Probleem 1
Woodward: identiteit heeft te maken met structure (krachten van buitenaf die je identiteit vormen)
en agency (mate waarop wijzelf controle hebben over onze identiteit). Wij dragen onze identiteit uit
door middel van symbolen. Door die symbolen herkennen wij weer iemand met dezelfde identiteit
(allebei een Feyenoordshirt bijv.). Je identiteit wordt gevormd door hoe andere mensen jou zien en
hoe je jezelf ziet. Toch kan er een identiteitsverschil zitten tussen hoe mensen jou zien en hoe jij
jezelf ziet. Ook kunnen je verschillende identiteiten met elkaar in conflict komen, als een multiple
identities hebt. Als je scholier bent, maar tegelijk moeder en werknemer, kan het soms lastig zijn die
allemaal met elkaar te combineren. Je hebt dus tot zekere hoogte controle over je identiteit, maar
aan de andere kant zijn er ook beperkingen en hinder in het vormen van je identiteit (je kan niet
ineens als een vrouw voordoen als man zijnde, omdat de maatschappij je dan niet als vrouw erkent).
Mead: linkt het innerlijk met het uiterlijk. Men heeft de capaciteit om zich in anderen te verplaatsen
en zo jezelf te bekijken. Je visualiseert hoe je wilt zijn, waarbij je symbolen gebruikt. Daarbij moet je
echter wel bestaande talen en symbolen voor gebruiken, wat weer die beperking is.
Goffman: vindt dat mensen allemaal rollen spelen. De rollen worden bepaald door de interactie
tussen mensen. Mensen hebben alleen wel een bepaald verwachtingspatroon en als je hier van
afwijkt kunnen mensen 1) het negeren of 2) zich schamen voor je. Je hebt echter wel de agency om
die rollen zelf aan te wenden.
Freud: gaat ervanuit dat mensen hun jeugdervaringen hun identiteit creëert. Identiteit staat hierbij
niet vast en is niet onveranderbaar. Sociale krachten kunnen daarbij in het onderbewuste wel onze
identiteit beïnvloeden.
Goffman: sluit een compromis tussen agency & structure. Hij vraagt zich af wanneer je een bepaalde
rol aanneemt. Ben je onderweg naar de universiteit bijvoorbeeld ook al een student of pas wanneer
je op het terrein van Erasmus bent? Ben je altijd christen, of alleen wanneer je in de kerk bent?
De sociale rollen bestaan alleen in de interactie. Het proces van identificeren, of uitdragen, gaat
vooraf aan de daadwerkelijke identiteit. Identiteit is dan gewoon het product, waardoor het kan
veranderen. In iedere context bepaalt men bijvoorbeeld wat mannelijk/vrouwelijk is, en dat verschilt
weer per context.
Façade: rollen die je aanneemt.
Front stage (FS): sommige dingen probeer je af te schermen voor de buitenwereld.
Backstage (BS): hoe je je daadwerkelijk voelt, denkt, doet.
VB: Als je in een restaurant werkt heb je een FS en een BS. In de FS doe je aardig tegen de gasten,
hoe moeilijk ze het je ook maken. In de BS scheld je ze misschien wel helemaal kapot, dit gebeurt
onder andere in de keuken waar de gasten jou niet kunnen zien.
Je kan echter ook een lost of face hebben, waarbij je credits/reputatie er aangaat.
Kritiek: mensen zijn alleen maar acteurs. Je mist de emotional investment, terwijl dit helemaal niet
recht doet aan de beleving van de mensen. (Goffman/Mead/Giddens).
Giddens: Reflection modernity: compromis tussen agency en structure (structuration theory).
Constante zelfreflectie: bij een gebeurtenis kijkt men daarop terug en door die reflectie verandert
hun identiteit. Nieuwe informatie verandert jezelf. Mensen reflecteren meer op hun identiteit dan
vroeger.
Men kijkt niet alleen naar hun keuzes, maar reflecteren die keuzes ook weer. Bijvoorbeeld: Als je
trouwt ga het huwelijk elke keer monitoren. Dit heeft als gevolg dat de scheidingen stijgen, omdat
Pagina 1 van 23
Tjeerd Hoes | 350000 | Samenvatting Identiteit | Sociologie Bachelor 1
, mensen niet tevreden zijn met hun huwelijk. Mensen reflecteren de hele tijd hun eigen leven,
waardoor ze nieuwe keuzes scheppen. En die keuzes reflecteren we dan ook weer. Maar de
reflexieve houding wordt opgedrongen door de maatschappij.
Mead: ‘I’ & ‘Me’. De ‘I’ is de ongesocialiseerde zelf met persoonlijke driften (de ‘ware ik’). ‘Me’ is het
resultaat van de socialisatie en gedragingen die je hebt overgenomen van een ander.
Kritiek: te makkelijk/mechanisch geformuleerd. Er is te weinig vrijheid gegeven aan het onbewuste.
Probleem 2:
Turkle (optimist): door computers, maar dan vooral door internet, wordt identiteit tegenwoordig
geassocieerd met ‘multiplicity’ en flexibiliteit. Daarbij kijkt Turkle specifiek naar de creaties in een
virtuele wereld. Bij zo’n creatie kan je jezelf beschrijven met een eigen zin, waardoor het makkelijk is
om als een introvert iemand zich voor te doen als een extravert iemand. De anonieme kant zorgt
ervoor dat mensen hun onbekende kanten kunnen uiten. Daarnaast heb je zoveel verschillende
virtuele werelden, waar iedereen weer een andere naam/identiteit kan aannemen
(Armyboy/MrSensitive). Maar niet alleen in daadwerkelijke virtuele werelden kan je een identiteit
aannemen (door een creatie te maken), maar ook in chatrooms: door een naam te kiezen. Ze kiezen
ook de chatrooms uit op hun emoties op dat moment, waar ze ook hun naam op baseren.
Maar men kan ook in allerlei windows tegelijkertijd onderhouden. Als je een paper schrijft, doe je
een soort multitasking, waar je allerlei windows gebruikt om informatie te vergaren (Word, internet,
simulatieprogramma). In elk window heb je een andere identiteit, waarbij de som van de
openstaande windows je identiteit is.
Het zelf speelt niet langer verschillende rollen in verschillende contexten, het window-metafoor
suggereert dat je meerdere rollen tegelijkertijd speelt op hetzelfde moment.
Dit heeft als voordeel dat je de onbekende kanten van jezelf leert kennen, mede door de
zelfreflectie. Internet is bevrijdend voor de identiteit, omdat je niet beperkt wordt om keuzes te
maken.
Moratorium: vervangende rol in de samenleving. Vroeger had je seksueel experimenteren op het
college -> discotheken bezoeken, huisfeesten. Maar doordat je tegenwoordig AIDS hebt, doen ze dat
nu via internet. Dit is consequentie loos. Studenten moeten snel hun diploma halen, waardoor ze
later zichzelf via internet gaan ontwikkelen.
Bauman (optimist-pessimist): modernisering verandert identiteit.
Für handen: Je kan je eigen klasse zelf bepalen. Etniciteit en klasse beperken echter de keuze
van identiteit.
Melting pot: Geen vaste waarden en bindende keuzes meer, iedereen doet mee met de
grote menigte
Globalisering: mensen minder nationalistisch, waardoor ze zich terugtrekken en individualistischer
worden. We zijn gedoemd tot life-politics, omdat natiestaten zich niet kunnen weren ten de
globalisering. Het individu weet hierdoor niet meer precies wat hij moet doen, omdat er geen
sturing meer is. Hierdoor gaat hij useless things doen (VB: joggen). Die useless things moeten dan
zorgen voor de identiteitsvorming en authenticiteit van het individu om toch nog een identiteit te
creëren die authentiek is van de rest. Dit zorgt voor het gefragmenteerde zelf, om toch nog ergens bij
te horen. Als community’s wegvallen, komt de persoonlijke individu op. Maar er komen ook weer
vraag naar gemeenschappen op, waarmee je jezelf identificeert.
Pagina 2 van 23
Tjeerd Hoes | 350000 | Samenvatting Identiteit | Sociologie Bachelor 1
