Taalbeschouwing
In enge zin: vorm van taal, met name grammaticale aspecten zoals zinsontleding en
woordbenoeming
In brede zin: taalverschijnselen als dialectgebruik, register, straattaal en sms- taal/chattaal
3 taalfuncties
1. Taalexpressie
2. Communicatie
3. Conceptualisering
3 kerndoelen taalbeschouwing
10. strategieën herkennen, verwoorden, gebruiken in mondelinge en schriftelijke taal.
11. taalkundige principes en regels leren:
- (ond, wwg en delen van het gezegde)
- spellingsregels
12. adequate woordenschat verwerven en strategieën voor het begrijpen van onbekende woorden.
3 kanten van taalbeschouwing
1. Formele taalbeschouwing = ontleding, formulering, tekstopbouw (rijm, spiegelschrift)
2. Semantische taalbeschouwing = (woordspelletjes, trefwoorden)
3. Pragmatische taalbeschouwing = taalcultuur, tekstsoorten, media-taalgebruik
Hoe kijk jij naar taal?
Taalgevoel: Wat vind je mooi/lelijk?
Taalwerkelijkheid: Wat doen mensen anders in taal dan zou moeten?
Taalnorm: Wat is goed/fout? Wie bepaalt de norm?
Sociolecten
Jongerentaal
Straattaal
Jargon/vaktaal
Bargoens
Verschillende taalniveaus
1. Fonologisch niveau: uitspraak
2. Morfologisch niveau: opbouw van woorden
3. Syntactisch niveau: volgorde van woorden
4. Semantisch niveau: betekenis
5. Pragmatisch niveau: gebruik
6. Orthografisch niveau: spelling
Fonologie
De fonologie is de klankleer
Er wordt gelet op uitspraak, intonatie en het woordaccent
Een foneem is een klank die de betekenisverschil tussen woorden veroorzaakt
Alliteratie = als de klemtoon beginklanken van lettergrepen hetzelfde zijn vb. de Briesende
Bruid.
, Morfologie
Morfologie is een onderdeel van de taalkunde waarin men onderzoekt hoe woorden zijn
opgebouwd uit betekeniselementen en op welke manier een taalgebruiker nieuwe woorden
vormt.
Een morfeem is het kleinste betekenis dragende element van een taal.
Vrij morfeem: morfemen die als los woord kunnen voorkomen en die niet verder zijn op te
splitsen in betekenis dragende delen. Vb. huis, meel, paard etc.
Gebonden morfeem: morfemen die je niet als woord kunt gebruiken, maar die altijd
gekoppeld zijn aan een ander woord. Vb. -ig, -lijk
4 morfologische principes
1. Samenstelling = als 2 losse woorden samengevoegd tot 1 woord worden.
Vb. fiets + bel = fietsbel of dorp + huis = dorpshuis (overgangsklank)
Laatste deel is bepalend voor de betekenis
2. Afleiding = een woord waarvan niet alle delen als zelfstandig woord kunnen voorkomen.
Er wordt een gebonden morfeem toegevoegd aan een woord, er ontstaat een nieuw woord.
Vb. nat + tig = nattig
3. Verbuiging = sprake van het samenvoegen van een vrij morfeem en een gebonden morfeem,
maar er ontstaat niet een geheel nieuw woord.
Vb. meervoud, verkleinwoordje, vergelijking, buigings-s, buigings-e
4. Vervoeging = voor de verbuiging van werkwoorden. Dat kan door -t, -en, -te, -ten, -de of -den
aan de grondvorm van een werkwoord toe te voegen (spellingdidactiek)
Syntaxis
Je kunt een zin isoleren en de relaties tussen de woorden beschrijven.
Grammaticale of syntactische regels zijn regels voor het combineren van woorden.
Je kunt bij syntactische niveau letten op: woorden, woordgroepen, zinsdelen of zinstypen.
Indeling in woordsoorten
De vorm van het woord
De betekenis van het woord
De combinatie mogelijkheden met andere woorden
10 woordsoorten
1. Zelfstandig naamwoord – waarheid
2. Bijvoegelijk naamwoord – aardige
3. Telwoord – duizend , enkele, laatste
4. Werkwoord – hebben, zijn, integreren
5. Lidwoord – de, het, een
6. Voornaamwoord – hij, zijn, men, die, dat, wie
7. Bijwoord – bijna
8. Voegwoord – en, omdat
9. Voorzetsels – op, tussen, naast
10. Tussenwerpsels – ach
Functies van zinsdelen