Leerdoelen sociologie 2.4
Hoorcollege 1.
Leerdoel 1: De student heeft kennis van de zeven sociale veranderingen.
Sociale verandering: Het gaat om veranderingen in de cultuur en structuur van een
samenleving over een langere periode. Aantal jaar.
- Samenleving is in beweging.
- Samenleving is niet statisch.
- Verleden is gekleurd.
- Selectief waarnemen en selectief onthouden.
o Selectief waarnemen: De werkelijkheid is vertekend, vervormd en in
overeenstemming gebracht met de eigen opvattingen en belangen.
1. Individualisering: Een proces van toenemende verzelfstandiging van afzonderlijke
mensen in de samenleving.
o Toenemende vrijheid en zelfstandigheid van mensen.
o Afname van gemeenschapszin en toenemend egoïsme.
o Antwoorden zijn gekleurd door referentiekader.
o Is ook een maatschappelijk proces, zonder positief of
negatief oordeel.
o Individualisering manifesteert zich in de vorm van het
streven naar emancipatie, die niet alleen gelijkheid in
rechten inhoudt, maar ook gelijkheid in kansen en
mogelijkheden.
o Emancipatie: Vrij kunnen kiezen (vrouwen kunnen werken, studeren en krijgen meer
gelijke rechten), zelfbeschikking (baas in eigen buik) en zelfontplooiing. Met daarbij ook
meer onzekerheid en meer eigen verantwoordelijkheid.
o Vroeger met meerdere op 1 slaapkamer, nu (bijna) iedereen een eigen slaapkamer.
o Meer onzekerheid. Meer echtscheidingen, verder van een familie wonen.
o Meer eigen verantwoordelijkheid.
o Need to belong Need to uniqueness.
Kiezen voor de kudde Confectie-individualiteit.
Sociale controle via sociale media.
Keuzes bepaald door genen en sociale omstandigheid – vrijheid?
2. Democratisering: Een beweging waarbij hiërarchische machtsverhoudingen worden
vervangen door meer gelijkwaardige verhoudingen.
o Omwenteling in de gezagsverhoudingen.
o Machtsverschillen en machtsverdeling tussen groepen en individuen.
o Machtsverschillen zijn vaak onmisbaar.
o Macht wordt meer gedeeld.
o Macht wordt meer gecontroleerd.
o Macht is meer aan voorschriften gebonden.
o Meer inspraak van de burger.
o Machtsverschillen veranderen.
Informele omgang. Docenten – studenten, werkgevers – werknemers.
o Gezag is minder gekoppeld aan een positie.
o Gezag moet je nu steeds meer verdienen.
o Maar dat alles betekent nog geen machtsgelijkheid.
3. Solidarisering: Gevoel van verbondenheid met anderen. Gevoel van saamhorigheid en
samen de consequenties dragen. Gemeenschappelijk belang, ten gunste van de
groepsleden, maar soms ten koste van zichzelf.
o Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Vrijheid werd individualisering, gelijkheid kwam
door democratisering, maar broederschap?
1
, o Broederschap wordt solidariteit, naastenliefde of de verzorgingsstaat genoemd.
o Mensen helpen (reden voor solidariteit) uit altruïsme en bezorgdheid, God/geloof,
tegenmacht vormen tegen onderdrukkers en machthebbers en weer anderen
gebruiken het als middel om vanuit welbegrepen eigenbelang overlast of opstand te
voorkomen.
o Verzorgingsstaat. Participatiesamenleving.
Minder steun vanuit de overheid.
We moeten elkaar helpen.
Mensen moeten minder rechten claimen en zich meer van hun plichten bewust zijn.
Mensen moeten zich moreel verplicht gaan voelen om nieuwe zorgtaken om zich te
nemen.
Problemen: Overbelasting en sekseongelijkheid.
Maar kunnen en willen we die solidariteit nog wel opbrengen?
4. Technologische ontwikkelingen: Technologisering is de voortschrijdende invloed van
de techniek op de mens en maatschappij.
o Zorgt voor de maatschappelijke vooruitgang, we kunnen steeds
meer.
o Internet als bron van kennis.
o Zoekmachines.
o Robotica.
o Communicatie.
o Grote impact op de samenleving.
o EHealth: Helpen op afstand met behulp van sociale media.
Zelfhulpgroepen via de computer, online.
5. Globalisering: Een proces dat zowel economische,
technologische, institutionele en sociale ontwikkelingen omvat.
o Allerlei ontwikkelingen samen.
o Leidt tot wederzijdse beïnvloeding van samenlevingen en
culturen.
o Onderling verbonden en afhankelijk van elkaar.
o Meer internationaal geldende wetten.
o Wereldhandel.
o Minder grenzen voor handelen, reizen, wonen en werken.
o Gevolg is dat de verschillen tussen die samenlevingen en culturen afnemen of beter
zichtbaar worden.
6. Multiculturalisering: Samenleving met mensen uit verschillende culturen en
godsdiensten.
o Nederland als multicultureel land.
o Diverse culturen die geïntegreerd worden in een geheel.
o Dekolonisatie: Landen die zelfstandig zijn geworden en zich hebben kunnen
afscheiden van het moederland.
o Arbeidsmigratie.
o Asielmigratie.
o Europese Unie.
o Expats: Mensen die vanuit het bedrijfsleven in een ander land gaan werken voor een
bepaalde tijd.
o Opvang van groepen. Aanpassing, segregatie, integratie, inburgeren.
o Discriminatie en racisme.
o Crisis – bestaanszekerheid – werkgelegenheid – groeiende stroom.
o Etnische criminaliteit.
o Inburgeren.
o Multicultureel drama.
o Succesvolle integratie:
2