Samenvatting boek ‘Van leertheorie
naar Onderwijspraktijk’
Voor de cursus: Onderwijspsychologie gegeven aan de Hogeschool Rotterdam voor alle
tweedejaars studenten van de lerarenopleiding.
Dit bestand bevat:
- De samenvatting van het boek ‘Van Leertheorie naar Onderwijspraktijk’
- De aantekeningen uit de cursus
- Samenvatting van het Artikel ‘De onzin van leerstijlen’
- Oefenvragen voor de toets van onderwijspsychologie, die gegeven wordt op de HR
, Samenvatting: Van leertheorie naar
onderwijspraktjk
Hoofdstuk 1: leren: een complex en onzichtbaar proces
1.1 Algemeen beeld van het fenomeen leren
De mens leert voortdurend en dat is nodig in deze snelgroeiende maatschappij. Bij leren
denkt men vaak aan school, echter is het meeste van de kennis, vaardigheden en
houdingen aangeleerd en leren we ook veel door werk, nieuws, omgeving etc. Veel zaken
hebben we ons in de loop van de tijd zelf om met hulp van anderen (niet altijd nodig) op een
natuurlijke wijze en toevallig eigen gemaakt buiten de muren van een schoollokaal. Men
leert gemiddeld per dag 2,75 uur.
Onderscheid tussen school leren en niet-schoolleren betreft: de leeromgeving en de aard en
inhoud van het leerproces.
Kenmerken van Schools leren (formeel of intentioneel)
● Doelgericht
● Didactische gestructureerd
● Kent een specifiek voor het leren leeromgeving / organisatie.
→ Het is naar inhoud en vormgeving door anderen gepland en bepaald ter
realisering van leerdoelen die veelal ook door anderen, bijv. de overheid zijn
vastgesteld.
● Leerinhoud (= abstracte info) , leerdoel (--> motivatie nodig om de abstracte
leerinhoud aan te sluiten op de belevingswereld), leeromgeving, sturing leerproces
en keuze van leeractiviteiten zijn gebonden aan kerndoelen
Kenmerken van Spontaan leren (informeel of incidenteel leren)
● Leren in buitenschoolse leeromgeving waar expliciete leerdoelen, didactische
structuring en externe struring afwezig zijn.
Formeel leren Georganiseerd leren, vindt plaats op een reguliere onderwijs/training/opledings-instituut,
gestructueerde leerdoelen, beschikbare leertijd, didactische ondersteuning, certificaat, voor
leerling → intentioneel.
Informeel leren Half doelgericht half georganiseerd en kan overal plaatsvinden, spontaan als bijproduct,
vrijwel non-intentioneel, geen certificaat, onderdeel hiervan is netwerkleren
Non-formeel leren Doelgericht (intentioneel) en georganiseerd, vindt plaats op een reguliere
onderwijs/training/opledings-instituut, geen bekwaamheid/certificaat, (bv: studiereis,
cursus)
Het is moeilijk om precies de grenzen tussen de drie vormen aan te geven! (Cedefop is van
mening dat de drie vormen niet gelijkwaardig zijn. (Informeel leren is onderdeel van non-
,formeel leren). De onderwijsraad vindt dat er zowel formeel als informeel geleerd moet
worden). Bolhuis is van mening dat het verschil tussen informeel en formeel leren ligt aan of
het door de lerende of andere gestuurd wordt. Zo kan informeel ook intentioneel zijn (denk
aan niels met zijn hart).
De scheidslijn ligt dus moeilijk en in de praktijk kunnen de leervormen door werkplekleren
door elkaar lopen.
Als de leerinhouden (de aard van het geleerde) als indelingscriterium hanteren,
onderscheiden we achtereenvolgens cognitief, sociaal-affectief, psychomotorisch en
competentieleren. Letten we op wie de sturing van het leerproces uitvoert (leerfuncties
uitoefent), dan ontstaat er een driedeling: geleid, begeleid en zelfstandig/zelfregulerend
leren.
1.2 Leren, rijping en de rol van de hersenen
Leren is complex proces en moeilijk om aan te geven. Achter het begrip gaan grote
verscholen van activiteiten, processen, strategieën en wetenschappelijke / individuele
opvattingen schuil. Afhankelijk van het doel of belang onderzoekt men het leren op
verschillende manieren.
1.2.1 Leren en rijping
De moderne psychologie had veel belangstelling voor het verhelderen van de begrippen:
leren en rijping en de processen hiertoe tot een ontwikkeling. Volgens de psychologen is er
sprake van leren wanneer het waarneembare gedrag door buiten het individu gelegen
factoren was gewijzigd.
Rijping: Gedragsverandering door biologische (persoon of organistische) factoren.
Ontwikkeling: Opeenstapeling van leerervaringen, waarbij rijping de voorwaarden creëert op
het leren mogelijk te maken.
Deze begrippen zijn hedendaags wat soepeler geworden, aangezien de omgevingsfactoren
van belang zijn. (Kind ziet mensen verticaal lopen + hersenen zijn rijp → leren)
(kippenjongen)
1.2.3. Gevolgen voor leren en lesgeven
Er is een duidelijke wisselwerking tussen rijping en leren. Daarnaast zijn er in het leven van
de mens gevoelige perioden. = Perioden waarin de hersnenen extra plastisch zijn
onder invloed van de toename van grijze stof. In deze periode neemt iemand makkelijker
bepaalde informatie ofp of is hij sterk ontvankelijk voor het leren van vaardigheden of
houdingen.
Dit is niet alleen bij kids (bv. leren van een taal), maar ook bij adolescenten (vaardigheden:
ongewenst gedrag, controle van emoties). Veel jongeren hebben moeite met
studievaardigheden (Hersenen zijn daarvoor nog niet optimaal gerijpt!)
, - Moeten we wel zoveel zelfstandigheid verwachten van onze lln?
- Moeten we niet een tweede taal veel eerder al aanbieden?
Adolescenten krijgen daarnaast ook last van de onbalans tussen het emotionele en het
rationele regelsystem ( Beslissingen en gedrag zijn gericht op kort termijn en uitdaging). Dit
kan leiden tot roekeloos gedrag. Echter zijn ze hierdoor wel idealistischer, vindingrijker en
creatiever!
In de praktijk
De motivatie en emotinele betrokkenheid zijn belangrijk voor het leren en het verbeterd de
hersenfuncties = brain - based leren. Er moet echter wel krisch worden gekeken naar de
brein-gebaseerde leerstrategiën. Zo zijn er veel neuromythes (Mythes omtrent het
leerproces van het menselijk brein dien zijn ontstaan door niet-dekundigen).
Bv:
● Er kan slechts één sensorische modaliteit (visuele leerstijl bijvoorbeeld) betrokken
zijn bij informatieverwerking .
● Jongens zijn slimmer - grotere hersneen
● Veel suiker zorgt voor afname van concentratie
→ Neuromythes zijn hardnekkig en worden door vele geloofd!
Het onderscheid tussen leren en rijping betekent niet dat het gaat om twee onafhankelijke
processen. Het onderscheid wordt echter gemaakt om de aandacht te vestigen op twee
belangrijke groepen van factoren die verantwoordelijk zijn voor het menselijk gedrag.
Leren: Verandering in iemands gedrag of gedragsmogelijkheden in een bepaalde situatie als
gevolg van herhaalde ervaring of oefening, mits deze verandering niet verklaard kan worden
door natuurlijke instincten of reflexen, rijping of tijdelijke toestanden. (Moe/drugs/drank)
Duurzaamheid is daarbij van groot belang. Echter kan dit ook bezwaar opleveren (Een keer
gekrabt door kat - kijk je de tweede keer wel uit). Over het algemeen kan er bij
buitenschoolse situaties pas achteraf worden geconcludeerd of er gedragsverandering heeft
opgetreden. (Situatie doet zich niet altijd meteen weer voor: vb. andere gedachten over
gevangenis, bij een volgende discussie kun je vertellen waarom).
Het essentiële kenmerk van leren is de duurzame verandering van het drag of
gedragsmogelijkheden. Na het leerproces is de kennis / vaardigheid / overtuiging verbeterd.
Voor behaviorischtische leerpsychologen is het hierbij van belang dat het leren
waarneembaar is en dus leidt tot een zichtbaar leerresultaat. Het leren vindt echter plaats in
een black box ( speelt onzichtbaar in ons hoofd af). We kunnen alleen dus vanuit gaan dat
er geleerd is in de vorm van een aanname. Leren wordt ook wel een hypothetisch proces
genoemd, omdat leren is iets waartoe men concluderend op grond van gedragingen, die
men constateert. Voor behavioristen is het leerproces niet van belang, aangezien de
processen niet waarneembaar zijn. Door middel van handelings of gedragsindicatoren wordt
er beoordeeld of competenties voldoende beheerst worden. De behavioristische visie op
leren en onderwijzen vormt de leerpsychologie van het overdrachtsmodel, dat in het
onderwijs wordt gebruikt. (Actieve leraar en passieve leerlingen, die nauwelijks reageren op
prikkels of leerstof).