Spraak- en taalstoornissen
Boek: Logopedie en leerkracht.
Hoofdstuk: 1, 3.2, 3.3 en 5 t/m 10.
Bijeenkomst 1: (kinder-)stemproblemen, gevolgen van heesheid voor het leren
Hoofdstuk 1:
Het spraakgeluid van een persoon wordt bepaald door iemands stemplooitrilling, de toonhoogte, de
resonans (weerkaatsing van het stemgeluid in de neus-, mond- en keelholte) en de articulatie. Articulatie en
stemgeluid zijn dus zeer verschillende onderdelen van de spraak.
Het stemorgaan zit in het strottenhoofd, bovenaan in de luchtpijp, zitten aan beide kanten twee stemplooien
of stembanden. Verder bestaat het strottenhoofd uit kraakbeen, weefsel en spieren. Deze stemplooien
worden door de uitstromende adem in trilling gebracht, waardoor het stemgeluid ontstaat. De hoogte van
het stemgeluid wordt bepaald door de massa en de lengte van de stemplooien. Hoe meer massa, hoe lager
de klank. De stemplooien van vrouwen zijn 1,5 cm (mannen 2 cm) en heeft daarom een hogere stem/klank.
Bij een bepaalde toonhoogte kantelt het strottenhoofd een beetje naar voren door het aanspannen van
bepaalde spieren. Daardoor wordt de stemklank hoger en ijler, minder vol. Bij deze toonhoogte is de
overgang van lagere naar hogere toon. Bij ongeoefende zangers is de overgang van het borstregister (lagere
toon) naar het kopregister (hogere toon) vaak hoorbaar. Bij mannen is het falsetregister (nog hogere tonen)
mogelijk.
- Borstregister: stemplooien zijn dan soepel, week en dik, klank is lager.
- Kopregister: stemplooien minder soepel en week, bewegen over gehele breedte, toon hoger, klank
minder vol dan borstregister.
- Falsetregister: spieren nog meer aangespannen, uiterste randen van de stemplooien bewegen
alleen, ijlere en veel zachtere klank. Stem overslaan.
Het geluid van de trillende stemplooien varieert in 4 aspecten: luidheid(dB), toonhoogte (Hz), resonans en
helderheid. Deze kenmerken kunnen door verschillende factoren worden beïnvloed:
De stembelastbaarheid van de leerkracht wordt vooral bepaald door de conditie van de stem, erfelijke
factoren en de stemtechniek. Wanneer de belasting van de stem echter groter is dan de belastbaarheid
ervan, ontstaan stemproblemen.
De stembelasting wordt belast door factoren in de omgeving, zoals de groepsgrootte, akoestiek,
luchtvochtigheid en temperatuur. Andere zeggen weer werkdruk en stress. Leeftijd, geslacht en emoties
spelen ook een rol.
Ruim de helft van de leerkracht ervaart stemproblemen, bij vrouwen 70%. Stemstoornissen wordt niet als
beroepsziekte gezien, zoals in andere landen dat wel wordt gezien. Stemstoornissen kunnen worden
gekenmerkt door heesheid, schorheid, het zachter worden of het helemaal wegvallen van het stemgeluid of
een andere achteruitgang van de kwaliteit. Verkeerd stemgebruik is een belangrijke oorzaak. Ook kunnen er
lichamelijke afwijkingen aan het stemorgaan voorkomen. De meest voorkomende stemstoornissen zijn
functionele en organische stemstoornissen. Functionele stemstoornis: verkeerd gebruik van de stem.
Voorbeelden: gespannen houding, roken, schreeuwen, kuchen en keelschrapen. Organische stemstoornis:
lichamelijke afwijkingen aan het stemorgaan, bijvoorbeeld laryngitis of stemplooipoliep. Met een zwakkere
stem heb je als leerkracht minder overwicht en kan de stress toenemen.
Om te weten of je stemproblemen hebt of daarvoor risico loopt moet je je bewust zijn van je eigen gedrag en
gewoontes. Je stem kan op een aantal manieren onderzocht worden. Keelspiegelonderzoek bij de kno-arts of
,de logopedist onderzoekt en observeert de stemkwaliteit, de manier van stemgeven en de
stemmogelijkheden, en inventariseert de beïnvloedende factoren. Deze beïnvloedingsfactoren zijn de adem,
de lichaamsspanning, de houding, de articulatie en het spreektempo, maar ook psychische factoren, zoals
spreekangst, stress en overwicht in de groep. In de therapie zal de logopedist de leerkracht stimuleren en
helpen bij het oefenen en het veranderen van zijn stem- en leefgewoonten, zodat bijvoorbeeld door
‘stemhygiënische’ maatregelen de stembelasting minder wordt en de stem in de klas weer gewoon en prettig
klinkt.
Hoofdstuk 9:
Bij een baby is de afstand in de keel tussen het stemorgaan en de mond nog erg kort. Hierdoor, en ook door
de kleine lengte van de stembanden, of beter: stemplooien is het stemgeluid van een baby hoog van toon en
zeer doordringend. Vanaf de geboorte vindt de normale stemgeving plaats door samenwerking tussen de
ademhaling, stemplooitrilling en de resonans. In de loop van de ontwikkeling van het spreken komt daar een
steeds preciezere articulatie bij.
Met ongeveer 3 jaar is de stemomvang toegenomen tot ongeveer een octaaf. In de puberteit is dat
anderhalf octaaf. Bij jongens daalt in de puberteit een heel octaaf, terwijl de toonhoogtedaling van 2 tot 3
tonen bij meisjes soms niet eens wordt opgemerkt. Dit verschil wordt beïnvloed door hormonen die via de
bloedbaan bij het stemorgaan komen en de groei ervan stimuleren.
Een stemprobleem bij een kind maakt dat de stem te luid, hees, schor, geknepen of te zacht kan klinken. Ook
kan een kind de stem op gespannen wijze vervormen door imitatie of een te lage of hoge toon. Soms is wilde
lucht te horen. Dat betekent dat de stemplooien niet goed sluiten, waardoor uitademingslucht langs de
stemplooien ontsnapt zonder deze in trilling te brengen. Dan klikt er zachte ruis bij het stemgeluid. Ook kan
de stem nasaal klinken door te veel of juist te weinig neusresonans.
Kinderheesheid kan ontstaan door verkeerd stemgedrag, afwijkingen aan het stemorgaan of een combinatie
daarvan. Factoren die hier een rol bij spelen: aanleg, conditie, houding/motoriek, geslacht, gehoorfunctie,
gewoonten en de sociaal-emotionele factoren(thuissituatie) die het kind beïnvloeden. Een aantal factoren
spelen een rol bij problemen met de kinderstem;
➔ Functionele stemproblemen: worden veroorzaakt door schadelijk stemgedrag. Jongens hebben hier
vaker last van dan meiden. Heesheid kan ontstaan door onzekerheid bij het kind in combinatie met
bluffen, overschreeuwen. Andere belangrijke oorzaken: weinig aandacht of stressfactoren thuis.
➔ Functioneel-organische stemproblemen: door ongezond stemgedrag of stemmisbruik kan een
afwijking aan de stemplooien ontstaan. Meer voorkomende afwijkingen:
o chronisch verdikte stemplooien: kan door infecties en stemmisbruik, stem klinkt dan hees.
Stemrust en stemtherapie zijn dan noodzakelijk, en evt. medicijnen.
o stemplooiknobbeltjes: speldenknopgrote verdikkingen op beide stemplooien. Deze
knobbeltjes verdwijnen vaak vanzelf door logopedische stemtherapie. Ontstaan door
verkeerd stemgebruik en forceren van de stem. Doordat die knobbeltjes de stemplooisluiting
bemoeilijken, moet een kind zich meer inspannen om stem te geven.
o stemplooicyste: met slijm gevulde verdikking op de stemplooi. Stemmisbruik is de oorzaak en
heesheid het gevolg. Combinatie van stemtherapie en chirurgie noodzakelijk.
o stemplooipoliep: verdikking op de stemplooi, komt bij kinderen weinig voor. Soms chirurgisch
ingrijpen nodig.
Bij meisjes komt heesheid minder voor dan bij jongens, maar als ze hees zijn, hebben ze er langer last van.
Kinderen gaan zich vaak onzeker voelen over hun stem. Praten gaat moeizaam en ze worden slecht verstaan,
zorgt ervoor dat ze minder willen en gaan praten. Als leerkracht kun je stemproblemen van kinderen helpen
voorkomen. Dat doe je dan vooral door signalen op te merken en door samen te werken met ouders en
logopedist waar dat mogelijk is. Maar ook door in de les aandacht te besteden aan de stem en stemhygiëne
toe te passen (voor en tijdens het zingen stemoefeningen doen bv).
Signalen voor stemproblemen:
❖ langdurige heesheid
❖ ernstige heesheid, schorheid (rauwe klank)
❖ lage stem
❖ hoorbare en/of zichtbare spanning in het keelgebied
, ❖ vaak en lang ‘verkouden’ klinken
❖ veel schreeuwen
❖ opvallend luid spreken
❖ veel kuchen en schrapen
❖ vaak een gek stemmetje opzetten
❖ de stem forceren
❖ opvallend ademgedrag, bijvoorbeeld vaak (hoorbaar) mondademen
Er zijn een aantal gouden regels voor stemhygiëne in de klas (* + zie tabel 9.3).
- *Bijvoorbeeld door je klas te leren dat het heel gewoon is om rustig met elkaar te spreken en naar
elkaar te luisteren. Daarnaast kun je ademoefeningen gebruiken als voorbereiding op het zingen met
de leerlingen. Als docent kun je ook risicovol stemgedrag bij je kinderen en bij jezelf opmerken en
aandacht besteden aan voorwaarden, zoals een goede houding en het ademen door de neus. Ten
slotte kun je leerlingen doorverwijzen. Met een gezonde stem zullen je leerlingen gemakkelijker
communiceren en aangenamer leren!
Deze stemregels zijn bedoeld voor het verhelpen en voorkomen van problemen met de stem, maar ze sluiten
ook prima aan bij de gewone omgangsregels en een gewenste communicatie in de klas. Zingen en
stemoefeningen zijn uitstekende kansen om kinderen te leren bewust om te gaan met hun stem.
Bij de begeleiding van een kind dat hees is, is een onderzoek door de kno-arts naar de lichamelijke aspecten
vaak noodzakelijk. Vervolgens voert de logopedist een stemonderzoek uit naar het stemgedrag. Zo nodig
volgt daarna behandeling. Vanaf de eerste fase stimuleert de logopedist de bewustwording van het kind ten
aanzien van de eigen stem en die van anderen, van stemgeluid en stemgedrag. Indirect begeleidt de
logopedist het kind door de ouders en andere betrokkenen adviezen te geven. Het kind wordt op die manier
gestimuleerd de nieuwe gewoonten in meer situaties vaker te gebruiken.
Preventie van stemproblemen bij kinderen is belangrijk voor een optimale communicatie in de klas en op het
plein. Je kunt als leerkracht een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen en verhelpen van
stemproblemen bij leerlingen.
Aantekeningen Powerpoint:
Wist je dat…
- bij de helft van de leerkrachten stem/keelklachten ervaart
- Na stemrust een beginnende lichte heesheid vaak vanzelf weer over gaat
De stemplooien van een man trillen langzaam maar zo’n 100 keer per seconde en daarom is de mannenstem
laag. De vrouwenplooien trillen zo’n 200 keer per seconde. Kinderen 300 keer per seconde. Als in de
puberteit het strottenhoofd en de stemplooien gaan groeien wordt de jongens stem ingeruild voor een
mannenstem, baard in de keel.
Stembanden van vrouwen zijn 1,5 cm en van mannen 2 cm. Met dat stukje ben je dus de hele dag aan het
praten. Kinderen hebben een kleiner strottenhoofd en korte stembanden die snel trillen, vandaar de hoge
stem van kinderen.
Anatomische kennis:
Strottenhoofd bestaat uit spieren en kraakbeen. Functies van
het strottenhoofd zijn: slikken, ademen en stemvorming. De
adem die de stembanden in trilling brengt. Het openen en
sluiten van stembanden gebeurt door ademdruk, het
kantelen van het strottenhoofd en bewegende
kraakbeentjes. Dit kantelen kan je zelf voelen door 2 vingers
op je ademsappel te leggen en A te zeggen. Je voelt dan je
strottenhoofd naar beneden zakken. Je stembanden zitten bovenaan de luchtpijp. Stembanden worden ook
wel stemplooien of stemlippen genoemd. Als er een verdikking op de stembanden zit, kunnen deze niet goed
sluiten. Er ontsnapt dan lucht tussen de stembanden door en dat klinkt als heesheid. De klankkast, je holtes,
zorgt voor de eigen klank. Net als bij een gitaar. Als de holtes meer slijm bevatten, klink je stem bv. anders.