Hoofdstuk 2 bevoegdheden.
2.2 Het begrip bevoegdheid
Een bevoegdheid is het recht om bepaalde handelingen te verrichten. Bestuurlijke bevoegdheden
zijn de bevoegdheden van lokale overheden. overheden hebben het recht om eenzijdig aan hun
burgers plichten op te leggen, bepaalde handelingen te verbieden of aan die handelingen
voorwaarden te verbinden. Deze bevoegdheid heeft de gemeente nodig voor het vervullen van haar
publiekrechtelijke taak. zonder bevoegdheden heeft de overheid geen machtspositie.
De gemeente kan ook privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten, het gaat hierbij om de
gemeente als rechtspersoon, en niet over het bestuursorgaan (college van B&W), art. 160 lid 1, e
GEMW) van de gemeente dat heeft besloten een overeenkomst aan te gaan.
Art. 3:1 lid 2 Awb stelt dat bij het privaatrechtelijk optreden ook de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur in acht moeten worden genomen. Art. 3:14 BW stelt dat een bevoegdheid die
krachtens het burgerlijk recht (privaatrecht) toekomt niet mag worden uitgeoefend in strijd met
geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Dus de burgerlijke rechter kan het
privaatrechtelijk overheidsoptreden toetsen aan de regels van publiekrecht.
Een gemeentebestuur mag zonder daartoe bevoegd te zijn, geen verplichtingen opleggen aan burger.
Als dit toch gebeurt, dan handelt het gemeentebestuur in beginsel onrechtmatig. Er moet dus een
wettelijke grondslag zijn om te handelen. Het legaliteitsbeginsel speelt een rol bij bevoegdheden die
verboden, geboden, beperkingen of verplichtingen voor burgers meebrengen.
Er is ook sprake van handelen in strijd met het legaliteitsbeginsel als het ‘verkeerde’ ofwel
onbevoegde bestuursorgaan optreedt.
Een beslissing die genomen is door een bevoegd bestuursorgaan, is niet automatisch ook rechtmatig.
Daarnaast staat niet vast dat een bevoegd en rechtmatig genomen besluit ook het beoogde effect
heeft en dus doeltreffend is.
Naast het legaliteitsbeginsel geldt ook dat bevoegdheden niet oneigenlijk gebruikt mogen worden.
Een bevoegdheid mag alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij is toebedeeld. Het verbod
van misbruik van bevoegdheid (détournement de pouvoir) is vastgelegd in art. 3:3 AwB.
2.3 wettelijke basis voor bevoegdheden
Bevoegdheden van de overheid worden vanwege het legaliteitsbeginsel vastgelegd in wettelijke
voorschriften. Deze wettelijke voorschriften worden algemeen verbindende voorschriften genoemd.
Er zijn verschillende bronnen waaruit de bestuursbevoegdheden van een gemeentebestuur
voortvloeien:
1. Gemeentewet
2. Bijzondere wetten
3. Gemeentelijke verordening
Gemeentewet
In titel III (Art, 108 t/m 185) worden de bevoegdheden van het gemeentebestuur genoemd.
Gemeentebestuur (art. 5 GEMW): ieder bevoegd orgaan van de gemeente. Hieronder vallen de
gemeenteraad, het college van B&W en commissies en ambtenaren voor zover zij orgaan van de
gemeente zijn. Orgaan: iedere persoon of college dat met een publiekrechtelijke bevoegdheid is
bekleed. De publiekrechtelijke bevoegdheden worden niet toegekend aan de gemeente als
overheidsorganisatie (rechtspersoon), maar aan de bestuursorganen van de gemeente.
Art. 108 lid 1 GEMW: de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de
gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten. Ditzelfde wordt gezegd in art. 124 lid 1 van
de grondwet. Onder bevoegdheid tot regeling wordt verstaan het vaststellen van regels, zoals
verordeningen. Onder bevoegdheid tot bestuur vallen alle andere bevoegdheden zoals het verlenen
1
,van een vergunning. De raad stelt de gemeentelijke verordeningen vast (bevoegdheid tot regeling)
(art. 147 lid 1 GEMW). Het college van B&W heeft de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen
(bevoegdheid tot bestuur) (art. 125 GEMW).
Bijzondere wetten:
Verder ontleent het gemeentebestuur zijn bevoegdheden tot regeling en bestuur aan bijzondere
wetten (landelijke ‘grote’ wetten).
Gemeentelijke veroordelingen
Ook voor de bestuursorganen op gemeentelijk niveau bevoegdheden in het leven geroepen worden.
daartoe stelt de gemeenteraad verordeningen vast waarin het college of de burgemeester bepaalde
bevoegdheden toebedeeld krijgen. gemeentelijke verordeningen kunnen naast bevoegdheden voor
bestuursorganen ook rechten, aanspraken, plichten, geboden en verboden voor burgers, bedrijven
en instellingen bevatten. bij het toebedelen van bevoegdheden aan de gemeentelijke
bestuursorganen is de raad gebonden aan de bevoegdheidsverdeling op grond van de gemeentewet.
Zo kan een bevoegdheid die volgens de gemeentewet aan het college toebehoort niet in een
verordening worden toebedeeld aan de burgemeester.
Verordeningen van de gemeente mogen niet in strijd zijn met hogere wettelijke voorschriften (art.
121 Gemw). Als dit wel het geval is, dan vervalt deze.
2.4 Autonomie en medebewind
De zelfstandigheid van gemeenten wordt autonomie genoemd. Autonomie is de bevoegdheid van
het gemeentebestuur tot regeling en bestuur van de gemeentelijke huishouding naar eigen vrij
inzicht. Daaronder valt ook de bevoegdheid om zaken ongeregeld te laten. Ook deze autonomie
vloeit voort uit art. 124 GW en art. 108 Gemw.
Hoewel gemeente zelfstandige eenheden vormen hebben ze ook te maken met hogere overheden,
het Rijk en de Provincie. Deze hogere overheden kunnen regelingen opdragen aan het
gemeentebestuur. Dit heet medebewind (art. 124 lid 2 GW en art 108 lid 2 Gemw). Medebewind is
voor het gemeentebestuur een verplichting om hogere regelgeving uit te voeren.
De gemeente heeft bij medebewind geen autonomie, maar wel enigszins vrijheid. zoals bij de
inhoudelijke invulling van een bestemmingsplan.
2.5 Attributie, delegatie en mandaat
bevoegdheden kunnen op drie manieren ontstaan, via: Attributie, delegatie of mandaat.
Attributie
Bevoegdheden ontstaan doordat zij in het leven worden geroepen door wettelijke voorschriften.
Deze wettelijke voorschriften worden toebedeeld aan een bestuursorgaan. Dit heet attributie, de
daad van wetgeving. Het begrip bestuursorgaan is te vinden in art 1:1 Awb, voor de gemeente zijn dit
de raad, het college en de burgemeester. Ambtenaren kunnen als gevolg van attributie aangewezen
worden als bestuursorgaan en zelfstandig bevoegdheden uitoefenen. Dit houdt in dat bezwaarschrift
ook bij deze ambtenaar moet worden ingediend, en deze ambtenaar moet hier zelf een beslissing
over nemen. Een geattribueerde ambtenaar besluit niet op grond van mandaat, maar op basis van
een eigen bevoegdheid (art. 10:22 Awb). Hoewel de ambtenaar door attributie zelf bestuursorgaan is
geworden, blijft hij hiërarchisch ondergeschikt aan het bestuursorgaan dat boven hem staat.
attributie kan naast besluiten, ook betrekking hebben op feitelijke handelingen (art. 10:23 Awb).
Delegatie
wanneer een bestuursorgaan een geattribueerde bevoegdheid overdraagt aan een ander
bestuursorgaan, spreken we van delegatie. kenmerkend voor delegatie is dat daarbij niet alleen de
bevoegdheid, maar ook de daarbij behorende verantwoordelijkheid verschuift.
2
, Art. 10:13 Awb, Delegatie: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het
nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Delegatie
is alleen toegestaan als in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien (art. 10:15
Awb).
De wettelijke regeling die de bevoegdheid in het leven roept en toebedeelt aan een bestuursorgaan
(attributie) moet ook voorzien in delegatie. Art. 156 gemw, en art 10:13 Awb hebben betrekking op
delegatie. Art. 10:14 bevat een delegatie verbod. Een college mag een bevoegdheid niet delegeren
aan een ambtenaar. Het college blijft altijd verantwoordelijk en kan daarop door de raad worden
aangesproken.
Als een bestuursorgaan een bevoegdheid delegeert, kan hij hem zelf niet meer uitoefenen, of een op
grond van delegatie genomen besluit terugdraaien (art. 10:17 Awb). Wel kan een delegatiebesluit
worden ingetrokken, zodat het bestuursorgaan weer zelf bevoegd wordt (art. 10:18 Awb). Ook kan
het bestuursorgaan die de bevoegdheid delegeert wel beleidsregels stellen over hoe de
gedelegeerde bevoegdheid moet worden uitgeoefend (art. 10:16 Awb).
Mandaat
Art 10:1 Awb: Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan
besluiten te nemen. Bij mandaat is wel toegestaan om over te dragen aan een ondergeschikte.
Mandaat is net als delegatie bedoeld om besluiten te nemen. Als het gaat om privaatrechtelijke
handelingen, spreken we van volmacht. Een volmacht moet worden verleend door de burgemeester
(Art. 171 lid 2 Gemw). In het privaatrecht hebben we de gemeente als rechtspersoon, deze wordt in
en buiten rechte vertegenwoordigd door de burgemeester (art. 171 lid 1 Gemw).
Als er sprake is van het verrichten van feitelijke handelingen, spreken we van een machtiging.
geattribueerde en gedelegeerde bevoegdheden kunnen beide gemandateerd worden, omdat er geen
verschuiving van bevoegdheid en verantwoordelijkheid plaatsvindt (art. 10:2 Awb). Art. 10:3 Awb:
Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de
aard van de bevoegdheid zich tegen mandaat verzet.
Mandaat is een vorm van vertegenwoordiging. De ambtenaar vertegenwoordigt het college bij het
nemen van een besluit. Dit betekend dat een bezwaarschrift gericht op een op grond van mandaat
genomen besluit, moet worden ingediend bij het college en niet de ambtenaar die het besluit
namens het college heeft genomen. Art. 10:6 en 10:7 Awb gaan ook over mandaat.
Anders dan bij delegatie, mag het college zich niet in elk concreet geval bemoeien met de uitoefening
van de gemandateerde bevoegdheid.
Van ondermandaat (submandaat) is sprake wanneer de mandataris een aan hem gemandateerde
bevoegdheid op zijn beurt mandateert aan een ander. Dit mag alleen met toestemming van de
mandaatgever (art. 10:9 Awb).
Hoofdstuk 3. De gemeente en de Gemeentewet
3.2 De Gemeentewet
De grondwet en de gemeentewet zijn bepalend voor de inrichting, samenstelling en bevoegdheden
van de gemeente. Beide wetten hebben betrekking op de organisatie van de Nederlandse overheid
en behoren dus tot het staatsrecht. Net als de provinciewet en waterschapswet.
De gemeentewet kent 4 belangrijke onderwerpen:
1. De inrichting en samenstelling van het gemeente bestuur.
2. De bevoegdheden van het gemeentebestuur.
3. De financiën van de gemeente.
4. Het toezicht op het gemeentebestuur.
3