Bas Dammers
10 februari 2020
Strafrecht met mate
Hoofdstuk 1 - Karakter en plaats van het strafrecht
De overheid heeft in het kader van het strafrecht het recht om straffen op te leggen. Dit dient om
eigenrichting (buiten proporties voor eigen rechter spelen) te voorkomen. Het strafrecht voorkomt
ernstige buitensporigheden van particulieren en maakt zich hiermee als maatschappelijk instituut
onmisbaar. Belangrijk is dat het formele recht de procedure voorschrijft waarlangs het materiële recht
dient te worden gehandhaafd. Zonder formeel recht mist het materiële recht zijn kracht. Het
rechtsgebied dat de inhoud van strafrechtelijke sancties en hun wijze van tenuitvoerlegging regelt heet
het strafrechtelijk sanctierecht.
Het strafrechtelijk systeem kan diep ingrijpen in de menselijke vrijheid. Het strafrecht beschikt over
een uitgebreid repressief instrumentarium. Hoewel vooral klassieke misdrijven een strafbaarstelling
inhouden van immoreel gedrag op zichzelf, laat de wet vaak door de woordkeus ruimte om de
toepasselijkheid van een wetsbepaling op concrete gedragingen mede te bepalen naar de opvattingen
van moraal en fatsoen (bv. vroeger was topless zonnen verboden, nu niet + vroeger waren bepaalde
woorden beledigend die dat nu niet meer zijn). De wetgever heeft een open delictsomschrijving
gecreëerd, het houdt een opdracht in van de wetgever aan de gerechtelijke autoriteiten. De zwaarste
theoretische opgave van het strafrecht is de fundering van zijn eigen bestaan. De straf is bijzonder:
het is een als zodanig bedoeld door de overheid toegebracht leed op grond van normschending
(vergelding, vaak onder perspectieven voor herstel). Belangrijk verschil met civielrechtelijke sancties
(en tbs): deze voelen ook als leedtoevoeging, maar zijn niet uitsluitend als zodanig bedoeld. De straf
wordt gezien als ultimum remedium: het uiterste redmiddel waarop door de wetgever pas een beroep
mag worden gedaan als de sancties van andere rechtsgebieden ontoereikend bleken. Tegenwoordig
wordt het strafrecht zo snel aangewend dat het als primum remedium lijkt te werken. Vragen over het
nut van straffen worden vaak vrij algemeen beantwoord. Aangenomen wordt dat het strafrecht als
zodanig afschrikkend genoeg is om preventief te werken. Het blijft moeilijk het strafrecht volgens
objectieve maatstaven op zijn nut en rechtvaardigheid te benaderen. Er zijn verschillende
benaderingswijzen die elk een eigen visie hebben op het spanningsveld van maatschappelijke
orde, recht en individu:
a) De benaderingswijze die primair uitgaat van het strafrechtelijk systeem als zodanig;
b) Die primair uitgaat van de rechtspositie van de individuele burger als justitiabele;
c) Die primair het maatschappelijk welzijn van de burger als uitgangspunt neemt
Gezamenlijk kunnen ze worden beschouwd als kenmerkend voor een beschaafd strafrecht in een
rechtsstaat (soms ook vergelijking hoofdstroom (a) en tegenstroom (b+c)). Naast de
criminaliteitsbestrijdende functie heeft het strafrecht dus een rechtsbeschermende functie en moet het
zo min mogelijk het welzijn van de burger schaden. De benaderingswijzen uitgediept:
STRAFRECHT MET MATE 1
,a) Het primaat van de wet en van het wettelijk systeem (*gerechtelijke autoriteiten*)
In deze benadering geldt het primaat van de strafwet: deze is de langs democratische weg tot stand
gebrachte weerspiegeling van wat in de samenleving leeft. De rechter zal de wet zo strikt mogelijk
naar de woorden, de bedoeling en het systeem moeten interpreteren en zal bij beleidsvrijheid zich
moeten laten informeren over maatschappelijke en psychologische effecten van zijn beslissingen.
Deze benadering is legistisch te noemen: de rechter dient de wet zo strikt mogelijk naar de letter te
interpreteren. Bescherming voor individuen bestaat binnen deze benadering ook (opgenomen in de
wet). Het rechtskarakter van het strafrecht komt in deze zienswijze tot uiting in het wettelijk systeem,
waarmee het zijn ordenende en beveiligende functies uitoefent. Handhaving van de strafwet is
zowel een eis van het recht als van de samenleving. Men omschrijft deze zienswijze soms ook als
instrumentele functie: het strafrecht is een stuursysteem dat bevoegdheden verleent aan
gerechtelijke autoriteiten (repressief optreden). De legistische visie is een systeembenadering van het
strafrecht.
b) De individuele rechtspositie van de burger (*advocatuur*)
Deze benadering hecht veel waarde aan de individubeschermende functie van het strafrecht en
plaatst de burger centraal. Het strafrecht moet in de eerste plaats niet zozeer ordenend en
misdaadbestrijdend zijn, maar individubeschermend. Misdaadbestrijding is noodzakelijk, maar
minder problematisch dan de noodzaak om machtsuitoefening aan juridische normen te
onderwerpen. Overeenkomst met de legistische zienswijze: misdaadprobleem is onoplosbaar.
Normering van overheidsoptreden verhoogt de kwaliteit van de rechtsorde en pluriforme
leefbaarheid van de maatschappij (orde van het recht).
c) Algemeen en individueel welzijn (*gedragsdeskundige/hulpverlener*)
Deze benadering sluit aan bij bezwaren tegen strafrecht/strafrechtelijk ingrijpen, welke diepere
redenen vormen het strafrecht als ultimum remedium te beschouwen en gebruiken. De instrumentele
elementen van het strafrecht zorgen ervoor dat punten die het strafrecht wil beschermen (fysieke,
psychische vrijheid etc.) door het strafrecht kunnen worden geschonden (dwangmiddelen/sancties).
Het strafrecht moet in eerste instantie worden vermeden en er wordt gepleit voor conflictoplossing
tussen daders/slachtoffers (mediation). Herstelrecht: niet zozeer naar vergelding kijken, maar naar
schadeloosstelling slachtoffers (minder ernstige delicten). Bij ernstigere delicten is
gedragsbeïnvloeding een belangrijk doel van het strafrecht. Deze benaderingswijze geeft dus de
voorkeur aan niet-strafrechtelijke oplossing, ook preventie is hierin belangrijk (sociale controle,
toezicht etc.). Het strafrecht zou zich moeten richten op decriminalisering: bepaalde strafbare
feiten schrappen of overhevelen naar andere handhavingssystemen. Denk hierbij ook aan het
opnemen van beperkingen op het vervolgingsbeleid (richtlijnen OM). Het zoveel mogelijk vermijden
van schadelijke effecten van straffen door daarvoor in de plaats alternatieve straffen/bestuurlijke
sancties op te leggen wordt depenalisering genoemd.
De rol van het slachtoffer in het strafproces is de laatste jaren verandert. Sinds 2016 mag het
slachtoffer zich over alles, inclusief de straftoemeting uitlaten. Het OM waarborgt de
slachtofferrechten door hem/haar op de hoogte te houden van zittingen en bij te staan met raad en
daad. Er bestaan vraagtekens over de versterking van de rol van het slachtoffer. Ten eerste neemt
STRAFRECHT MET MATE 2
,men een voorschot op de bewezenverklaring door iemand als slachtoffer aan te wijzen. Ten tweede
dreigt het strafproces van een twee- naar een drie-partijenproces te worden gevormd (maatschappij).
Strafrecht behoort tot het publiekrecht. De strafrechtspleging wordt onderverdeeld in fasen:
opsporing (1), vervolging en berechting van strafbare feiten (2) en tenuitvoerlegging van straffen en
maatregelen (3). Dit geschiedt door personen/organen die hiervoor bevoegdheden hebben gekregen
in verschillende wetten (RO, Wetboek van Strafvordering, Penitentiaire beginselenwet en
Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden). De volgende personen/organen spelen een rol bij
het strafproces:
1. Opsporingsambtenaren
Zijn belast met de opsporing van strafbare feiten en vallen onder supervisie van het OM (justitiële
politietaak). Hulpofficieren van Justitie zijn hogere politiefunctionarissen met meer bevoegdheden.
De preventieve politietaak bestaat uit de zorg voor orde, rust en veiligheid
2. Openbaar Ministerie (OM)
Officieren van Justitie vallen hieronder, zij zijn de openbare aanklager. Het OM wordt bestuurd
door het College van Procureurs-Generaal met zijn parket-generaal (art. 130 RO). Het OM valt
onder de uitvoerende macht, hoofdzakelijk onder de Minister van Justitie en Veiligheid. De taak van
het OM is de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Daartoe is het OM belast met het
vervolgen van strafbare feiten. Het OM kan lichte strafbare feiten zelf afdoen met een zogenaamde
strafbeschikking, waarbij een straf wordt opgelegd. Een vervolging (niet inzake strafbeschikking) kan
op drie manieren beginnen:
a) dagvaarden;
b) het vorderen van onderzoekshandelingen door de RC; en
c) het vorderen van voorlopige hechtenis
Andere daden van vervolging zijn bijvoorbeeld het instellen van een rechtsmiddel (bv. hoger beroep),
het vorderen van een voorlopige maatregel in het economisch verkeer (bv. stilleggen bedrijf), vorderen
verlenging tbs etc. Het OM heeft het wettelijk vervolgingsmonopolie. Er is geen vervolgingsplicht
voor het OM. In Nederland geldt het opportuniteitsbeginsel: de OvJ is dominus litis (heer en
meester) en mag op goede gronden van vervolging afzien (algemeen belang): een sepot. In Duitsland/
Scandinavië is er wel een vervolgingsplicht. Een besluit tot niet vervolging kan ook van de rechter
komen (bv. verjaring of ne bis in idem). De OvJ wordt dan niet-ontvankelijk verklaard: er is niet
voldaan aan de voorwaarden voor vervolgbaarheid. Soms zijn er redenen dat het materiële
strafrecht ook na veroordeling niet kan worden toegepast (bv. tenuitvoerlegging door verjaring
onmogelijk). Er ontbreken dan voorwaarden voor uitvoerbaarheid. Materieel strafrecht is recht
dat aangeeft voor welke gedragingen straf dient te worden toegepast (a), waarin de straf kan bestaan
(b) en of dat recht op de concrete feiten kan worden toegepast (c). Hoe dat gaat wordt geregeld door
het strafprocesrecht.
De rechter (zittende magistratuur) is onafhankelijk van het OM (staande magistratuur). De minister is
bevoegd om algemene en bijzondere aanwijzingen te geven (art. 127-128 RO). De staande
magistratuur behoort tot de rechterlijke macht, maar niet tot de rechtsprekende macht. Het OM is
als volgt georganiseerd: a) Rechtbank: Officieren van Justitie, Hoofdofficier van Justitie is hoofd van
STRAFRECHT MET MATE 3
, het parket. Het Landelijk Parket is gevestigd in Rotterdam en het Functioneel Parket op vier plaatsen,
met de leiding in Den Haag. Het Landelijk Parket houdt zich bezig met de bestrijding van
bovenlokale, vaak internationale zware criminaliteit. Het Functioneel Parket richt zich op milieu,
economie en fraude. b) Gerechtshof: Advocaten-generaal, Hoofdadvocaat-generaal is hoofd van
het ressortsparket.
3. Raadsman
Komt in een zo vroeg mogelijk stadium (opsporingsfase) voor de verdachte op. In de opsporingsfase
is de verdachte nog degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden
van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit (art. 27, lid 1 Sv). Na aanhouding moet het mogelijk zijn
een advocaat te raadplegen. De plaatselijke Orde van Advocaten (balie) voorziet in een piketregeling
voor rechtsbijstand aan van hun vrijheid beroofde verdachten. Wat betreft de sociale hulpverlening
geldt dit voor een reclasseringsfunctionaris.
4. Rechter
Naar gelang de fase in een strafzaak treden verschillende rechters op. De rechter-commissaris
kan de bewaring (14 dagen) van de verdachte bevelen, verricht onderzoekshandelingen en hij kan
nodig zijn voor het nemen van ingrijpende beslissingen die de OvJ nodig acht. De raadkamer (1 of
3 rechters) behandelt vorderingen van het OM en verzoeken van de verdachte (art. 21-25 Sv, bv.
gevangenhouding). Ook is er de enkel- en meervoudige kamer, die voorziet in collegiale
rechtspraak. Tijdens rechterlijke verhoren/zittingen is ook de griffier aanwezig. Alles wat voorvalt
en gesproken wordt tekent hij op in een proces verbaal. Belast met rechtspraak in strafzaken zijn de
volgende instanties:
a) Rechtbank (alleensprekend of met colleges van drie rechters, feitenrechter). Alleensprekende
kantonrechters behandelen overtredingen. Er zijn 11 rechtbanken met verschillende zittingsplaatsen;
b) Gerechtshof (drie rechters, feitenrechter). Er zijn 4 gerechtshoven: Amsterdam, Den Bosch, Den
Haag en Arnhem/Leeuwarden;
c) Hoge Raad (arresten wijzend met vijf of met drie raadsheren, geen feitenrechter: enkel kijken
naar procedure en toepasselijkheid recht op feiten, toetsing op begrijpelijkheid van de bewijsbeslissing
(‘heeft kunnen komen’)). Het Parket bij de Hoge Raad is niet belast met rechtspraak, maar met de
wetenschappelijke advisering ervan. De adviezen worden neergelegd in conclusies, die worden
genomen voorafgaande aan de beraadslagingen van de Hoge Raad. In zo’n conclusie geeft de
advocaat-generaal een advies over de gegrondheid van het cassatieberoep van verdachte/OM. Alle
rechters zijn Europese rechters (Europees recht toepassen). De verschillende gerechten oordelen over
de hun wettelijk toebedeelde strafzaken, ze hebben elk hun eigen competentie. Nederlandse rechters
zijn ook de Gerechten in eerste aanleg en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in het Caraïbisch
gebied (Bonaire, St. Eustatius, Saba). De onafhankelijkheid van de rechter blijkt uit het
volgende: a) zijn rechtspositie is geregeld bij wet (art. 117 Gw) en b) is hij onafzetbaar, want hij wordt
voor het leven benoemd door de Kroon. De Hoge Raad kan hem op vordering van de procureur-
generaal wegens misdragingen/ongeschiktheid/onverenigbaarheid uit het ambt zetten (Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren). Ook het EVRM eist berechting door onafhankelijke
rechterlijke instanties en onpartijdigheid (art. 6 EVRM). Formeel bestaat geen hiërarchische
verhouding tussen rechterlijke colleges en leden daarvan, maar de lagere rechter richt zich naar
STRAFRECHT MET MATE 4