Groepsdynamica
Tentamenstof: H1, H3 t/m 3.15, H4 t/m 4.8, H5 t/m 5.15, H7, H8 t/m 8.9, H10
t/m 10.4, H11 t/m 11.9, H13 en H14 t/m 14.7
H1 Groepsdynamica tussen psychologie en sociologie
Groepsdynamica – het gedrag van mensen in kleine groepen (tot 20 personen)
Ieder mens wordt sterk sociaal bepaald door de groepen waartoe hij vroeger
behoord heeft (gezin, opvoedingssituatie) en op dit moment deel van uitmaakt.
Groepen vormen een verbindende schakel tussen individu en maatschappij, maar
ook tussen psychologie en sociologie
Belangrijkste tegenstelling bij individuen:
- Emotionaliteit – gevoel
- Rationaliteit – verstand
Belangrijkste tegenstelling bij groepen:
- Primaire groepen – groepen die onze sociaal-emotionele behoeften bevredigen
(gezin en vriendengroepen) = informeel
- Secundaire groepen – groepen die vooral tegemoetkomen aan onze belangen en
onze rationele behoeften (taakgroepen en werkgroepen) = formeel
H3 t/m 3.15 Definitie van de groep en soorten groepen
Groepsaspecten van een groep zijn:
Motivatie en het tegemoetkomen aan belangen en behoeften staan centraal
Het hebben van een doelstelling: bereiken van je doel levert positieve ervaring op
Structuur zoals rollen, normen, statusaspecten e.d.
Wederzijdse betrokkenheid door interdependentie (= onderlinge samenhang)
Wederzijdse betrokkenheid door interactie (is een vorm van interdependentie)
Er bestaan 5 groepstypen:
1. Primaire en secundaire groepen
2. Formele en informele groepen
3. Sociogroup en psychegroup
- Sociogroup = de zakelijke relaties overheersen, alleen nominaal
- Psychegroup = affectieve verbindingen overheersen
4. Lidmaatschapsgroep en referentiegroep
- Lidmaatschapsgroep = groep waartoe je formeel behoort, alleen nominaal: je bent
lid van een groep door simpelweg je naam op te schrijven en fysiek aanwezig te zijn
(bijv. in de les/vergadering) > geen psychologische participatie
- Referentiegroepen = groep waarin het individu echt als persoon participeert
5. Ingroup en outgroup
- Ingroup (‘wij’-groep) = omvat onszelf en iedereen die we verder met ‘wij’ willen
aanduiden (bijv. het gezin)
- Outgroup (‘zij’-groep) = bestaat uit iedereen die we van dit ‘wij’ willen uitsluiten
(bijv. iedereen buiten je eigen gezin).
, Hierin lopen 2 rode draden
Thema lidmaatschap: belangen en/of behoeften, waarom word je lid, wat definieert
jouw betrokkenheid (lidmaatschapsgroep, referentiegroep, ingroup en outgroup)
Thema taak vs. Proces: verhouding taak/sociaal-emotionele betrokkenheid
(primaire, secundaire, formele, informele, socio- en psychegroep)
Taak Proces (sociaal-emotioneel)
Belangrijk wat je bent Belangrijk wie je bent
Belangen overheersen Behoeften overheersen
Geen sprake van psychologische participatie Sprake van psychologische participatie
Secundaire groepen Primaire groepen
Formele groepen Informele groepen
Sociogroup = de zakelijke relaties Psychegroup = affectieve verbindingen
overheersen, alleen nominaal overheersen
De verschillende groepsaspecten van Shaw: motivatie, doelstelling, structuur,
interdependentie en interactie.
Displaced agression – de agressie binnen een groep wordt verschoven naar een mikpunt
buiten de groep
Scapegoating – zondebokvorming
H4 t/m 4.8 Niveaus in groepen
Vijf niveaus in groepen:
1. Inhoudsniveau (wat doen we?): TAAK
De taken die door het team worden gedaan
2. Procedureniveau (hoe doen we het?): TAAK
Plan van aanpak, protocollen, vergaderingen, verslaglegging
3. Interactieniveau (wat gebeurt er tussen groepsleden?): PROCES
Communicatie, feedback, klimaat
4. Bestaansniveau (binnen: individuele proces?): PROCES
Persoonlijk welbevinden en ontwikkeling
5. Contextniveau (invloeden van buiten)
Ouders, teamleider, therapeuten, receptionisten, schoonmakers etc.