Marktonderzoek
Marktvormen (blz. 67)
- Monopolie
o Eén aanbieder van een product of dienst
o Veel vragers
o Homogeen
o VB: de NS
- Oligopolie
o Enkele / weinige aanbieders -> hierdoor is het een transparante marktvorm en is er
geen tot weinig prijsconcurrentie (non price competition)
o Veel vragers
o Homogeen of heterogeen
o VB: benzinemarkt
o Heterogeen VB: supermarkten, drogisten
- Volledige concurrentie / volledige vrije mededinging / volkomen concurrentie
o Veel aanbieders
o Veel vragers
o Homogeen
o VB: aandelen, markt van landbouwproducten
- Monopolistische concurrentie
o Veel aanbieders
o Veel vragers
o Heterogeen
o VB: kledingwinkels
De marktvorm is afhankelijk van 3 verschillende factoren
Aantal vragers
Aantal aanbieders
Homogeen of heterogeen aanbod
o Homogeen = als consumenten de producten van de verschillende leveranciers als
identiek beschouwen. De consument heeft geen voorkeur en stapt moeiteloos over.
Hierdoor kan er geen prijsverschil ontstaan omdat anders iedereen naar de
goedkoopste aanbieder zouden overstappen.
o Heterogeen = de consumenten vinden dat er verschil is tussen de producten van de
verschillende aanbieders. Hierbij gaat het niet alleen om het product zelf maar ook
allerlei factoren zoals de sfeer in de winkel en spaaracties.
3 R’en (blz. 19)
Als de marketingmix (4 P’s) goed wordt ingezet, zal dit leiden tot het realiseren van de 3 R’s
- Reputatie
o Door het hanteren van een goede marketingmix bouwt de ondernemer een goede
reputatie op die leidt tot het opbouwen van relaties. Een reputatie wordt ontwikkeld
door wat de organisatie doet in vergelijking met haar concurrenten. Om een
positieve indruk te maken op de consument moet ze meer doen dan een
kwaliteitsproduct verkopen. Ze moet de koper ook op de lange termijn uitstekende
service bieden. De onderneming moet alles in het werk stellen om (door sponsoring,
, publiciteit, acties en / of persoonlijk contact) de klant te bevestigen dat zijn
waardering voor de leverancier terecht is.
- Relatie
o Als het gaat om een homogeen product, is de vraag niet “welk merk koop ik?” maar
“bij wie koop ik het?”. Voortdurende interactie met de klant, waarbij op den duur
een zekere binding en loyaliteit ontstaat, is het opbouwen van een relatie met grote
waarde. Hulpmiddelen hiervoor zijn een interactieve website, direct mail en een
klantenservicetelefoonlijn. Om een band met hun klanten te creëren, proberen
ondernemers de communicatie te verbreden en verdiepen, dit vergroot de loyaliteit.
- Ruil
o De consument wil steeds meer en steeds beter. Deze reactie op de toename van
overvloed maakt het voor tal van bedrijven moeilijker een proces van ruil met een
vaste groep klanten tot stand te brengen. Indien het bedrijf echter op basis van een
reputatie een relatie heeft gecreëerd, is de kans groot dat de consument voor zijn
favoriete merk kiest.
Relatiemarketing = de marketing gericht op het opbouwen, onderhouden en commercialiseren van
relaties, zodanig dat de doelstellingen van beide partijen worden gerealiseerd.
Concurrentie (blz. 72)
Concurrentie niveaus (van hoog naar laag)
- Behoeften concurrentie
o Concurrentie tussen de verschillende behoeften van een bepaalde afnemer. Geeft de
afnemer liever zijn geld uit aan eten of aan een vakantie?
o Ander product, andere behoeften, zelfde budget
- Generieke concurrentie
o De afnemer heeft ervoor gekozen dat hij liever zijn geld uitgeeft aan een vakantie. Nu
moet hij nog kiezen wat voor soort vakantie het wordt. Wordt het een
kampeervakantie, een vliegvakantie of een vakantie in een bungalowpark?
o Ander product, zelfde behoeften
- Productvorm concurrentie
o De afnemer heeft ervoor gekozen dat het een vliegvakantie wordt. Nu moet hij
bepalen wat voor soort vliegvakantie hij wil. Wil hij een lowbudget vliegvakantie of
een luxe vliegvakantie?
o Zelfde product, andere verschijningsvorm
- Merkconcurrentie
o De afnemer heeft gekozen voor een luxe vliegvakantie. Nu zijn er verschillende
vliegmaatschappijen die deze vakanties aanbieden zoals KLM en Corendon.
o Zelfde product, ander merk
Consumentengedrag (blz. 84)
, = alles wat de consument doet en zegt bij het kiezen, kopen, gebruiken en vervangen van producten.
= alle activiteiten die direct samenhangen met het verkrijgen, gebruiken en het afdanken van de
producten, met inbegrip van de informatieverwerkings- en beslissingsprocessen die voorafgaan aan
en volgen op deze activiteiten.
- Communicatiegedrag (promotie)
o Gaat vooraf aan een aankoop als de consument informatie zoekt, verwerkt en
misschien zelfs doorgeeft. Het heeft betrekking op het verkrijgen van informatie over
de producten waar de consument behoefte aan heeft en die hij overweegt aan te
schaffen.
o Het zoek naar informatie gebeurt niet altijd op dezelfde manier. Het maakt verschil
of een consument een verbruiksartikel (pakje koffie) koopt of een duurzaam
consumptiegoed (auto).
- Aankoopgedrag (plaats)
o Heeft betrekking op de feitelijke aankoop van producten, het gedrag of weg naar de
plaats van de aankoop en de frequentie van de aankopen. Het gaat om de
uiteindelijke aankoop van het gewenste product. Op basis van de verzamelde
informatie maakt de consument over bijv. het type en merk auto. Als hij heeft
besloten waar hij de auto gaat kopen, kan hij tot de koopdaad overgaan.
Koopdaad = formele handeling waarbij geld tegen een economisch goed
wordt geruild.
- Gebruiksgedrag (product)
o Heeft betrekking op het gebruiken of verbruiken van een product. Het is voor een
marketeer belangrijk om te weten hoe de consument het product gebruikt. Hij komt
er dan achter of het product moet worden aangepast, of er een andere vorm van
promotie moet worden gebruikt of dat de consument betere informatie moet
krijgen.
- Afdankgedrag (product, plaats)
o Heeft betrekking op het stoppen met het gebruik van een duurzaam product. Het
moment en de manier waarop de consument afstand doet van een gebruiksartikel,
kunnen het begin zijn van een nieuw koopgedrag bijv. korting krijgen bij het inruilen
van een oud product.
o Voor de marketeer is het belangrijk om te weten wat de consument met het product
doet als hij het niet meer gebruikt. Dit geeft de marketeer informatie over wanneer
de vervangingsvraag zal optreden en hoe groot deze in de loop der tijd zal zijn. Bij de
keuze van het materiaal van het product en de verpakking zal het bedrijf nu al
rekening houden met het afdankgedrag.
Behoeftepiramide van Maslow (blz. 101)