere bepalingen voor de overeenkomst worden uitgesloten. De bijzondere regel zet namelijk
de algemene regel opzij. Dit betekent dat de algemene regel toepasselijk is zolang zijn werking niet
door een speciale wordt uitgesloten.
7.2 Totstandkoming van een overeenkomst
Een overeenkomst komt tot stand doordat iemand een ander een aanbod doet en die ander dat
aanbod aanvaardt (art. 6:217 BW). De totstandkoming van de overeenkomst bevat dus twee
elementen. 1. Aanbod 2. Aanvaarding van het aanbod
Niet elk aanbod is een geldig aanbod. Als iemand een aanbod doet, stelt hij iemand voor een
overeenkomst te sluiten. Door een aanbod te doen, verklaart iemand wat hij wil. Het aanbod is dus
een wilsverklaring. Het valt onder een eenzijdige gerichte rechtshandeling. Een aanbod is pas geldig
als daarin wordt aangegeven wat de voornaamste verplichtingen zijn uit de overeenkomst die wordt
voorgesteld. Als er bepaalde elementen ontbreken (zoals bijvoorbeeld de prijs van iets) dan spreken
we van een uitnodiging tot het doen van een aanbod. Een uitzondering hierop is de
koopovereenkomst, aangezien er is bepaald dat als een koopovereenkomst tot stand is gekomen
zonder dat de prijs is bepaald, de koper een redelijke prijs is verschuldigd (art. 7:4 BW). In de
huizenhandel is het noemen van een prijs slechts een uitgangspunt voor een onderhandeling.
Een aanbod blijft van kracht zolang deze niet wordt herroepen. Herroeping is niet meer mogelijk
nadat de tegenpartij het aanbod heeft aanvaard of een mededeling betreffende de aanvaarding
heeft verzonden (art. 6:219 lid 2 BW). Een mondeling aanbod moet terstond worden aanvaard,
anders verliest het aanbod zijn kracht (art. 6:221 lid 1 BW). Betreft het een schriftelijk aanbod, dan
verliest zijn kracht als het niet binnen een redelijke termijn wordt aanvaard (art. 6:221 lid 1 BW). Als
er een termijn voor de aanvaarding wordt genoemd, dan verliest het aanbod zijn kracht als het niet
binnen de gestelde termijn is aanvaard (art. 6:219 BW). Zolang de termijn loopt, is er sprake van wat
we een onherroepelijk aanbod noemen (art. 6:219 lid 1 BW). Een aanbod verliest ook zijn kracht als
het wordt verworpen (dus als je nee zegt op een aanbod) (art. 6:221 lid 2 BW).
Het aanbod kent twee bijzondere varianten:
Vrijblijvend aanbod: kan o.g.v. 6:219 lid 2, nog na de aanvaarding worden herroepen, mits
dit onverwijld ( zonder vertraging) gebeurt. Stel iemand anders biedt meer, dan kan je de
overeenkomst nog annuleren. Bijvoorbeeld zelfde dag.
6
, Onherroepelijk aanbod: kan gedurende periode dat het onherroepelijk is niet worden
herroepen. Een voorbeeld hiervan is een offerte. Deze is geldig tot een bepaalde datum. Tot
die datum mag de prijs niet worden verhoogd. In casus dus opletten of er een datum wordt
gegeven of niet (bijvoorbeeld in het Bonusboekje elke week wordt aangegeven dat
aanbiedingen alleen in die specifieke week geldig zijn, is dus onherroepelijk).
Een ander voorbeeld van een onherroepelijk aanbod is een optierecht. Soms wordt bijvoorbeeld aan
een huurder of pachter de mogelijkheid gegeven om ingeval het door hem gehuurde huis of gepacht
stuk grond in de verkoop komt, als eerste een bod te doen (art. 6:219 lid 3 BW).
De aanvaarding is de wilsverklaring die aansluit op het aanbod een overeenkomst tot stand te
brengen. De aanbieder kan niet meer terugkomen op zijn aanbod zodra deze is aanvaard (art. 6:219
lid 2 BW). Als de wederpartij te laat aanvaardt, dan is het aanbod reeds vervallen. Het gevolg hiervan
is uiteraard dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Soms geldt dit laatste echter niet.
Voorbeeld: Laura laat aan haar afnemers weten dat ze op alle voor 11 juli gedane bestellingen een
korting geeft van 5%. Eva zat begin juli in het buitenland en heeft het mailtje dus te laat gezien. Op 12
juli doet ze toch nog een bestelling de deur uit in de hoop nog van de korting te kunnen profiteren.
De brief bereikt Laura op 13 juli en laat vervolgens aan Eva weten haar tot nog de korting van 5% te
willen verlenen. Laura is niet verplicht om dit te doen, Eva is immers te laat. Volgens de wet kan de
aanbieder een te late aanvaarding toch als tijdig gedaan laten gelden, als hij dit onverwijld aan de
wederpartij mededeelt (art. 6:233 lid 1 BW).
Voorbeeld: Laura plaats in een krant een advertentie dat ze één week lang korting geeft op make-up.
Echter wordt de krant op woensdag en donderdag verspreid. Er ontstaat nu dus duidelijkheid of de
bedoelde week loopt van woensdag tot woensdag of van donderdag tot donderdag. Eva bestelt een
dag te laat, is Laura nu gebonden? Ja, officieel wel omdat Laura niet duidelijk de periode heeft
aangegeven. Maar Laura kan ook onverwijld aan Eva mededelen dat ze het aanbod als vervallen
beschouwd (art. 6:233 lid 2 BW).
Elektronisch kunnen er ook overeenkomsten ontstaan. Stel iemand zet op zet website een
aanbieding en een klant reageert hier per e-mail op is het de vraag of er een ontastbare
overeenkomst tot stand is gekomen. Het antwoord op deze vraag hangt af van het feit of je de
aanbieding als een aanbod kwalificeert of slechts als een uitnodiging om in onderhandeling te
treden. Als de aanbieding slechts gezien wordt als een uitnodiging, dan is het niet tijdig reageren op
het aanbod om in onderhandeling te treden, een verwerping daarvan (art. 6:227c lid 2 BW).
Een aanbieder moet een aantal persoonlijke gegevens kenbaar maken (art. 3:15d BW). Bovendien
moet de aanbieder, voordat de overeenkomst, de potentiële wederpartij op duidelijke, begrijpelijke
en ondubbelzinnige wijze informatie verstrekken over:
a) De wijze waarop de overeenkomst ontstaat en in het bijzonder welke handelingen daarvoor
nodig zijn;
b) Het al dan niet archiveren van de overeenkomst nadat deze tot stand zal zijn gekomen,
alsmede op welke wijze een gearchiveerde overeenkomt voor de wederpartij te raadplegen
zal zijn;
c) De wijze waarop de wederpartij van door hem niet gewilde handelingen op de hoogte kan
geraken en de wijze waarop hij die kan herstellen voorafgaand aan de totstandkoming van
de overeenkomt;
d) De taling waarin de overeenkomst kan worden gesloten;
e) De gedragscodes waaraan hij zich heeft onderworpen en de wijze waarop deze gedragscodes
langs elektronische weg zijn te raadplegen (art. 6:227b lid 1 BW).
Een overeenkomst die tot stand is gekomen zonder dat punt a,c en d zijn nageleefd, zijn
vernietigbaar (art. 6:227b lid 4 BW). De overeenkomst kan ook worden ontbonden zolang de
leverancier informatie, zoals is opgenomen in b en e niet heeft verstrekt (art. 6:227b lid 5 BW).
7
, 7.3 Inhoud van de overeenkomst
Ons recht kent het beginsel van contractvrijheid. Dit betekent dat partijen zelf in eerste instantie de
vorm en de inhoud van hun contract bepalen. De vrijheid voor het opstellen wordt wel beperkt door
de regels van het dwingend recht, door de openbare orde en door de goede zeden (art 3:40 BW).
Onder de goede zeden wordt de burgerlijke moraal verstaan, onder de openbare orde worden
maatschappelijke belangen verstaan. Een contract dat geheel of gedeeltelijk wat betreft inhoud of
vorm in strijd is met dwingende wetsbepalingen, is nietig. Bijvoorbeeld er moet schriftelijk worden
aangegaan dat je na ontslag bij je werkgever een bepaalde tijd niet mag werken in de bepaalde
branche (en dit persoon moet ook meerderjarig zijn). Dit betekent dat een beding dat niet aan deze
vereisten voldoet, niet geldt, dus nietig is (art. 7:653 BW).
Binnen de grenzen van de regels van dwingend recht, openbare orde en goede zeden wordt de
inhoud van een overeenkomst bepaald door:
1. Hetgeen partijen hebben afgesproken;
Als de rechter de inhoud van een overeenkomst gaat toetsen, houdt hij in de allereerste plaats
rekening met hetgeen partijen zelf hebben bepaald. Het gaat hierbij om de zin die partijen in de
gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en
op hetgeen zij te dien aangezien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij speelt dan
ook het vertrouwensbeginsel een rol.
2. De regels van regelend (aanvullend) recht;
Het regelend recht regelt waar partijen dit hebben nagelaten en vult aan waar partijen leemtes in
hun contract hebben gelaten. Officieel moet een betaling geschieden ten tijde en ter plaatse van de
aflevering (art. 7:26 lid 2 BW).
3. Het gewoonterecht
Als er bij de regeling van de arbeidsovereenkomst geen afspraak is gemaakt over de hoogte van het
loon, heeft de werknemer aanspraak op het loon dat ten tijde van het sluiten van de
arbeidsovereenkomst gebruikelijk was (art. 7:618 BW).
4. De redelijkheid en de billijkheid
Schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht zich tegenover elkaar overeenkomstig de eisen van
redelijkheid en billijkheid te gedragen (art. 6:2 lid 1 BW). De rol van redelijkheid en billijkheid gaat
pas een rol spelen wanneer de hiervoor genoemde factoren niet voldoende zijn. De redelijkheid en
billijkheid kunnen niet alleen een contractuele bevoegdheid aanvullen, maar ook uitsluiten of
beperken. De redelijkheid en billijkheid hebben dan een derogerende werking.
Ook in het geval van rechtsverwerking kan het in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid om nog
een beroep op een bepaalde contractuele bevoegdheid te doen. We spreken van rechtsverwerking
als iemand door zijn eigen gedrag een hem toekomende contractuele bevoegdheid verspeelt.
Voorbeeld: Laura verkoopt stalen buizen aan Eva, en ze spreken af dat Eva ze voor 20 december
komt ophalen omdat Laura haar terrein om 2 januari leeg moet opleveren. Wanneer Eva op 28
december de buizen nog niet heeft afgehaald, verkoopt Laura ze aan iemand anders. Eva kan niet nu
alsnog levering van de buizen opeisen, aangezien zij haar recht op levering heeft verspeeld.
Het kan in de praktijk voorkomen dat door bepaalde gebeurtenissen de zaken voor contractpartijen
anders lopen dan zij van tevoren hadden kunnen inschatten.
Voorbeeld: Laura heeft textiel gekocht in Pakistan. De kosten van het vervoer komen op rekening van
de importeur. Vanwege het uitbreken tussen een conflict van Pakistan en India zijn de
vervoerskosten verdubbeld. Mag Laura deze hogere kosten doorberekenen aan haar klanten met wie
ze al een overeenkomst gesloten heeft?
Laura zou dit kunnen doen met een beroep op onvoorziene omstandigheden. De wet geeft deze
mogelijkheid in art. 6:258 BW. Wanneer de omstandigheden te voorzien waren ten tijde van het
sluiten van de desbetreffende overeenkomsten, dan behoort dit gewoon tot het risico van de
8