Inleiding tot de gezondheidszorg
Hoofdstuk 2
Indelingen binnen de zorg
Activiteit van zorg Cure
Care
Toegankelijkheid van de zorg Eerstelijnszorg
Tweedelijnszorg
Intensiviteit van de zorg Intramurale zorg
Semimurale zorg
Extramurale zorg
Doelgroep van de zorg Algemene gezondheidszorg
Maatschappelijke gezondheidszorg
Jeugdgezondheidszorg
Geestelijke gezondheidszorg
Verdeling tussen soort zorgactiviteiten: curatieve zorg en caresector.
Curatieve zorg: vorm van zorg die zich richt op het herstel van het lichaam of de
geest. Deze vorm van zorg is meestal kortdurend.
De curatieve zorg is op te delen in: eerstelijnszorg + curatieve geestelijke
gezondheidszorg (ggz) + medisch specialistische zorg.
Wordt gefinancierd door de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Caresector: richt zich op zorg die langer dan één jaar duurt en die bedoeld is voor
mensen met een handicap, chronisch zieken en ouderen die professionele zorg
en/of begeleiding nodig hebben in hun dagelijks leven. Het doel is niet om te
genezen, maar de kwaliteit van leven en zelfstandigheid zo hoog mogelijk
houden. Bij deze sector kunnen problemen niet worden verholpen, bij de
curatieve sector wel.
Wordt gefinancierd door de Zvw, Wet langdurige zorg (Wlz) en Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Driedeling van zorgverzekeraars:
- Zorgverleningsmarkt: zorgvrager – zorgprofessional -> geeft zorg aan
zorgvrager
- Zorgverzekeringsmarkt: verzekerde – zorgverzekeraar -> verzekeraar
bepaalt de hoogte van vergoedingen o.b.v. de vraag naar een bepaald
onderdeel van de zorg
- Zorginkoopmarkt: zorgverzekeraar – zorgprofessional -> uitwisseling van
vraag en aanbod en met elkaar onderhandelen over o.a. vergoeding van
bepaalde behandelingen.
Men gaat eerst naar een generalist, daarna naar een specialist.
Generalist: iemand die voldoende weet van heel veel ziekten (huisarts).
Specialist: een arts die een bepaald onderdeel van de geneeskunde beoefent en
hierin is gespecialiseerd.
HOED; Huisartsen Onder Eén Dak / HOES; Huisartsen Onder Eén Systeem: heeft
het merendeel van huisartsen waarin ze tegenwoordig werken in een groeps- of
duopraktijk.
,Huisartsenwerken ook steeds vaker in gezondheidscentra: een
samenwerkingsverband van huisartsenzorg, maatschappelijk werk en
wijkverpleging. Soms ook een fysiotherapeut, verloskundige, apotheek, diëtist,
psycholoog of tandarts.
Voordelen van HOED, HOES en gezondheidscentra: overleg tussen disciplines is
gemakkelijk, onnodige reis- en wachttijden worden voorkomen, bij ziekte zijn er
andere collega’s.
Nadelen van HOED, HOES en gezondheidscentra: contact met zorgprofessionals
wordt door de cliënt niet zo persoonlijk beleefd, meer psychologische afstand.
Verdeling tussen toegankelijkheid van zorg: nuldelijnszorg, eerstelijnszorg en
tweedelijnszorg.
Nuldelijnszorg: zorg die wordt verleend nog voordat mensen
gezondheidsproblemen hebben.
Voorbeelden hiervan zijn consultatiebureaus, Gemeentelijke Gezondheidsdienst
(GGD), mantelzorgers of vrijwilligers.
Mantelzorg: een belangrijk informeel onderdeel van zorg -> zorg die niet in het
kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende,
maar door één of meerdere leden van dienst directe omgeving, waarbij de
zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.
Informele zorg: zorgt vloeit voort uit een sociale relatie, en niet uit een
professionele relatie.
Mantelzorgers kunnen ook zorg verlenen zoals hulp in huishouden.
De laatste jaren wordt een steeds groter beroep gedaan op mantelzorgers ->
veel mensen zijn mantelzorgers, zijn overbelast, men redt zich met vallen en
opstaan, men heeft weinig kennis van zorg.
De gemeente is verantwoordelijk voor ondersteuning van mantelzorgers -> veel
gemeenten hebben een Steunpunt Mantelzorg opgezet: geeft informatie, geeft
advies, organiseert respijtzorg, verzorgt individuele begeleiding van de
mantelzorger, organiseert cursussen, themabijeenkomsten en lotgenotencontact.
Respijtzorg: vervangende hulp als de mantelzorger op vakantie wil of een pauze
wil inlassen.
Eerstelijnszorg: zorg waar mensen met klachten zonder verwijzing en op eigen
initiatief naartoe kunnen stappen.
Voorbeelden hiervan zijn huisarts, tandarts, fysiotherapeut, verloskundige,
psycholoog of maatschappelijk werker.
Eerstelijnszorg van de huisarts wordt tegenwoordig opgedeeld in: huisarts,
praktijkassistent, praktijkondersteuner en verpleegkundig specialist.
Verpleegkundig specialist: ontlast de huisarts door bv. eigen spreekuren te
houden, diagnoses te stellen en medicatie voor te schrijven.
Praktijkassistent: ontlast de huisarts door eenvoudige medische handelingen te
verrichten.
Praktijkondersteuner (POH): ontlast de huisarts door bv. chronisch zieken
wekelijks te benaderen en stand van zaken te bespreken.
Praktijkondersteuners zijn verenigd in de NVVPO; Nederlandse vereniging voor
Praktijkondersteuners.
Naast veranderde eerstelijnszorg rond de huisarts hebben cliënten in
eerstelijnszorg meer keuzemogelijkheden gekregen. Ook hebben verzekeraars
meer invloed op het zorgaanbod.
Omdat de druk op eerstelijnszorg toeneemt, wil men anderhalvelijnszorg
,introduceren: bv. een specialist gaat een spreekuur houden in een
gezondheidscentrum in de wijk, zonder gebruik te maken van allerlei dure
diagnostische/therapeutische middelen.
Tweedelijnszorg: alleen toegankelijk voor een cliënt na een doorverwijzing door
een zorgaanbieder uit de eerstelijnszorg.
Transferverpleegkundige / liaisonverpleegkundige: verpleegkundigen die een
belangrijke schakel zijn tussen cliënt en zorgprofessional en ze kunnen monitoren
of iedere cliënt wel de juiste zorg krijgt.
Transmurale Zorgbrug: slaat een brug tussen professionals in ziekenhuizen en
professionals in eerstelijnszorg. Het ondersteunt cliënten die na een
ziekenhuisopname weer thuis komen.
Verdeling van de intensiviteit van zorg:
- Intramuraal: cliënt wordt hier opgenomen
- Semimuraal / transmuraal: cliënt wordt deels opgenomen, maar verblijft
ook deels thuis. De zorg kan zowel binnen de muren van een instelling
plaatsvinden, maar ook daarbuiten.
- Extramuraal / ambulant: cliënt wordt niet opgenomen, maar verblijft in
eigen woonomgeving (tandarts, huisarts, thuiszorg).
De scheidslijn tussen deze drie vormen is niet altijd even duidelijk, want sommige
zorginstellingen bieden verschillende vormen van deze zorg.
Door bezuinigingen is steeds meer intramurale zorg verplaatst naar extramurale
zorg. Door deze extramuralisering kan de cliënt langer in de eigen omgeving
blijven en de zorg wordt goedkoper. Een risico is dat er gaten in de zorg vallen, of
dat zorg niet goed op elkaar afgestemd wordt.
Verdeling van de doelgroepen in zorg:
- Algemene gezondheidszorg (agz): houdt zich bezig met curatieve en
carezorg -> is een hele brede categorie.
- Maatschappelijke gezondheidszorg (mgz): zorgt ervoor dat mensen die
gezondheidsproblemen hebben zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven
functioneren.
- Jeugdgezondheidszorg (jgz): richt zich op kinderen van 0-18 jaar.
- Geestelijke gezondheidszorg (ggz): voor mensen die zorg en begeleiding
nodig hebben bij psychische problemen en stoornissen.
De beroepsbril wordt bepaald door het aandachtsgebied van de zorg waar de
zorgprofessional zich mee bezighoudt. Daarnaast wordt de beroepsbril gekeurd
door persoonlijke ervaringen, interesses, en normen en waarden van
zorgprofessional. Wanneer de beroepsbril met een ander verschilt, kan dat
misverstanden en/of onbegrip opleveren.
Paradigma / referentiekader: voor de benadering van een bepaalde situatie,
zorgen ervoor dat mensen blijven hangen in de beperkingen van hun eigen visie
en dat kan zorgen voor eenzijdige of niet perfect passende
diagnoses/adviezen/behandelingen.
Wanneer zorgprofessionals elkaars beroepsbril respecteren, heeft de cliënt de
beste baat hierbij.
Ketenzorg: alle zorgverleners rond een patiënt werken samen om te komen tot
een gezamenlijk doel; de patiënt zo goed mogelijk bijstaan met zijn zorgvraag.
, Om de gehele zorg van een cliënt goed vorm te kunnen geven, moeten de
verschillende zorgprofessionals hun kennis bundelen -> discontinuïteit wordt
voorkomen: dubbel of inefficiënt werk en het ontbreken van een
verantwoordelijke voor het gehele zorgproces.
Bij ketenzorg is het belangrijk om evidence based te werken.
Kwaliteitskader ketenzorg: is gericht op het afstemmen van de taken en
verantwoordelijkheden tussen zorgprofessionals en zorginstellingen. Het
beschrijft de afspraken over de inhoud en organisatie van zorg en de
verantwoordelijkheden van verschillende organisaties.
Kwaliteit van ketenzorg kan gemeten worden met drie prestatie-indicatoren:
- Structuurindicatoren: gaat over de voorwaarden om doelen te realiseren
- Procesindicatoren: hiermee kan je volgen hoe groot het deel van de
doelgroep is dat daadwerkelijk bereikt wordt
- Uitkomstindicatoren: laat zien wat de resultaten zijn van het zorgproces
Klinisch pad: een verzameling van methoden en hulpmiddelen om de leden van
het multidisciplinair en interprofessioneel team op elkaar af te stemmen en
taakafspraken te maken. Het is een concretisering van een zorgprogramma met
als doel kwalitatieve en efficiënte zorgverlening. Het geeft bv. aan welke
handeling uitgevoerd moet worden en wanneer.
Verschillende redenen om met een klinisch pad te werken:
- Mogelijkheid om de kwaliteit van zorg te evalueren
- Verkorting van de opnameduur
- Kostenbesparing
- Vergroting van zorgvragerstevredenheid
- Standaardisatie van werkwijze en daardoor uniforme werkwijze
- Standaardisatie en protocollering zodat de verpleegkundige weet wat te
doen bij afwijkingen
-> er gaat geen tijd verloren door overleg
- Meer transparantie van de processen
- Verbetering van multidisciplinaire samenwerking
- Betere continuïteit van zorg
- Betere educatie
Het is mogelijk om binnen een klinisch pad af te wijken van de beschreven
activiteiten. Hierbij komt een variantierapportage: hierbij kan worden
aangegeven wat de reden was van de afwijking en wat de vervolgreactie was.
Hoofdstuk 4
Internet: wordt door veertig procent van de 75-plussers gebruikt.
E-health is een dienst die via internet wordt aangeboden.
mHealth (mobile health): alle e-health-toepassingen die op een mobiel apparaat
worden aangeboden, zoals gezondheidsapps.
E-health wordt steeds vaker gebruikt bij begeleiding van psychische klachten en
ondersteuning, monitoring en behandeling van lichamelijke klachten. De
toekomstige generatie 75-plussers zal veel meer te maken krijgen met E-health,
omdat de druk op de gezondheidszorg toeneemt door een meer vergrijzende en
ontgroenende bevolking.