100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting Bryman's social research methods + relevante artikelen €7,16
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Bryman's social research methods + relevante artikelen

 0 keer verkocht

Dit zijn 2 samenvattingen van het boek Bryman's social research methods. Met een paar samenvattingen van relevante artikelen die aanbod kwamen in het college (bijv. een artikel van Boterman en Van Gent).

Voorbeeld 3 van de 39  pagina's

  • Nee
  • Onbekend
  • 19 maart 2025
  • 39
  • 2023/2024
  • Samenvatting
  • alan bryman
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (4)
avatar-seller
romydonkers
Boterman en Van Gent, ‘Segregatie: op weg naar nieuwe ongelijkheid in Amsterdam’
Het beeld van Amsterdam is dat buiten de ring je allochtoon, achterstand en armoede hebt en in de
ring autochtoon, succesvol. Dat de stad weer in trek is, is te zien aan de randen van de oude
Nederlandse binnensteden. Er zijn daarbij wel zorgen om de sociale ongelijkheid in de stad, dit is te
zien aan de wijze waarop mensen betekenis toekennen aan de ruimte. De groei van de huishoudens
is voornamelijk te danken aan de nieuwbouw in VINEX-locaties. Amsterdam lijkt rijker te worden en
vooral in buurten binnen de ring en nieuwe buurten aan de rand. Voor inkomenssegregatie is de
segregatie voor lage inkomens laag en voor hoge inkomens hoger. Als de stad in concentrische zones
wordt opgedeeld, is de segregatie van hoge inkomens hoger en zijn de lage inkomens juist gelijker
verspreid. De grootste verschuiving heeft zich voor gedaan in de 19 -eeuwse ring en in de naoorlogse
e



periferie. De etnische segregatie is hoger dan de inkomenssegregatie. Autochtonen zijn gelijk
verdeeld, maar Surinamers, Turken en Marokkanen wonen meer geconcentreerd. Tussen de buurten
is het niveau van segregatie voor deze groepen stabiel, maar de segregatie van autochtonen neemt
dan juist af. Kijkend naar de concentrische zones is er een sterkere segregatie voor alle groepen door
het verdwijnen van de grootste allochtone groepen uit de centrale delen van de stad en toename in
de andere delen.

Bryman, H2 ‘Social research strategies: quantitative research and qualitative research’
Theorie; een verklaring van waargenomen regelmatigheden. Theorie geeft; achtergrond,
rechtvaardiging voor het onderzoek, kader waarin sociale fenomenen begrepen kunnen worden en
de onderzoeksbevindingen geïnterpreteerd kunnen worden. Abstracte vormen; theories of the
middle range, grand theories. Volgens Merton bieden grand theories weinig indicaties aan
onderzoekers over hoe zij de verzameling empirisch bewijsmateriaal kunnen leiden of beïnvloeden.
Middle range zijn intermediair tot algemene theorieën van sociale systemen die te ver afstaan van
bepaalde klassen van sociaal gedrag, organisatie en verandering om rekening te houden met wat
wordt waargenomen en met die gedetailleerde ordelijke beschrijvingen van bijzonderheden die
helemaal niet gegeneraliseerd zijn. De literatuur is een drijfkracht; de onderzoeker wil een
inconsistentie oplossen tussen verschillende bevindingen of hij heeft een verwaarloosd aspect
gevonden of bepaalde ideeën bedacht die niet getest zijn of wil een alternatieve benadering geven.
Relaties tussen theorie en onderzoek; deductief (onderzoek gedaan om vragen te beantwoorden die
uit de theorie komen) en inductief (de theorie is ontstaan nadat er onderzoek is gedaan). Empirisme;
kennis is alleen aanvaardbaar als die door ervaring en zintuigen verkregen is accumulatie van feiten is
het doel (naïef empirisme).
Epistemologie; wat wordt er in een vakgebied als acceptabele kennis beschouwd? Een vorm hiervan
is positivisme; de toepassing van de methoden van de natuurwetenschappen is nodig. Principes:
fenomenalisme (alleen een fenomeen en kennis daarover dat door de zintuigen is waar genomen kan
worden gezien als kennis), deductivisme (het doel van theorie is om hypotheses te ontwikkelen die
getest kunnen worden en zo uitleg en rechten vastgelegd te laten worden), inductivisme (kennis dat
is gekomen door feiten die de basis vormen voor rechten), objectief (wetenschap moet worden
uitgevoerd op een manier die waardevrij is) en er is een heldere onderscheiding tussen
wetenschappelijke en normatieve stellingen. De andere vorm is interpretivisme; een strategie is
nodig die de verschillen tussen mensen en objecten van de natuurwetenschappen respecteert en
daarom is het nodig dat de sociale wetenschapper een subjectieve mening van sociale actie grijpt.
Von Wright heeft het over hermeneutics; theorie en methoden van interpretatie van menselijke
actie. Weber heeft het over Verstehen; om interpretatieve afspraken van sociale actie om tot causale
uitleg van de cursus en effecten te komen. Fenomenologie; een filosofie over hoe individuen de
wereld zien en hoe de filosoof vooroordelen in zijn greep van de wereld zou moeten haken.
Symbolische interactionisme; interactie vindt plaats op zo’n manier dat de individu de symbolische
betekenis van zijn milieu constant aan het interpreteren is.
Realisme: empirisch/naïef realisme (door het gebruik van goede methoden kan realiteit begrepen
worden) en kritisch realisme (door structuren te identificeren die gebeurtenissen en redevoering
genereren is de sociale wereld te begrijpen). Verschillen; realisten vinden dat de wetenschappelijke

,conceptualisering een manier is van het kennen van de realiteit, terwijl positivisten vinden dat
wetenschappelijke conceptualisering van de realiteit direct gereflecteerd wordt door de realiteit,
kritische realisten doen in hun uitleggen theoretische termen die niet vatbaar zijn voor observatie,
terwijl positivisten dit niet doen. Overeenkomsten; een geloof dat natuurlijke en sociale
wetenschappen dezelfde benaderingen moeten gebruiken voor data en uitleg (1) en een toenadering
tot een kijk dat er een externe realiteit is waartoe wetenschappers direct moeten kijken (2). Blaikie
noemt reductieve redernering; een inferentie maken over het causale mechanisme dat zorgt voor en
achter de regulariteiten ligt die geobserveerd worden in de sociale wereld.
Ontologie bestaat uit objectivisme en constructionisme. Objectivisme; sociale verschijnselen en hun
betekenissen hebben een bestaan dat onafhankelijk is van sociale actoren, sociale fenomenen en de
categorieën hebben een bestaan dat onafhankelijk is van of niet bepaald door acteurs.
Constructivisme; sociale verschijnselen en hun betekenis worden voortdurend bereikt door
maatschappelijke actoren, sociale verschijnselen worden niet alleen door sociale actie voortgebracht,
maar voortdurend worden herzien.
Kwantitatief onderzoek is deductief en test theorie, het is vooral positivisme (epistemologisch
oriëntatie) en objectivisme (ontologische oriëntatie). Kwalitatief onderzoek is inductief en genereerd
de theorie, het is vooral interpretivisme (epistemologisch) en constructionisme (ontologisch).
Onderzoeksstrategie; algemene oriëntatie om sociaal onderzoek te gedragen.

Bryman, H3 ‘Research designs’
Onderzoeksdesign geeft een kader voor de collectie en analyse van data. Onderzoeksmethode;
techniek voor het verkrijgen van data. Criteria onderzoek: betrouwbaarheid (als je het onderzoek
opnieuw doet, komt er dan hetzelfde uit), herhaalbaarheid (de stappen moeten goed opgeschreven
zijn), validiteit (integriteit van de conclusies die gegenereerd zijn) die is opgedeeld in begripsvaliditeit
(heb je gemeten wat je wilde meten), interne validiteit (is er een causaal verband tussen twee of
meer variabelen), externe validiteit (zijn de resultaten te generaliseren buiten de context), ecologisch
validiteit (gaan de resultaten over de echte wereld), inferentiële validiteit (of de getrokken conclusies
gerechtvaardigd zijn door het onderzoek en de resultaten die daaruit voortkomen). Lincoln en Guba
hebben ook trustworthiness (betrouwbaarheid?) als criteria; hoe goed een kwalitatief onderzoek is,
bestaande uit geloofwaardigheid (hoe geloofwaardig is het), overdraagbaarheid (kunnen de
bevindingen toegepast worden op andere contexten), zekerheid (zijn de bevindingen op andere
momenten toepasselijk) en objectiviteit (zijn de waarde van de onderzoeker in het spel). Naturalisme
heeft drie betekenissen; bevestigbaarheid van alle onderzoeksobjecten als behorende tot hetzelfde
rijk en een daaruit voortvloeiend verbondenheid voor de principes van de natuurlijke
wetenschappelijke methode (1), waarbij trouw is aan de aard van het fenomeen dat wordt
onderzocht (2), een onderzoeksstijl die de inbraak probeert te minimaliseren van kunstmatige
methoden voor gegevensverzameling (3).
Een research design is experimenten (onafhankelijke variabelen moet worden gemanipuleerd om te
kijken of het invloed heeft op de afhankelijke variabele of niet, laboratorium experimenten (lage
externe en ecologische validiteit), veldexperimenten, quasi-experimenten (onderzoeken die
bepaalde kenmerken van een experimentele design hebben maar die niet alle interne validiteit
punten heeft)).
Bedreigingen voor interne validiteit bij experimenten: de geschiedenis (evenementen die anders zijn
dan de manipulatie), de test (door het pre-testen kunnen de subjects meer getraind zijn),
instrumentatie (de manier van noteren), mortaliteit (bij lange perioden kunnen subjecten weggaan),
rijping (mensen veranderen), selectie (als ze niet-random gekozen zijn) en ambiguïteit naar de
richting van causale invloed. Voor externe validiteit zijn bedreigingen; interactie van selectie en
behandeling, interactie van de setting en behandeling (hoe zelfvertrouwd zijn we dat de resultaten
ook in andere settingen kan plaatsvinden), interactie van geschiedenis en behandeling (kan er
generaliseerd worden naar het verleden en de toekomst), interactie effecten van pre-testing en
reactieve effecten van experimenterende afspraken (als ze weten dat ze). Evaluatieonderzoek; gaat
over de evaluatie van voorvallen als sociale, georganiseerde programma’s en interventies.

, Tweede design is het cross-sectional design/survey design (ontwerp in dwarsdoorsnede/enquête); de
collectie van data uit een steekproef van casussen op een bepaald moment in de tijd om een groot
aantal kwantitatieve/kwalitatieve data te verkrijgen in contact met twee of meer variabelen die dan
worden bekeken om patronen van associatie te vinden. Er is herhaalbaarheid, weinig interne en
ecologische, meer externe validiteit.
Het derde design is longitudinaal design; panel onderzoek (steekproef is een focus van datacollectie
op minstens twee gelegenheden en de data wordt gehaald uit verschillende soorten casussen in het
kader) en cohort onderzoek (een hele cohort van mensen (mensen met overeenkomsten) of een
random steekproef is geselecteerd als een focus voor datacollectie). Verschil; panel gaat over een
paar jaar en kan onderscheid maken in leeftijdseffecten en cohorteffecten, en cohort kan alleen
leeftijdseffecten onderscheiden, aangezien ze in dezelfde tijd geboren zijn. Problemen; het
verdwijnen van een steekproef, richtlijnen over wanneer je het best weer data kan verzamelen, er
wordt niet over nagedacht, panel conditie effect waarbij respondenten zich gaan gedragen zoals jij
wilt.
Het vierde design is case onderzoek; gedetailleerde en intensieve analyse van een casus. De
onderzoeker is betrokken om unieke kenmerken van een casus te laten zien; idiografische
benadering. Cross-sectional is juist nomothetisch; genereren van stellingen die over tijd en ruimte
heen gelden. Een onderzoek heeft elementen van beiden. Soorten casestudies; kritische,
extreme/unieke en representatieve/typische/als voorbeeld, onthullende (een ontwikkelaar heeft een
kans om te observeren en analyseren van een fenomeen dat niet toegankelijk is voor
wetenschappelijke ontwikkelingen), longitudinale.
Het vijfde design is comparatieve design; twee casussen bestuderen met meer of minder gelijke
methoden. Er is cross-cultureel of cross-nationaal onderzoek, wanneer bepaalde problemen of
fenomenen in twee of meer landen met de intentie van het onderzoeken van de verschillen met
dezelfde onderzoeksinstrumenten worden onderzocht. Multiple-case study; als het comparatieve
design in relatie met een kwalitatief onderzoek wordt gezet.

Datamatrix
De onderzoeksvraag wordt beantwoord op basis van de analyses die met de gegevens in de
datamatrix kunnen worden uitgevoerd. Onderzoek moet systematisch gericht worden op het
realiseren van een matrix die zich leent om analyses uit te voeren, deze analyses moeten relevante
vragen in het kader van de probleemstelling te beantwoorden.
Onderzoekseenheden; objecten waar de gegevens in de datamatrix op slaan. Variabelen; kenmerken
van de onderzoekseenheden, de aard van kenmerken. Alleen als er sprake is van verschillen in
variabelen, kun je correlaties bepalen; geven aanwijzingen over causale relaties die men met
onderzoek wil ontdekken.

Bryman, H7 ‘The nature of quantitative research’
Stappen in kwantitatief onderzoek; theorie, hypothese, onderzoeksdesign, maten voor concepten,
onderzoeksplek, respondentenselectie, administreren data, data verwerken, data analyseren,
conclusies trekken. Administratie; bij experimenten pre-testing, manipulatie en post-testing, bij
cross-sectional instrumenten gebruiken, interviewen of enquête houden, bij observatie observeren.
Coding; transformatie in nummers voor analyse. Concepten; bouwstenen van theorie en punten
waarrond sociaal onderzoek wordt uitgevoerd. Likert scale; een meting met meerdere indicatoren/
items van een reeks houdingen met betrekking tot een bepaald gebied, om de intensiteit van het
gevoel over het betreffende gebied te meten en het omvat een reeks stellingen/items die zich
richten op een bepaald thema.
Betrouwbaarheid heeft stabiliteit (test-retest methode; of een maat stabiel is door de tijd heen),
interne betrouwbaarheid (of de indicatoren die de schaal of index vormen consistent zijn) en inter-
rater/beoordelaar betrouwbaarheid (bij meer dan een beoordelaar aanwezig is). Meten interne
betrouwbaarheid met split-half methode. Cronbach’s alpha; meet het gemiddelde van alle mogelijke

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper romydonkers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,16. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 69484 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€7,16
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd